Nemo tenetur in belastingzaken
Paperback Nederlands 2017 1e druk 9789013125818Samenvatting
Waar houdt bij belastingzaken een meewerkplicht op en begint het recht op zwijgen of niet meewerken aan de eigen veroordeling? Deze uitgave geeft een overzicht van de actuele stand van zaken in de Europese en Nederlandse jurisprudentie over het recht tegen gedwongen zelfbelasting in het fiscaal bestuurs- en strafrecht.
Het nemo tenetur-beginsel (het recht tegen gedwongen zelfbelasting bij belastingzaken) is een controversieel en ingewikkeld onderwerp. Wat weegt zwaarder: het publieke belang van een adequate belastingheffing of het verdedigingsbelang van een verdachte? Waar ligt de grens tussen spreken of zwijgen?
De rechtspraktijk heeft moeite met het beantwoorden van deze vraag, mede doordat de Europese en nationale opvattingen uiteenlopen. Nemo tenetur in belastingzaken schept meer duidelijkheid door bestaande literatuur en jurisprudentie te analyseren en samen te voegen. U leest welke aspecten inmiddels duidelijk zijn en welke (nog) niet. Dit geeft voor het eerst een verdiepend en uitgebreid overzicht van de huidige stand van zaken in de Europese en Nederlandse jurisprudentie over het recht tegen gedwongen zelfbelasting in (punitieve) belastingzaken. Bovendien neemt de uitgave een voorschot op de toekomstige betekenis van dit recht.
Interessante materie voor belastingadviseurs, accountants, advocaten, notarissen, belasting- en Fiod-ambtenaren en de rechtspraak.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen / XXV
Hoofdstuk 1
Inleiding / 1
1.1 Inleiding / 1
1.2 Plan van behandeling / 1
1.3 Historische context nemo tenetur / 2
1.4 Hedendaagse erkenning / 3
1.5 Grondslagen / 6
1.5.1 Algemeen / 6
1.5.2 Systematische grondslagen / 6
1.5.3 Persoonlijke grondslagen / 7
1.6 Controverses / 8
1.7 Doorwerking in de Nederlandse rechtsorde / 9
1.7.1 (Commuun) strafrecht / 9
1.7.1.1 Verklaringsvrijheid / 9
1.7.1.2 Bericht uit Straatsburg / 10
1.7.2 Bestuursstrafrecht / 11
1.7.3 Versmalling naar het belastingrecht / 12
1.8 Samenloopproblematiek / 13
1.8.1 Medewerking onder sanctiedreiging / 13
1.8.2 Krachtmeting zonder eenduidige uitkomst / 15
1.8.3 T wee dimensies / 15
1.8.4 Vragen betreffende de aard en omvang van nemo tenetur-bescherming / 17
1.9 Deze studie / 17
1.9.1 Motief en doel / 17
1.9.2 Onderzoeksvraag / 18
1.9.3 Nadere afbakening van het onderwerp / 18
1.9.4 Onderzoeksmethode / 19
1.10 Plan van behandeling / 20
Deel I Straatsburg
Hoofdstuk 2
EVRM-corpus / 23
2.1 Opzet van dit deel / 23
2.2 Plan van behandeling van dit hoofdstuk / 24
2.3 EVRM / 24
2.3.1 Historie en ontwikkeling / 24
2.3.2 Enkele rechten en vrijheden / 25
2.3.3 De gebondenheid van verdragsstaten aan het Verdrag / 25
2.3.3.1 Algemeen / 25
2.3.3.2 De realisatie van verdragsrechten in de nationale rechtsorde / 26
2.4 EHRM / 27
2.4.1 Functie; rechtsherstel in individuele gevallen / 27
2.4.2 Organisatie / 27
2.4.3 Klachtrecht / 28
2.4.4 Procedure / 29
2.4.4.1 Inleiding / 29
2.4.4.2 Ontvankelijkheid / 29
2.4.4.3 Inhoudelijke beoordeling / 30
2.4.4.4 Uitspraken / 30
2.5 De uitleg en toepassing van verdragsvoorschriften door het EHRM / 31
2.5.1 Algemeen / 31
2.5.2 Interpretatie / 32
2.5.2.1 Algemeen / 32
2.5.2.2 Enkele typische interpretatiemethoden / 32
2.5.2.2.1 Inleiding; teleologische benadering / 32
2.5.2.2.2 Het effectiviteitsbeginsel / 33
2.5.2.2.3 Autonome uitleg / 33
2.5.2.2.4 Evolutieve uitleg / 33
2.5.3 De toetsing van een klacht over schending van het EVRM / 34
2.5.3.1 Concrete toetsing / 34
2.5.3.2 De zaakoverstijgende waarde van uitspraken / 35
2.5.3.3 Enkele typische karakteristieken van de toetsing aan verdragsrechten / 37
2.5.3.3.1 Inleiding / 37
2.5.3.3.2 Beoordelingsruimte (‘margin of appreciation’) / 37
2.5.3.3.3 Globale toetsing / 40
2.5.3.3.4 Praktische en effectieve rechten / 41
2.6 Samenvatting en conclusies / 41
Hoofdstuk 3
Het recht op een behoorlijk strafproces / 43
3.1 Inleiding / 43
3.2 Plan van behandeling / 45
3.3 Het toepassingsbereik van art. 6 EVRM / 45
3.3.1 ‘Criminal charge’ / 45
3.3.2 Autonoom begrip / 45
3.3.2.1 Inleiding / 45
3.3.2.2 ‘Criminal’-begrip / 46
3.3.2.3 ‘Charge’-begrip / 48
3.3.3 Belastingzaken / 49
3.3.3.1 Geen afwijkende uitleg / 49
3.3.3.2 Samenhang met de boeteprocedure / 49
3.3.3.2.1 Inleiding / 49
3.3.3.2.2 Opwaartse nivellering / 50
3.3.3.2.3 Neerwaartse nivellering / 50
3.3.3.2.4 Differentiatie beschermingsniveau art. 6 EVRM / 50
3.3.4 Vooronderzoek / 51
3.3.4.1 De betekenis van art. 6 EVRM voor het strafgeding / 51
3.3.4.2 De wijze waarop art. 6 EVRM op het vooronderzoek moet worden toegepast / 53
3.3.4.3 Geen veroordeling in de nationale strafprocedure / 53
3.4 Essentiële kenmerken van een behoorlijk strafproces / 54
3.4.1 Inleiding / 54
3.4.2 Adversair proces / 54
3.4.3 Gelijke middelen / 55
3.5 Beperkingen tijdens de strafprocedure / 55
3.5.1 Relatief karakter / 55
3.5.2 Criteria voor de toelaatbaarheid van een beperking van art. 6 EVRM / 56
3.5.2.1 Inleiding / 56
3.5.2.2 Legitiem doel en proportionaliteit / 56
3.5.2.3 Overeenstemming met het nationale recht niet noodzakelijk / 57
3.6 De toelaatbaarheid van bewijs in strafzaken; beperkte toetsing / 58
3.7 Samenvatting en conclusies / 60
Hoofdstuk 4
Nemo tenetur-rechtspraak EHRM / 63
4.1 Inleiding / 63
4.2 Casuïstiek / 64
4.2.1 Funke t. Frankrijk (1993) / 64
4.2.2 John Murray t. Verenigd Koninkrijk (1996) / 65
4.2.3 Saunders t. Verenigd Koninkrijk (1996) / 66
4.2.4 Serves t. Frankrijk (1997) / 67
4.2.5 Heaney en McGuinness t. Verenigd Koninkrijk (2000) / 68
4.2.6 Quinn t. Ierland (2000) / 68
4.2.7 J.B. t. Zwitserland (2001) / 69
4.2.8 Allen t. Verenigd Koninkrijk (2002) / 70
4.2.9 Allan t. Verenigd Koninkrijk (2002) / 70
4.2.10 Weh t. Oostenrijk (2004) / 71
4.2.11 Shannon t. Verenigd Koninkrijk (2005) / 71
4.2.12 Jalloh t. Duitsland (2006) / 72
4.2.13 O’Halloran en Francis t. Verenigd Koninkrijk (2007) / 72
4.2.14 Chambaz t. Zwitserland (2012) / 73
4.2.15 Van Weerelt t. Nederland (2015) / 74
4.3 Eerste verkenning / 74
Hoofdstuk 5
Grondslagen van het recht tegen gedwongen zelfbelasting / 77
5.1 Inleiding / 77
5.2 Plan van behandeling / 78
5.3 Betrouwbaarheid verklaringen en ander bewijs / 78
5.3.1 Algemeen / 78
5.3.2 Dwang tast betrouwbaarheid bewijs aan / 79
5.3.2.1 Algemeen / 79
5.3.2.2 Betrouwbaarheid wordt niet alleen bepaald door dwang / 80
5.3.3 Verklaringen en ander bewijs; wilsproblematiek / 81
5.3.3.1 Betrouwbaarheid betreft enkel wilsafhankelijk bewijs; Saunders-criterium / 81
5.3.3.2 Wils(on)afhankelijkheid materiaal / 82
5.3.3.2.1 Inleiding / 82
5.3.3.2.2 Verschillende uitleg Saunders-criterium / 82
5.3.3.2.3 Bestaand materiaal: betrouwbaarheid als grondslag is niet in het geding / 84
5.4 Menselijke waardigheid en procesautonomie / 85
5.4.1 Inleiding / 85
5.4.2 Integriteit van het onderzoek / 85
5.4.3 Menselijke waardigheid en autonomie is als grondslag weinig concreet / 86
5.4.4 Verhouding met de betrouwbaarheid van het bewijs / 87
5.5 Geïnformeerde keuzevrijheid / 88
5.5.1 Algemeen / 88
5.5.2 Keuzevrijheid als derde grondslag? Twijfelpunten / 88
5.5.3 Verklaringen afgelegd zonder dwang / 89
5.5.3.1 Spontaan verklaren raakt niet aan nemo tenetur / 89
5.5.3.2 Onderscheid spontaan en gedwongen verklaren is casusspecifiek / 90
5.6 Mogelijke andere grondslagen in de toekomst / 90
5.7 Samenvatting en conclusies / 91
Hoofdstuk 6
Toepassingsbereik zwijgrecht / 93
6.1 Inleiding / 93
6.2 Plan van behandeling / 95
6.3 Dwang als toepasselijkheidscriterium / 95
6.3.1 Inleiding / 95
6.3.2 Juridische sanctiedreiging / 97
6.3.3 Andere vormen van dwang / 98
6.4 Zelfbelasting als tweede toepasselijkheidscriterium / 100
6.4.1 Inleiding / 100
6.4.2 Verklaringen / 100
6.4.3 Potentiële zelfbelasting / 101
6.4.3.1 Algemeen / 101
6.4.3.2 Doel en strekking ruime notie van zelfbelasting / 103
6.4.4 Beperkingen / 103
6.4.4.1 Inleiding / 103
6.4.4.2 Beperkte antwoordplicht / 104
6.4.4.3 Onjuiste informatie die een criminal charge tot gevolg heeft / 105
6.5 Strafcontext als derde toepasselijkheidscriterium / 106
6.5.1 Inleiding / 106
6.5.2 T wee typen zaken / 107
6.5.3 ‘Criminal charge’: dilemma zou bepalend moeten zijn / 108
6.5.4 Extensieve uitleg strafcontext in Chambaz? / 109
6.5.5 Doel gevorderde medewerking / 110
6.5.5.1 Algemeen; belastende informatie in strafprocedures / 110
6.5.5.2 Mogelijk belastend gebruik / 111
6.5.5.2.1 Inleiding; niet doel maar mogelijkheid gebruik beslissend criterium / 111
6.5.5.2.2 T oezicht en vervolging in een hand; J.B. / 111
6.5.5.2.3 Gescheiden toezicht en vervolging; Shannon / 112
6.6 Samenvatting en conclusies / 114
Hoofdstuk 7
Toepassingsbereik niet-meewerkrecht / 117
7.1 Inleiding / 117
7.2 Plan van behandeling / 119
7.3 Onderscheid Saunders-materiaal en ‘real evidence’ / 119
7.3.1 Inleiding; vragen opgeroepen door Saunders / 119
7.3.2 T egenstelling Funke, Saunders en J.B.? / 120
7.3.2.1 Algemeen / 120
7.3.2.2 Funke en J.B.: verkapte verklaringen / 121
7.3.3 ‘Real evidence’-begrip; Jalloh / 122
7.3.3.1 Algemeen / 122
7.3.3.2 ‘Real evidence’ betreft fysieke bewijsmiddelen / 123
7.3.3.3 Naast aard materiaal is verkrijgingswijze relevant criterium / 124
7.3.4 Betekenis verkrijgingswijze ‘real evidence’ / 124
7.3.4.1 Inleiding / 124
7.3.4.2 Funke en J.B.: ‘verklarende’ waarde of beschikbaarheid materiaal? / 125
7.3.4.3 Beschikbaarheid materiaal of mate van dwang tot zelfbelasting? Ruime lezing / 127
7.3.4.4 ‘Testimonial and communicative evidence’ in de Amerikaanse rechtspraak / 128
7.3.4.4.1 ‘Foregone conclusion’-doctrine / 128
7.3.4.4.2 Casuïstiek / 129
7.3.4.5 ‘Privilege’ versus ‘due process’ / 131
7.3.4.6 Gedwongen verkrijging van materiaal dat buiten de verdachte om beschikbaar is: nemo tenetur-bescherming? / 132
7.4 Aanvullende opmerkingen over de toepasselijkheidscriteria / 134
7.4.1 Inleiding / 134
7.4.2 Zelfbelasting en strafcontext / 135
7.4.3 Dwang als toepasselijkheidscriterium / 135
7.4.3.1 Inleiding / 135
7.4.3.2 Dwang heeft geen vat op duldplicht / 136
7.4.3.2.1 Dulden raakt niet aan nemo tenetur / 136
7.4.3.2.2 Belang en onderscheid actieve en passieve medewerking? / 137
7.4.3.3 Vereiste mate van dwang voor toepasselijkheid niet-meewerkrecht / 138
7.4.3.3.1 Ondergrens; (hoeveel) meer dan geringe dwang? / 138
7.4.3.3.2 Slotsom: toepassingsbereik niet-meewerkrecht is weinig duidelijk / 139
7.5 Vruchtenproblematiek / 139
7.6 Enkele bijzondere aspecten van documentair bewijs en gegevens / 141
7.6.1 Inleiding / 141
7.6.2 Documenten / 141
7.6.2.1 Status bestaande documenten: onduidelijk / 141
7.6.2.2 Verklaringen in documenten vervat / 143
7.6.3 Gegevens(verstrekking) / 145
7.6.3.1 Gegevens vastgelegd voor toezichtsdoeleinden / 145
7.6.3.2 Objectieve gegevens / 146
7.6.3.3 Verplichte gegevensverstrekking zonder voorafgaande vordering; meldplichten / 147
7.7 Samenvatting en conclusies / 147
Hoofdstuk 8
Bewijsverbod vanwege latente werking niet-meewerkrecht / 151
8.1 Inleiding / 151
8.2 Plan van behandeling / 153
8.3 Latente werking betreft verklaringen; ‘real evidence’? / 153
8.4 Enkele opmerkingen over de toepasselijkheidscriteria / 154
8.4.1 Dwang: niet als toepasselijkheidscriterium voor latente werking genoemd / 154
8.4.2 Zelfbelasting / 156
8.4.2.1 Gebruik van onder dwang verkregen verklaringen in strijd met het verbod / 156
8.4.2.2 Latente werking strekt zich niet uit tot startinformatie / 158
8.4.3 Latere strafcontext doet de latente werking aan het licht treden; bewijsverbod / 159
8.5 Onjuiste informatieverstrekking die op zichzelf een criminal charge tot gevolg heeft / 160
8.6 Samenvatting en conclusies / 161
Hoofdstuk 9
Ontoelaatbare dwang / 163
9.1 T oetsingskader voor schending / 163
9.2 Plan van behandeling / 165
9.3 Ontoelaatbare dwang (‘improper compulsion’) / 165
9.3.1 Wezenlijke aantasting nemo tenetur / 165
9.3.2 Onderscheid verklaringen en fysiek bewijs? / 166
9.4 Medewerking onder (juridische) sanctiedreiging / 167
9.4.1 Inleiding; plan van aanpak / 167
9.4.2 Sancties / 167
9.4.2.1 (On)geoorloofde mate van dwang door bedreiging geldboetes en gevangenisstraf / 167
9.4.2.2 Geoorloofde mate van dwang door processuele sancties: onduidelijk / 169
9.4.3 Het bestaan van een (wettelijke) meewerkplicht / 170
9.4.3.1 Geoorloofde mate van zelfbelasting: onduidelijk / 170
9.4.3.2 Potentiële zelfbelasting of gevorderde medewerking? / 171
9.5 Aantasting fysieke en psychische integriteit / 171
9.5.1 Inleiding / 171
9.5.2 Schending folterverbod in art. 3 EVRM heeft per definitie onbehoorlijk strafproces tot gevolg / 172
9.5.3 Schending art. 8 EVRM; geen absoluut karakter / 173
9.6 De persoon van de verdachte / 173
9.6.1 Dwang wordt subjectief ervaren / 173
9.6.2 Objectieve en subjectieve factoren / 174
9.7 Beïnvloeding van (de mate van) dwang tot zelfbelasting / 175
9.7.1 Inleiding / 175
9.7.2 Beïnvloeding door de verdachte / 175
9.7.2.1 Bewijs dat de verdachte heeft verborgen of verhuld / 175
9.7.2.2 Medewerking verdachte van afnemend belang / 176
9.7.3 Beïnvloeding door de autoriteiten / 177
9.7.4 Beïnvloeding speelt geen zichtbare rol van betekenis in Straatsburg / 178
9.8 Samenvatting en conclusies / 178
Hoofdstuk 10
Procedurele waarborgen / 181
10.1 Inleiding / 181
10.2 Plan van behandeling / 181
10.3 Compensatie door middel van procedurele waarborgen / 181
10.3.1 Algemeen / 181
10.3.2 T wee denklijnen / 182
10.3.3 Gevolgen dwang worden gematigd door procedurele waarborgen / 183
10.4 Enkele typische waarborgen / 184
10.4.1 Inleiding / 184
10.4.2 Bewijsgaring / 185
10.4.2.1 Bijstand advocaat / 185
10.4.2.1.1 Betekenis rechtsbijstand / 185
10.4.2.1.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen / 186
10.4.2.1.3 Consultatie vooraf of aanwezigheid bij verhoor? / 187
10.4.2.1.4 Compenserende werking van bijstand advocaat / 189
10.4.2.2 Cautieplicht / 190
10.4.2.2.1 Algemeen / 190
10.4.2.2.2 Relatie met het recht op rechtsbijstand / 192
10.4.3 Waarborgen betreffende het strafgeding zelf; bewijsgebruik / 192
10.4.3.1 Rechterlijk toezicht; adversair strafgeding / 192
10.4.3.2 Bewijsuitsluiting / 194
10.4.3.2.1 Accent verschuift van weigeringsgrond voor medewerking naar bewijsuitsluiting / 194
10.4.3.2.2 Sporen van bewijsuitsluiting in Straatsburgse nemo tenetur-rechtspraak / 194
10.4.3.2.3 Uitsluiten van elk belastend gebruik voor de criminal charge? / 196
10.4.3.2.4 T wijfelpunten; vormt bewijsuitsluiting compensatie voor een aantasting? / 197
10.4.3.2.5 Vereisten waaraan een bewijsuitsluitingsregel moet voldoen / 199
10.4.3.2.6 Niet-gebruik door vervolgende autoriteiten / 201
10.4.3.2.7 Geheimhoudingsplicht als alternatief / 201
10.5 Samenvatting en conclusies / 202
Hoofdstuk 11
Belastend gebruik afgedwongen medewerking / 205
11.1 Inleiding / 205
11.2 Plan van behandeling / 206
11.3 Het gebruik van de afgedwongen medewerking als toetsingsfactor voor schending / 206
11.3.1 Algemeen / 206
11.3.2 Medewerking aan de bewijsgaring verleend / 207
11.3.2.1 Inleiding / 207
11.3.2.2 Belastend gebruik afgedwongen medewerking onderdeel van globale toetsing / 208
11.3.2.3 Schending art. 3 en 8 EVRM / 208
11.3.3 Medewerking aan bewijsgaring geweigerd / 209
11.3.3.1 Algemeen / 209
11.3.3.2 Weigeren medewerking is niet altijd gunstig voor de verdachte / 210
11.4 Enkele nadere opmerkingen over bewijs / 211
11.4.1 Bewijsvermoedens niet in strijd met EVRM / 211
11.4.2 Noopt onbehoorlijk overheidsoptreden tot bewijsuitsluiting op grond van art. 6 EVRM? / 212
11.5 Samenvatting en conclusies / 214
Hoofdstuk 12
Het publieke belang van de opsporing en bestraffing van overtredingen / 215
12.1 Inleiding / 215
12.2 Plan van behandeling / 216
12.3 Ontwikkeling van het publieke belang in nemo tenetur rechtspraak / 216
12.4 Bijzonder regime in verkeerszaken / 218
12.4.1 Inleiding / 218
12.4.2 Nieuw criterium? / 218
12.5 Lichter regime in fiscale boetezaken(?) / 220
12.5.1 Inleiding / 220
12.5.2 Intermezzo: differentiatie rechtsbescherming / 221
12.6 Samenvatting en conclusies / 223
Deel II Nationaal
Hoofdstuk 13
Informatieverstrekking ten dienste van de belastingheffing / 227
13.1 Inleiding / 227
13.2 Opzet van dit deel / 228
13.3 Plan van behandeling van dit hoofdstuk / 229
13.4 Handhavingsregie en -middelen in belastingzaken / 229
13.5 Fiscaal toezicht op naleving / 230
13.6 Verticaal toezicht / 232
13.6.1 Korte karakterisering / 232
13.6.2 Informatieverplichtingen komen bij de verplichting tot het doen van belastingaangifte / 232
13.6.3 Inlichtingen- en inzageplicht / 235
13.6.3.1 Inleiding / 235
13.6.3.2 De verstrekking van inlichtingen en gegevens / 235
13.6.3.3 Het voor raadpleging ter inzage geven van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers / 237
13.6.4 T oegangverlening / 239
13.6.5 Administratie- en bewaarplicht / 240
13.6.6 Identificatieplichten / 242
13.6.7 Derdenonderzoek / 242
13.6.7.1 Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing van derden / 242
13.6.7.2 Beperkte(re) meewerkplicht ‘klassieke’ geheimhouders / 244
13.6.8 Informatieverstrekking in bezwaar en beroep / 245
13.7 Meldplichten betreffende onjuistheden in de aangifte of verstrekte informatie / 246
13.7.1 Inleiding / 246
13.7.2 Correctiebericht loonbelasting / 246
13.7.3 Mededelingsplicht / 247
13.8 Horizontaal toezicht / 248
13.8.1 Korte karakterisering / 248
13.8.2 Samenloop met verticaal toezicht / 248
13.9 Samenvatting en conclusies / 249
Hoofdstuk 14
Sanctiedreiging en -oplegging en medewerking aan het sanctieonderzoek in belastingzaken / 251
14.1 Inleiding / 251
14.2 Plan van behandeling / 252
14.3 Sanctiedreiging in belastingzaken / 252
14.3.1 Inleiding / 252
14.3.2 Bestuurlijke sancties / 253
14.3.2.1 Omkering en verzwaring bewijslast / 253
14.3.2.1.1 Algemeen / 253
14.3.2.1.2 Informatiebeschikking / 253
14.3.2.1.3 Omkering en verzwaring / 254
14.3.2.1.4 Relatie met de boeteoplegging / 256
14.3.2.2 Bestuurlijke boetes / 257
14.3.2.2.1 Algemeen / 257
14.3.2.2.2 Beboetbare overtredingen AWR / 257
14.3.3 Strafrechtelijke sancties / 259
14.3.3.1 Algemeen / 259
14.3.3.2 Bijzondere strafbepalingen AWR; schulddelicten / 260
14.3.3.3 Bijzondere strafbepalingen AWR; opzetdelicten / 260
14.4 Medewerking aan het fiscaal boeteonderzoek / 261
14.4.1 Inleiding / 261
14.4.2 Korte schets fiscale boeteprocedure / 261
14.4.2.1 Algemeen / 261
14.4.2.2 Onderzoek / 261
14.4.2.3 Voorbereiding van de boetebeschikking / 262
14.4.2.4 Boeteoplegging en rechtsmiddelen tegen de boetebeschikking / 263
14.4.2.5 Einde boeteprocedure; onherroepelijk worden boetebeschikking / 263
14.4.3 Gedwongen medewerking boeteling / 264
14.4.3.1 Algemeen / 264
14.4.3.2 Wettelijke grondslag boeteonderzoek is niet duidelijk / 264
14.4.3.3 Parallelle toepassing art. 47 e.v. is meest waarschijnlijk / 265
14.4.3.4 Sanctiedreiging / 266
14.5 Medewerking aan het fiscaal opsporingsonderzoek / 266
14.5.1 Inleiding / 266
14.5.2 Korte schets fiscale opsporing / 267
14.5.2.1 Algemeen / 267
14.5.2.2 Aanmelding vermoedens van een strafbaar feit / 268
14.5.2.3 Afstemmingsoverleg / 269
14.5.2.4 Opsporingsonderzoek / 269
14.5.2.5 Vervolgen in belastingzaken / 269
14.5.2.5.1 Afdoeningsmodaliteiten OM / 269
14.5.2.5.2 Uitvaardigen strafbeschikking door Bestuur van ‘s Rijksbelastingen / 270
14.5.3 Gedwongen medewerking in de fiscaal-strafvorderlijke sfeer / 271
14.5.3.1 Inleiding / 271
14.5.3.2 Commune dwangmiddelen in Sv / 271
14.5.3.3 Bijzondere dwangmiddelen in AWR / 272
14.5.3.4 Strafbaarstelling opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering ambtenaar / 273
14.6 Samenloop van heffings- en sanctiesfeer / 274
14.6.1 Inleiding / 274
14.6.2 Beginpunt; vermoeden beboetbare of strafbare gedraging / 275
14.6.3 Opvolging; sfeerovergang en -cumulatie / 275
14.6.4 Samenloop toezichts- en boeteonderzoek / 275
14.6.4.1 Procedureel onderscheid heffing en beboeting / 275
14.6.4.2 Procedureel onderscheid is niet goed kenbaar voor boeteling / 276
14.6.5 Samenloop toezichts- en opsporingsonderzoek / 277
14.6.5.1 Inleiding / 277
14.6.5.2 Uitoefening toezichtsbevoegdheden voor strafvorderlijke doeleinden / 278
14.6.5.3 Uitoefening strafvorderlijke bevoegdheden voor toezichtsdoeleinden / 279
14.7 Samenvatting en conclusies / 280
Hoofdstuk 15
De strafaanklacht in Nederlandse punitieve belastingzaken / 283
15.1 Inleiding / 283
15.2 Plan van behandeling / 284
15.3 Het ‘criminal’-begrip in Nederlandse punitieve belastingzaken / 284
15.3.1 Strafkarakter – ‘criminal’; punitief – sanctie is voorwaarde voor ‘criminal charge’ / 284
15.3.1.1 Procedure waarin punitieve sanctie wordt vastgesteld / 284
15.3.1.2 Punitieve en herstelsancties / 285
15.3.2 Boete- en strafoplegging / 285
15.3.3 Omkering en verzwaring bewijslast / 286
15.3.3.1 Belastingkamer HR: omkering is administratief dwangmiddel betreffende aangifte / 286
15.3.3.2 T wijfel over niet-bestraffend karakter omkering / 287
15.3.3.3 Belang ‘criminal’ karakter omkering? / 288
15.3.3.4 T oepasselijkheid art. 6 EVRM op de belastingheffing / 288
15.4 Het ‘charge’-begrip in Nederlandse punitieve belastingzaken / 289
15.4.1 Aanvangsmoment criminal charge / 289
15.4.2 De redelijke verwachting omtrent bestraffing; jurisprudentieel criterium / 290
15.4.2.1 Strafrechtelijke oorsprong / 290
15.4.2.2 Navolging in fiscale boetezaken / 291
15.4.2.3 Verhouding verwachtingscriterium met het beïnvloedingscriterium / 293
15.4.2.3.1 Inleiding / 293
15.4.2.3.2 Subjectivering van de verwachting omtrent bestraffing / 293
15.4.2.3.3 Handeling van de autoriteiten / 298
15.4.3 Het eerste verhoor; wettelijk criterium in (fiscale) boetezaken / 299
15.4.3.1 Inleiding / 299
15.4.3.2 Voorontwerp Awb / 300
15.4.3.3 Huidige formulering / 301
15.4.3.4 Verhoorsituaties / 302
15.4.3.4.1 Algemeen; vragen in voorbereiding op boetebesluit / 302
15.4.3.4.2 Formeel en feitelijk verhoor / 302
15.4.3.5 Formalisering verhoorbegrip in fiscale uitvoeringssfeer? / 304
15.4.3.6 Aanvullende werking verwachtingscriterium in fiscale boetezaken / 305
15.4.3.7 Uitstelproblematiek / 305
15.4.3.8 Het verhoor als gefixeerde handeling / 307
15.4.4 Het redelijk vermoeden van schuld in (fiscale) strafzaken (art. 27 Sv) / 308
15.4.4.1 Algemeen / 308
15.4.4.2 Verhouding met de ‘person charged’ / 309
15.5 De ‘person charged’ in Nederlandse punitieve belastingzaken / 309
15.5.1 Natuurlijke personen en lichamen; vertegenwoordiging / 309
15.5.2 Overheidsinstanties ex art. 55 AWR / 310
15.6 Samenvatting en conclusies / 311
Hoofdstuk 16
Geen doorwerking nemo tenetur in de heffingssfeer / 313
16.1 Inleiding / 313
16.2 Plan van behandeling / 315
16.3 Doel fiscale aangifteplicht en bijkomende (informatie)verplichtingen / 315
16.4 Procedurele scheiding heffing en sanctieoplegging / 316
16.4.1 Inleiding / 316
16.4.2 Rechtspraak belastingkamer en civiele kamer HR / 316
16.4.3 Procedurele scheiding contrasteert met rechtspraak EHRM / 324
16.4.3.1 Inleiding / 324
16.4.3.2 ‘Substantive’ benadering EHRM; ruime notie van zelfbelasting / 324
16.4.3.3 Doelbinding bevoegdheden; détournement de pouvoir / 327
16.5 Weigeringsgrond voor medewerking of bewijsuitsluitingsregel? / 329
16.6 Samenvatting en conclusies / 329
Hoofdstuk 17
Rechten en waarborgen tegen gedwongen zelfbelasting in de fiscale boetesfeer / 331
17.1 Inleiding / 331
17.2 Plan van behandeling / 331
17.3 Boeterechtelijk zwijgrecht en cautieplicht / 332
17.3.1 Boeterechtelijk zwijgrecht / 332
17.3.1.1 Inleiding / 332
17.3.1.2 Enkele opmerkingen over art. 47 e.v. AWR in relatie tot het verhoor in boetezaken / 333
17.3.1.2.1 ‘Verklaringen omtrent de overtreding’: ook gegevens ex art. 47, lid 1, onder a AWR? / 333
17.3.1.2.2 Verplichtend karakter vordering zonder wettelijke grondslag? / 333
17.3.1.2.3 Andere verplichtingen dan de inlichtingenplicht leveren geen verhoorsituatie op / 334
17.3.1.3 Verschillende werkingssfeer boeterechtelijk zwijgrecht en EVRM-zwijgrecht / 335
17.3.1.3.1 Zuivere boetevragen / 335
17.3.1.3.2 Beperking tot zuivere boetevragen contrasteert met ruime notie van zelfbelasting EHRM / 336
17.3.1.4 Enkele bijzonderheden betreffende het verhoor na boeteoplegging / 337
17.3.1.4.1 Inleiding / 337
17.3.1.4.2 Bezwaarfase / 337
17.3.1.4.3 Beroepsfase / 338
17.3.2 Cautieplicht / 339
17.3.2.1 Inleiding / 339
17.3.2.2 Schriftelijke vragen / 340
17.3.2.3 Relatie met de Straatsburgse rechtspraak over cautieplicht / 340
17.3.3 Schending boeterechtelijk zwijgrecht en/of cautieplicht; boetesfeer / 341
17.3.3.1 Inleiding / 341
17.3.3.2 Leidend criterium buiten belastingzaken: wezenlijke aantasting belangen / 341
17.3.3.3 Relatie met de toetsingsfactoren voor schending van het recht tegen gedwongen zelfbelasting / 342
17.4 Bewijsuitsluiting van verklaringen ex art. 47, lid 1, onder a AWR; heffingsbelang / 343
17.4.1 Inleiding / 343
17.4.2 Rechtspraak belastingkamer HR / 343
17.4.3 Houdbaarheid bewijsuitsluitingsregel voor verklaringen / 344
17.4.3.1 Bestaande opvattingen / 344
17.4.3.2 Toetsing bewijsuitsluitingsregel belastingkamer HR aan de rechtspraak EHRM / 346
17.4.3.2.1 Inleiding / 346
17.4.3.2.2 Toepassingsbereik bewijsuitsluitingsregel / 347
17.4.3.2.3 Kenbaarheid bewijsuitsluitingsregel / 348
17.4.3.2.4 Gebiedend karakter bewijsuitsluitingsregel / 349
17.4.3.3 Enkele aanvullende opmerkingen over bewijsuitsluiting / 350
17.4.3.3.1 Precieze grondslag bewijsuitsluitingsregel belastingkamer HR is onduidelijk / 350
17.4.3.3.2 Inwisselbaarheid zwijgen en bewijsuitsluiting / 351
17.5 Gebruik in fiscale boetezaken van verklaringen uit de strafvorderlijke sfeer / 352
17.5.1 Inleiding / 352
17.5.2 Eigen toetsingskader belastingkamer HR voor strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs; tenzij art. 6 EVRM noopt tot bewijsuitsluiting / 352
17.5.3 Voorlopige slotsom: EVRM-zwijgrecht komt in fiscale boetezaken voldoende tot gelding / 354
17.6 Bewijsuitsluiting van wilsafhankelijke bescheiden ex art. 47, lid 1, onder b AWR / 355
17.6.1 Inleiding / 355
17.6.2 Rechtspraak civiele kamer en belastingkamer HR over wilsafhankelijk materiaal / 355
17.6.2.1 Algemeen / 355
17.6.2.2 HR 21 maart 2008, nr. 34 050; impliciete erkenning niet-meewerkrecht? / 356
17.6.2.3 HR 16 november 2012, nr. 12/00967; bevestiging Saunders-criterium na Chambaz / 358
17.6.2.4 HR 12 juli 2013, nr. 12/01880; erkenning niet-meewerkrecht door civiele kamer / 358
17.6.2.5 HR 8 augustus 2014, nr. 13/00933; erkenning niet-meewerkrecht door belastingkamer / 359
17.6.2.6 HR 24 april 2015, nr. 14/02414; (niet-)bestaand fysiek materiaal / 360
17.6.2.6.1 Inleiding / 360
17.6.2.6.2 Welke rechter bepaalt welk bewijs wilsafhankelijk is (en onder de restrictie valt)? / 361
17.6.2.6.3 Staat moet bestaan en beschikbaarheid materiaal aannemelijk maken / 363
17.6.2.7 HR 29 mei 2015, nr. 14/00584; bevestiging HR 21 maart 2008, nr. 43 050 / 366
17.6.2.8 Voorlopige slotsom: niet-meewerkrecht komt in fiscale boetezaken (nog) niet voldoende tot gelding / 368
17.6.3 Mogelijke betekenis niet-meewerkrecht voor de inzageplicht / 368
17.6.3.1 Inleiding / 368
17.6.3.2 T oepasselijkheid niet-meewerkrecht in de ruime lezing / 369
17.6.3.3 Schending niet-meewerkrecht / 370
17.6.3.4 Afronding / 372
17.7 Betekenis nemo tenetur voor toegangverlening, administratie- en identificatieplicht / 372
17.7.1 Inleiding / 372
17.7.2 T oegangverlening gebouwen en gronden / 372
17.7.3 Administreren en bewaren van gegevens / 373
17.7.4 Identificeren / 374
17.8 Non-betekenis omkering bewijslast voor de samenloopproblematiek / 375
17.8.1 Inleiding / 375
17.8.2 Omkering werkt niet nadelig door in de boeteprocedure / 376
17.8.2.1 HR 27 juni 2001, nr. 35 889; aan weigering mag geen nadelig gevolg voor de boete worden verbonden / 376
17.8.2.2 HR 16 september 2005, nr. 38 156; elementen waarop onbruikbaarheid ziet / 377
17.8.2.3 HR 18 januari 2008, nr. 41 832; geheven belasting is boetegrondslag / 378
17.8.3 Redelijke schatting van de verschuldigde belasting impliceert geen ‘coercion or oppression’ / 379
17.9 Bewijsvermoedens en nemo tenetur / 380
17.9.1 Inleiding / 380
17.9.2 Onschuldpresumptie legt gebruik bewijsvermoedens aan banden / 380
17.9.3 Punitief gebruik bewijsvermoedens in het licht van het recht tegen gedwongen zelfbelasting / 382
17.10 Samenvatting en conclusies / 384
Hoofdstuk 18
Rechten en waarborgen tegen zelfbelasting in de fiscaal-strafvorderlijke sfeer / 387
18.1 Inleiding / 387
18.2 Plan van behandeling / 388
18.3 Strafrechtelijk zwijgrecht en cautieplicht / 388
18.3.1 Zwijgrecht / 388
18.3.1.1 Doel en strekking zwijgrecht / 388
18.3.1.2 Geen historisch verband met art. 6 EVRM / 388
18.3.1.3 Toepassingsbereik; verhoor-begrip / 389
18.3.1.3.1 Algemeen / 389
18.3.1.3.2 Strafrechtelijk verhoor wegens vermoed (fiscaal) delict / 390
18.3.1.4 Samenloop met wettelijke informatieplicht / 391
18.3.1.4.1 Informatieplicht wijkt voor strafrechtelijk zwijgrecht / 391
18.3.1.4.2 Heffingsvragen van FIOD-ambtenaren tijdens verhoor / 392
18.3.1.4.3 Boetevragen van FIOD-ambtenaren tijdens strafrechtelijk verhoor? / 393
18.3.1.5 Uitoefening fiscale toezichtsbevoegdheden voor strafvorderlijke doeleinden / 393
18.3.1.5.1 Inleiding / 393
18.3.1.5.2 Inlichtingenvordering uitsluitend voor strafvorderlijke doeleinden / 394
18.3.1.5.3 Inlichtingenvordering met een gemengd heffings- en strafvorderlijk belang / 395
18.3.1.6 Voortzetting (reëel) toezichtsonderzoek na verdenking; doorgifte verklaringen aan OM / 396
18.3.2 Cautieplicht / 397
18.3.3 Schending zwijgrecht en cautieplicht / 398
18.3.3.1 Zwijgrecht / 398
18.3.3.2 Cautieverzuim / 399
18.4 Recht op rechtsbijstand bij verhoor / 400
18.4.1 Algemeen / 400
18.4.2 Betekenis art. 6, lid 3, onderdeel c EVRM voor nemo tenetur / 400
18.4.3 Implementatie Richtlijn 2013/48/EU; FIOD-verhoor / 402
18.4.4 Schending recht op bijstand bij verhoor / 402
18.5 Betekenis nemo tenetur voor bijzondere dwangmiddelen AWR / 402
18.5.1 Inleiding / 402
18.5.2 Uitleveringsbevoegdheid ex art. 81 AWR / 403
18.5.2.1 Inleiding / 403
18.5.2.2 Bevel uitlevering aan de verdachte / 403
18.5.2.3 Bevel uitlevering aan de ‘person charged’ / 404
18.5.2.4 Mogelijke betekenis niet-meewerkrecht / 408
18.5.2.4.1 Bestaande opvattingen / 408
18.5.2.4.2 Gebruik wilsafhankelijk materiaal: ontoelaatbaar? / 409
18.5.2.4.3 Eigen opvatting: vordering uitlevering impliceert ontoelaatbare dwang; invloed procedurele waarborgen en publiek belang / 410
18.5.3 Binnentredingsbevoegdheid ex art. 83 AWR / 410
18.6 Samenvatting en conclusies / 411
Deel III Afronding
Hoofdstuk 19
Vooruitblik / 415
19.1 Inleiding / 415
19.2 Plan van behandeling / 416
19.3 Ontwikkelingen in de verhouding van het EHRM met de hoogste nationale gerechten / 416
19.3.1 Inleiding / 416
19.3.2 Recente discussie over positie EHRM / 416
19.3.3 Dialoog EHRM en (hoogste) nationale gerechten / 417
19.3.3.1 Pluralistische verhouding tussen het EHRM en de verdragsstaten / 417
19.3.3.2 ‘Advisory opinions’ / 418
19.4 Ontwikkelingen in de (repressieve) fiscale handhaving / 419
19.4.1 Inleiding / 419
19.4.2 Toenemende beschikbaarheid van informatie buiten de verdachte om / 419
19.4.2.1 Massale gegevensopslag en -verwerking; digitalisering / 419
19.4.2.2 Grensoverschrijdende informatieuitwisseling en samenwerking; globalisering / 420
19.4.3 Nieuwe en verbeterde (onderzoeks)methoden / 421
19.4.3.1 Inleiding / 421
19.4.3.2 Koppelen op afstand; ‘cloud computing’ / 421
19.4.3.3 Neuropsychologisch onderzoek / 422
19.4.3.4 Biometrische gegevens / 422
19.4.3.5 Afschermen potentieel belastende data door de verdachte / 423
19.4.4 Verschuiving zwaartepunt naar het recht op privacy? / 423
19.5 Toekomstige invulling van nemo tenetur in Nederlandse fiscale boetezaken / 426
19.5.1 Inleiding / 426
19.5.2 Bewijsgaring buiten de boeteling om / 427
19.5.2.1 Algemeen / 427
19.5.2.2 Gegevensverstrekking door andere overheidsinstanties; internationale bijstandsverlening / 428
19.5.2.3 Derdenonderzoek / 428
19.5.3 Bewijsgaring bij de boeteling zelf; grensverkenning / 429
19.5.3.1 Inleiding / 429
19.5.3.2 Gedwongen afgifte bescheiden / 430
19.5.3.3 Gedwongen afleggen van verklaringen blijft problematisch / 431
19.5.3.4 Toekennen strafvermindering bij volledige medewerking aan het boeteonderzoek / 431
19.5.3.5 Overschakelen naar strafvorderlijk scenario; bestuurlijke doorzoekingsbevoegdheid / 431
19.6 Verschillende geldingskracht nemo tenetur in Nederlandse fiscale boete- en strafzaken / 432
19.6.1 Inleiding / 432
19.6.2 Geringe strafrechtelijke connotatie fiscale boetezaken / 433
19.6.3 Gering risico onbetrouwbaar bewijs / 435
19.6.4 Procesautonomie in Nederlandse fiscale boetezaken / 436
19.6.5 Inbreuken op de fysieke of psychische integriteit / 436
19.7 Wanneer fiscale rechtshandhaving in het geding komt / 438
19.7.1 Inleiding / 438
19.7.2 Lichtere vormen van verwijtbaarheid; daadstrafrecht / 438
19.7.3 Ruimer gebruik bewijsvermoedens / 439
19.8 Afronding / 439
19.9 Samenvatting en conclusies / 441
Hoofdstuk 20
Samenvatting en conclusies / 443
20.1 Inleiding / 443
Deel I Straatsburg
20.2 EVRM-corpus / 444
20.3 Het recht op een behoorlijk strafproces / 445
20.4 Nemo tenetur-rechtspraak EHRM / 446
20.5 Grondslagen van het recht tegen gedwongen zelfbelasting / 447
20.6 Toepassingsbereik zwijgrecht / 448
20.7 Toepassingsbereik niet-meewerkrecht / 449
20.8 Latente werking niet-meewerkrecht; bewijsverbod / 451
20.9 Ontoelaatbare dwang / 452
20.10 Procedurele waarborgen / 454
20.11 Belastend gebruik afgedwongen medewerking / 454
20.12 Publiek belang / 455
Deel II Nationaal
20.13 Informatieverstrekking ten dienste van de belastingheffing / 456
20.14 Sanctiedreiging en –oplegging / 457
20.15 De criminal charge in punitieve belastingzaken / 458
20.16 Geen doorwerking nemo tenetur in de heffingssfeer / 459
20.17 Rechten en waarborgen tegen gedwongen zelfbelasting in de fiscale boetesfeer / 460
20.18 Rechten en waarborgen tegen zelfbelasting in de fiscaal-strafvorderlijke sfeer / 462
Deel III Afronding
20.19 Vooruitblik / 464
Summary / 467
Lijst van aangehaalde literatuur / 473
Jurisprudentieregister / 493
Trefwoordenregister / 513
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan