Juridisch handboek intensief beheer
Beheer van bancaire kredieten van klanten met financiële problemen
Gebonden Nederlands 2018 1e druk 9789013138764Samenvatting
Het vraagstuk hoe banken acteren bij kredietdossiers in moeilijkheden is veelal gehuld in onduidelijkheid. Deze uitgave geeft transparantie in de omgang van banken met zulke dossiers. Hoe wordt in dit spanningsveld omgegaan met belangenconflicten tussen bank en klant?
Banken krijgen regelmatig kritiek te verduren over de wijze waarop zij omgaan met kredietdossiers in moeilijkheden. De kritiek komt vaak voort uit onduidelijkheid en geslotenheid omtrent handelwijzen van deze banken.
In Juridisch handboek intensief beheer zorgen twee juristen van een grootbank voor transparantie. Enerzijds transparantie in de wijze waarop een bank omgaat met kredieten van zakelijke klanten die zich in financiële problemen bevinden. En anderzijds transparantie van de lastige situaties waarin belangenconflicten op de loer liggen.
U vindt in deze uitgave antwoord op de vraag: hoe wordt, met inachtneming van de regels van goederenrecht en faillissementsrecht, in dit spanningsveld omgegaan met de weging van het klantbelang en het bankbelang?
Ook gaat de titel in op de veranderingen in ons faillissementsrecht, de vele relevante jurisprudentie op het gebied van goederenrecht en faillissementsrecht, maar ook de steeds verder oprukkende (bijzondere)zorgplicht van banken.
De uitgave is geschreven vanuit een praktisch en operationeel perspectief. Hoe gaat bancaire kredietverlening en alles wat daarbij komt kijken in zijn werk? Hoe worden overeenkomsten gesloten en zekerheden gevestigd? Op welke wijze worden aan de bank verbonden activa verkocht wanneer een krediet wordt afgewikkeld? En met welke (lastige) situaties krijgen ondernemingen in zwaar weer te maken?
De uitgave behandelt het gehele proces. Van de fase van verstrekking tot de fase van beëindiging van krediet en de verkoop van de activa van de kredietnemer. Hierbij laten de auteurs ook de maatschappelijke positie van de bank niet onverlet.
Juridisch handboek intensief beheer is geschreven voor professionals en academici die zich bezighouden met goederenrecht en faillissementsrecht.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
INTRODUCTIE XIII
LIJST VAN VEEL GEBRUIKTE AFKORTINGEN XV
1 BANCAIRE KREDIETVERLENING 1
1.1 Het belang van bancaire kredietverlening 2
1.2 De geschiedenis van banken 3
1.3 Vormen van kredietverlening 4
1.4 Twee grondvormen van bancair krediet 4
1.4.1 Overeenkomst van geldlening 5
1.4.2 Krediet in rekening-courant 6
1.4.3 Multi purpose faciliteiten 9
1.5 Totstandkoming van kredietovereenkomsten 10
1.6 Kredietdocumentatie 11
1.6.1 Kredietovereenkomst 11
1.6.2 Algemene Bankvoorwaarden (ABV) 12
1.6.3 Kredietvoorwaarden van toepassing op kredieten verleend aan kleine tot middelgrote ondernemingen 14
1.7 Syndicaatsfinanciering 14
1.7.1 Vorming en werking van het syndicaat 15
1.7.2 Zekerheidsrechten en parallel debt 16
1.8 Leasing 17
1.8.1 Financial lease en operational lease 17
1.8.2 Rechtsgevolgen van het onderscheid financial lease – operational lease 18
1.8.3 Huurkoop 19
1.8.4 Huur 21
1.9 Factoring 22
1.9.1 Factoring; praktische implicaties 23
1.9.2 Working Capital Solutions 24
1.10 Financieren eigen vermogen 26
1.11 Kredietverlening; risico’s 27
1.12 Kredietverlening; positie borg, HMS-partij en garant 28
2 TOTSTANDKOMING ZEKERHEIDSRECHTEN 31
2.1 Pand en hypotheek: goederenrechtelijke zekerheidsrechten/borgtocht en hoofdelijke aansprakelijkheid: persoonlijke zekerheidsrechten 31
2.2 Vindplaatsen wettelijke regels voor pand en hypotheek 32
2.3 Voorgeschiedenis huidige wettelijke regeling inzake stil pandrecht – de zekerheidsoverdracht onder oud BW 33
2.4 Definities en kenmerken pandrecht en hypotheekrecht 35
2.4.1 Zekerheidsrechten 35
2.4.2 Afhankelijk karakter 35
2.4.3 Ondeelbaarheid 36
2.4.4 Object: zaken en vermogensrechten 36
2.4.5 Vestigingsvereisten voor pandrecht en hypotheekrecht 37
2.4.5.1 Inleiding 37
2.4.5.2 Vestigingsformaliteiten: hypotheekrecht 41
2.4.5.3 Vestigingsformaliteiten: pandrecht 44
2.5 Pand en hypotheek: goederenrechtelijke zekerheidsrechten/borgtocht en hoofdelijke aansprakelijkheid: persoonlijke zekerheidsrechten 58
2.6 Borgtocht 58
2.6.1 Borgtocht – algemeen 58
2.6.2 Borgtocht – particuliere versus zakelijke borgtocht 60
2.6.3 Borgtocht en toestemming op grond van de wet 60
2.6.4 Borgtocht en bancaire zorgplicht 62
2.6.5 Enkele veel voorkomende verweren van borgen en mogelijke weerleggingen 63
2.7 Hoofdelijke aansprakelijkheid 67
2.8 Andersoortige zekerheden (oneigenlijke zekerheden/pseudo-zekerheden) 68
2.8.1 Garantie 68
2.8.2 Letter of comfort 69
2.8.3 Kapitaalinstandhoudingsverklaring (KIV) 71
2.8.4 De 403-verklaring 74
2.8.5 Achterstelling 75
2.8.6 Terugkoopverklaring 77
2.8.7 Negative pledge 78
2.8.8 Pari passu 78
3 KREDIETBEËINDIGING 79
3.1 Contractueel kader 80
3.2 Kredietbeëindiging; de overeenkomst van geldlening 80
3.3 Kredietbeëindiging; de rekeningcourantkredietovereenkomst 82
3.4 Contractuele bepalingen in de ABV en aanvullende bankspecifieke voorwaarden met betrekking tot kredietbeëindiging 82
3.5 Kredietbeëindiging; gevolgen 86
3.6 Kredietbeëindiging in de praktijk 86
3.6.1 Risico’s voor de bank; omleiden betaalstroom en vervreemden/bezwaren verbonden actief 89
3.7 Rechterlijke toetsing van (eenzijdige) kredietbeëindiging door de bank 90
3.7.1 De werking van de redelijkheid en billijkheid 92
3.7.2 Toetsing van kredietbeëindiging na het arrest-ING/De Keizer 93
3.7.3 De negen criteria van Rabobank/Aarding 96
3.7.4 De drie invalshoeken van rechterlijke toetsing 97
3.7.5 De rol van de voorzieningenrechter in kort geding 98
3.8 Aandachtspunten bij en bancaire benadering van kredietbeëindiging 99
3.9 Het bedingen van extra zekerheden, uitgesplitst naar de drie varianten van kredietbeëindiging 101
3.10 Kredietbeëindigingen door de bank wegens reputatierisico 102
3.11 Het beëindigen van creditrelaties 102
3.11.1 Het beleid van banken bij het beëindigen van creditrelaties 103
4 BANKIEREN IN INTENSIEF BEHEER 105
4.1 Inleiding 105
4.2 Zorgplicht 106
4.3 De bank als quasi-bestuurder 107
4.3.1 De bank als pandhouder van de aandelen 110
4.4 Benoeming interim-manager 110
4.5 Aansprakelijkheid kredietgever (‘lender’s liability’) 112
4.6 Aansprakelijkheid voor selectieve (wan)betaling 115
4.7 Actio pauliana 118
4.7.1 Inleiding, doel en hoofdlijnen wettelijke regeling 118
4.7.2 Vernietiging van onverplicht verrichte rechtshandelingen 120
4.7.3 Vernietiging van verplicht verrichte rechtshandelingen (voldoening van opeisbare schulden) 124
4.7.4 De betekenis van de actio pauliana voor de praktijk van intensief of bijzonder beheer 126
4.7.4.1 Vestiging zekerheidsrechten 126
4.7.4.2 Kredietuitbreiding gecombineerd met verstrekking van (nieuwe) zekerheden 127
4.7.4.3 Zekerheden voor oud en nieuw krediet; de optie van opsplitsen 130
4.8 Verrekening 131
4.8.1 Verrekening buiten faillissement 131
4.8.2 Verrekening in het zicht van respectievelijk tijdens faillissement 131
5 UITWINNING ZEKERHEDEN 135
5.1 Algemene regels 135
5.2 Uitwinning van verpande vorderingen 137
5.2.1 Uitwinning van verpande vorderingen vóór faillissement van de pandgever 137
5.2.2 Uitwinning van verpande vorderingen tijdens faillissement van de pandgever 140
5.3 Executoriale verkoop van verpande roerende zaken vóór faillissement van de pandgever 144
5.3.1 De verschillende varianten van executoriale verkoop 145
5.3.2 Verdeling van de executieopbrengst 149
5.3.3 Alternatief voor verkoop van verpande zaken vóór faillissement van de pandgever (‘pseudo-executie’) 149
5.4 Verkoop van verpande zaken tijdens faillissement van de pandgever 151
5.5 Uitwinning van verhypothekeerde onroerende zaken 153
5.5.1 Executoriale verkoop van verhypothekeerde zaken vóór faillissement van de hypotheekgever 153
5.5.2 Alternatief voor verkoop van verhypothekeerde zaken vóór faillissement: ‘pseudo-executie’ 159
5.6 Verkoop van verhypothekeerde zaken tijdens faillissement van de hypotheekgever 162
5.7 Uitwinning zekerheden in tweede verband 163
5.7.1 Uitwinning voor faillissement 163
5.7.2 Uitwinning tijdens faillissement 164
5.7.3 Uitwinning van derdenzekerheden 164
5.8 Wetswijziging per 1 januari 2015 165
6 COLLISIE RECHTEN VAN PAND EN HYPOTHEEK MET ANDERE RECHTEN 167
6.1 Eigendomsvoorbehoud (bank versus leverancier) 167
6.1.1 Werking eigendomsvoorbehoud en wettelijke regeling 168
6.1.2 Reikwijdte van het eigendomsvoorbehoud 169
6.1.2.1 Gezekerde vorderingen 170
6.1.3 Eigendomsvoorbehoud; op welke zaken 171
6.2 Eigendomsvoorbehoud versus pandrecht 171
6.2.1 Pandrecht op een voorwaardelijk eigendomsrecht 173
6.2.2 Eigendomsvoorbehoud: leidraad voor beoordeling 175
6.3 Uitgebreid eigendomsvoorbehoud 177
6.4 Voorbehouden pandrecht 180
6.5 Retentierecht: plaatsbepaling, definitie en ratio 181
6.5.1 Vereisten voor bestaan en voortbestaan van het retentierecht 182
6.5.2 Aard en werking van het retentierecht 184
6.5.3 Rang retentierecht ten opzichte van pand- en hypotheekrecht 185
6.5.4 Retentierecht in faillissement 187
6.5.5 Contractuele voorwaarden met betrekking tot het retentierecht 189
6.5.6 Beëindiging retentierecht 190
6.5.7 Retentierecht op onroerende zaken 190
6.6 Beslag; de bank versus andere schuldeisers van de kredietnemer 192
6.6.1 Derdenbeslag 193
6.6.2 Conservatoir versus executoriaal derdenbeslag 194
6.6.3 Te volgen procedure 195
6.6.4 Reikwijdte van het beslag – richtsnoeren voor acties 195
6.6.5 Opties om beslag op te heffen 197
6.6.6 Geen beslag op kredietruimte 199
6.6.7 Beslag op een G-rekening 199
6.7 Europees derdenbeslag (bank versus buitenlandse schuldeiser) 201
6.8 Beslag op onroerende zaken van de kredietnemer 203
6.8.1 Beslag op niet-verhypothekeerde zaken van de kredietnemer 203
6.8.2 Beslag op verhypothekeerde zaken van de kredietnemer 203
6.9 Beslag op vorderingen van de kredietnemer 204
6.10 Beslag op roerende zaken van de kredietnemer 207
6.11 Pand- en hypotheekrecht versus voorrecht 209
6.12 Bodem(voor)recht 211
6.12.1 Het bodemvoorrecht van de fiscus versus het pandrecht van de bank 212
6.12.2 Bodembeslag; bodemvoorrecht in faillissement 213
6.12.3 Bodem, bodemzaken 214
6.12.4 Invuistpandneming, bodemverhuur 215
6.12.5 Aanpassing Invorderingswet ten nadele van pandhouder 217
6.12.6 Safe Harbour-regeling 219
6.12.7 Bodemvoorrecht versus bodemrecht 220
6.13 Nadere complicaties 222
6.13.1 Omleiden betaalstroom van debiteuren van de kredietnemer 222
Inhoudsopgave XI
6.13.2 Het opnieuw belenen en verpanden van vorderingen 223
6.13.3 Het opnieuw belenen van voorraden en overige roerende zaken 224
7 FAILLISSEMENT EN SURSEANCE VAN BETALING 227
7.1 Inleiding 227
7.2 De belangrijkste rechtsbronnen van het Nederlandse insolventierecht 228
7.3 Twee insolventieprocedures voor rechtspersonen en personenvennootschappen: faillissement en surseance van betaling 229
7.4 Reputatieschade schuldenaar 229
7.5 Reikwijdte van Nederlandse insolventieprocedures 230
7.6 Leidende beginselen van Nederlands faillissementsrecht: paritas creditorum en fixatiebeginsel 231
7.7 Het rechtskarakter en doel van de faillissementsprocedure 231
7.8 De procedure tot faillietverklaring 232
7.9 Belangrijkste rechtsgevolgen van het faillissement 234
7.10 Vereffening tijdens faillissement: het wettelijk systeem versus de praktijk 236
7.10.1 Vaststelling passiva en verdeling in faillissement 236
7.10.2 Faillissement en doorstart – akkoord 237
7.11 Categorieën schuldeisers/schulden 239
7.11.1 Faillissementsvorderingen; de separatist 239
7.11.2 Faillissementsvorderingen; preferente schuldeisers 240
7.11.3 Faillissementsvorderingen; concurrente en achtergestelde schuldeisers 241
7.11.4 Niet-verifieerbare vorderingen 241
7.11.5 Boedelvorderingen 241
7.11.6 Verdeling in de praktijk 243
7.12 De faillissementscurator 243
7.12.1 Taken van de curator 245
7.12.2 Voortzetting van de onderneming 246
7.12.3 Vereffening, belangenbehartiging en verslaglegging door de curator 247
7.12.4 De curator en de rechter-commissaris 249
7.12.5 De curator en de gefailleerde 250
7.12.6 De curator en de gezamenlijke schuldeisers 251
7.12.7 De curator en de individuele schuldeisers 252
7.12.8 De curator en de separatisten 252
7.12.8.1 De afkoelingsperiode 253
7.12.9 Het inschakelen van de rechter-commissaris 254
7.13 De rol van de curator en functie van het faillissement: theorie vs. praktijk 256
7.14 Surseance van betaling 257
7.14.1 Procedure tot verlening surseance van betaling 258
7.14.2 Rechtsgevolgen surseance van betaling 259
7.14.3 Surseance van betaling en ‘doorstart’/continuïteit 260
7.15 De surseance van betaling in de praktijk: een slecht functionerend herstructureringsinstrument 260
7.16 Vereffening buiten faillissement 262
7.17 Europese Insolventieverordening 263
7.17.1 Strekking en toepassingsgebied 264
7.17.2 Hoofdprocedure en territoriale procedures 264
7.17.3 Wederzijdse erkenning en lex concursus 265
7.17.4 Voornaamste wijzigingen in de Europese Insolventieverordening 266
7.18 Afronding 267
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan