Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht
Gebonden Nederlands 2016 1e druk 9789013140262Samenvatting
Houdt u zich bezig met het vermogens- en het mededingingsrecht? Dan weet u dat de rechtssystemen van Nederland en de Europese Unie op elkaar inwerken én vaak voor onduidelijkheden zorgen. Deze uitgave geeft u een helder beeld van de privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht.
Het Nederlandse vermogensrecht wordt steeds meer beïnvloed door de Europese Unie, wat op veel vlakken zorgt voor nieuwe privaatrechtelijke vraagstukken. Het VWEU regelt bijvoorbeeld de nietigheid van overeenkomsten als de mededinging in gevaar komt, maar de privaatrechtelijke gevolgen daarvan worden aan de lidstaten overgelaten. Bij het vinden en toepassen van privaatrechtelijke rechtsmiddelen is wel vereist dat het mededingingsrecht gewaarborgd wordt. Dat roept de vraag op welke voorwaarden het Europese recht aan ons nationale recht stelt. Dat onderwerp staat centraal in Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht.
Deze uitgave brengt de privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het Unierechtelijke mededingingsrecht op een heldere manier in kaart. In aansluiting daarop worden de regels en procedures behandeld die gelden als de rechten die voortvloeien uit een schending van het Europese mededingingsrecht met behulp van het privaatrecht worden afgedwongen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de rechtsgevolgen van nietigheid naar Unierecht én naar nationaal recht. Uiteraard komt ook aan bod hoe deze rechtsstelsels op elkaar inwerken.
Andere onderwerpen die worden toegelicht, zijn bijvoorbeeld de rechtsvorderingen uit onrechtmatige daad en uit rechtmatige daden, maar ook de procedurele en de IPR-aspecten. Bovendien zijn praktische casestudies opgenomen over de rechtsgevolgen van een schending van artikel 101, 102 en 108 VWEU, wat de wisselwerking tussen het Unierechtelijke mededingingsrecht en ons nationale vermogensrecht extra verduidelijkt. Dat maakt deze uitgave zowel relevant voor professionals uit de praktijk als uit de wetenschap.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding 1
1.1 Introductie onderwerp 1
1.2 Aanleiding en probleemachtergrond van het onderzoek 4
1.3 Probleemstelling 5
1.4 Verantwoording 9
1.5 Afbakening van het onderzoek 11
1.6 Plan van behandeling 13
Hoofdstuk 2 Mededingingsrecht 15
2.1 Inleiding 15
2.2 Verkenning mededingingsrecht 17
2.2.1 Artikel 101 VWEU – Het kartelverbod 17
2.2.1.1 Tekst artikel 101 lid 1 VWEU 17
2.2.1.2 Onderneming 17
2.2.1.3 Overeenkomst, besluit en onderling afgestemde feitelijke gedraging 18
2.2.1.4 Concurrentievervalsing en ongunstige beïnvloeding intra-Europese handel 22
2.2.1.5 Uitzonderingen op het kartelverbod 23
2.2.1.6 Een Europeesrechtelijke nietigheid, artikel 101 lid 2 VWEU 24
2.2.1.7 Ambtshalve toepassing van artikel 101 VWEU 25
2.2.2 Artikel 102 VWEU – Verbod op misbruik van een machtspositie 31
2.2.2.1 Tekst artikel 102 VWEU 31
2.2.2.2 Afbakening van de relevante markt 31
2.2.2.3 Machtspositie 33
2.2.2.4 Misbruik 34
2.2.3 Concentraties 40
2.2.3.1 Tekst artikel 3 lid 1 en 2 Concentratieverordening 40
2.2.3.2 Concentratie 41
2.2.3.3 Zeggenschap 42
2.2.3.4 Europeesrechtelijke dimensie 43
2.2.3.5 Significante belemmering mededinging 43
2.2.4 Staatssteun 44
2.2.4.1 Tekst artikel 107 lid 1 VWEU 44
2.2.4.2 Voordeel begunstigde(n) 45
2.2.4.3 Maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd 47
2.2.4.4 Toerekening van het handelen van een staatsonderneming aan de overheid 49
2.2.4.5 Selectiviteitscriterium 52
2.2.4.6 Dreigende vervalsing van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van de intra-Europese handel 53
2.2.4.7 Procedure – artikel 108 VWEU 55
2.3 Publiekrechtelijke handhaving van Europees mededingingsrecht 56
2.3.1 Doel publiekrechtelijke handhaving 56
2.3.2 Artikel 101 en 102 VWEU 57
2.3.3 Concentraties 59
2.3.4 Staatssteun 61
Hoofdstuk 3 Aantasting van rechtshandelingen op grond van Nederlands recht 65
3.1 Inleiding 65
3.2 Artikel 3:40 BW 66
3.2.1 Inleiding 66
3.2.2 Nietig(heid) 68
3.2.3 Aangaan, inhoud of strekking van een rechtshandeling? 69
3.2.4 De begrippen goede zeden en openbare orde 71
3.2.5 Het begrip wet 74
3.2.6 Rechtsgevolgen 75
3.2.7 Kritiek op de opbouw van artikel 3:40 BW 76
3.2.8 Ambtshalve toepassing op grond van artikel 25 Rv 80
3.3 Invloed van Europees recht 82
3.3.1 Inleiding 82
3.3.2 Openbare orde 83
3.3.2.1 Drie categorieën openbare orde 83
3.3.2.2 De verhouding tussen Unierecht en de inroepbaarheid van nationale openbare orde (in de zin van artikel 3:40 BW) 87
3.3.2.3 Aanvulling nationale openbare orde door openbare orde op het niveau van Unierecht 90
3.3.2.4 Conclusie 90
3.3.3 Goede zeden 92
3.3.4 Wet 92
3.4 Toepassing van artikel 3:40 BW bij schending van het Europese mededingingsrecht 96
3.4.1 Inleiding 96
3.4.2 Kartelrecht 96
3.4.3 Misbruik van een machtspositie 97
3.4.4 Concentraties 100
3.4.5 Staatssteun 101
3.4.5.1 Algemeen 101
3.4.5.2 Residex 101
3.4.5.2.1 Feiten en prejudiciële vraag 101
3.4.5.2.2 Rechtsvragen – oordeel gerechtelijke instanties 102
3.4.5.2.3 Mijn oordeel 105
3.4.5.3 Vraagstukken bij onrechtmatige, maar verenigbare staatssteun (die privaatrechtelijk vormgegeven is) 108
3.4.5.3.1 Inleiding en CELF/SIDE 108
3.4.5.3.2 Is de rechtshandeling nietig? 109
3.4.5.3.3 Overeenkomst onder opschortende voorwaarde 111
3.5 Relativeringsmogelijkheden van nietigheid 113
3.5.1 Inleiding 113
3.5.2 Partiële nietigheid 115
3.5.2.1 Europees recht (artikel 101 lid 2 VWEU) 115
3.5.2.2 Nederlands recht (artikel 3:41 BW) 116
3.5.3 Conversie 120
3.5.3.1 Europees recht (artikel 101 lid 2 VWEU) 120
3.5.3.2 Nederlands recht (artikel 3:42 BW) 123
3.5.4 Bekrachtiging 130
3.5.4.1 Europees recht 130
3.5.4.2 Nederlands recht (artikel 3:58 BW) 130
3.6 Conclusie 131
Hoofdstuk 4 Privaatrechtelijke rechtsmiddelen en het mededingingsrecht 135
4.1 Inleiding 135
4.2 Eisen van Europees recht aan nationaal (proces)recht 138
4.3 Europese privaatrechtelijke rechtsmiddelen 140
4.3.1 Inleiding 140
4.3.2 Wanprestatie 141
4.3.3 Onrechtmatige daad 141
4.3.3.1 Inleiding 141
4.3.3.2 Courage/Crehan 142
4.3.3.3 Voorwaarden voor aansprakelijkheid 145
4.3.3.4 Umbrella pricing 146
4.3.3.5 Vorderingsrecht 148
4.3.4 Onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking 149
4.3.4.1 Inleiding 149
4.3.4.2 Onverschuldigde betaling 150
4.3.4.3 Ongerechtvaardigde verrijking 151
4.3.5 Collectief verhaal 154
4.4 Nationale privaatrechtelijke rechtsmiddelen 158
4.4.1 Inleiding 158
4.4.2 Wanprestatie 159
4.4.3 Onrechtmatige daad 160
4.4.4 Onverschuldigde betaling 162
4.4.5 Ongerechtvaardigde verrijking 163
4.4.6 Collectief verhaal 165
4.4.6.1 Inleiding 165
4.4.6.2 Artikel 3:305a BW 165
4.4.6.3 Wet collectieve afwikkeling massaschade 166
4.4.7 Verbodsactie (artikel 3:296 BW) 171
4.5 Confrontatie en conclusie 171
4.5.1 Inleiding 171
4.5.2 Relativiteit 172
4.5.3 Staatssteun 173
4.5.4 Conclusie 175
Hoofdstuk 5 Effectuering met behulp van privaatrechtelijke rechtsmiddelen 177
5.1 Inleiding 177
5.2 Bevoegde rechter 179
5.2.1 Inleiding 179
5.2.2 Artikel 7 en 8 EEX-Verordening 181
5.2.2.1 Algemeen 181
5.2.2.2 Artikel 7 lid 2 EEX – onrechtmatige daad 182
5.2.2.3 Artikel 7 lid 2 EEX – schade 183
5.2.2.4 Artikel 8 EEX 187
5.2.3 Aanhouding beslissingen en samenhang 189
5.2.3.1 Masterfoods-verweer 189
5.2.3.2 De artikelen 29 en 30 EEX-Verordening 193
5.2.4 Jurisprudentie Nederland 196
5.2.4.1 Inleiding en feitencomplex 196
5.2.4.2 Liftenkartel 197
5.2.4.3 Kaarsenwaskartel 199
5.2.4.4 Conclusie 200
5.3 Toepasselijk recht 201
5.3.1 Inleiding 201
5.3.2 Rome II-Verordening 202
5.3.3 Casus liftenkartel en kaarsenwaskartel 205
5.4 Procedurele kwesties die aan bod komen in de richtlijn schadevorderingen 206
5.4.1 Inleiding 206
5.4.2 Bewijs 208
5.4.2.1 Inleiding 208
5.4.2.2 Stand-alone acties versus follow-on acties 209
5.4.2.3 Hoofdstuk II richtlijn schadevorderingen 211
5.4.2.4 Artikel 9 en artikel 17 lid 2 richtlijn schadevorderingen 214
5.4.2.5 Het opvragen van bewijs naar Nederlands recht – artikel 843a Rv 217
5.4.3 Omvang schadevergoeding 220
5.4.3.1 Europeesrechtelijke regels 220
5.4.3.2 Wijze van schadeberekening in Nederland 222
5.4.3.3 Passing-on verweer 223
5.4.3.3.1 Inleiding 223
5.4.3.3.2 Europees recht 223
5.4.3.3.3 Nederlands recht 226
5.4.4 Verjaring 230
5.4.4.1 Algemeen 230
5.4.4.2 Opschorting verjaring bij collectief verhaal 231
5.5 Casestudy’s 232
5.5.1 Inleiding 232
5.5.2 Schending van artikel 101 VWEU 235
5.5.2.1 Casus 235
5.5.2.2 Europees recht – onverschuldigde betaling 236
5.5.2.3 Nederlands recht – onverschuldigde betaling 236
5.5.2.4 Europees recht – buitencontractuele aansprakelijkheid 238
5.5.2.5 Nederlands recht – onrechtmatige daad 239
5.5.3 Schending van artikel 102 VWEU 241
5.5.3.1 Casus 241
5.5.3.2 Europees recht 241
5.5.3.3 Nederlands recht 243
5.5.4 Schending van artikel 107 en 108 VWEU 245
5.5.4.1 Casus 245
5.5.4.2 Europees recht – ongerechtvaardigde verrijking 245
5.5.4.3 Nederlands recht – ongerechtvaardigde verrijking & onverschuldigde betaling 247
5.5.4.4 Europees recht – buitencontractuele aansprakelijkheid 250
5.5.4.5 Nederlands recht – onrechtmatige daad 253
5.6 Conclusie 255
Hoofdstuk 6 Duits recht 261
6.1 Inleiding 261
6.2 Duits mededingingsrecht – kort overzicht 263
6.2.1 Inleiding 263
6.2.2 Kartelverbod, § 1 GWB – Kartellverbot 263
6.2.3 Misbruik machtspositie, §§ 18-20 GWB – Missbrauch einer Marktbeherrschenden Stellung 264
6.3 Aantasting van rechtshandelingen op grond van Duits recht 266
6.3.1 Inleiding 266
6.3.2 Nietigheid, § 134 BGB – gesetzliches Verbot 268
6.3.2.1 Algemeen 268
6.3.2.2 Het begrip Gesetz (wet) 270
6.3.2.3 Verbod 271
6.3.2.4 Normzweckvorbehalt 272
6.3.2.5 Rechtsgevolgen 273
6.3.3 Nietigheid, § 138 BGB-sittenwidriges Rechtsgeschäft, Wucher 277
6.3.3.1 Algemeen 277
6.3.3.2 Het begrip ‘gute Sitten’ (goede zeden) 278
6.3.3.3 Woeker § 138 lid 2 BGB – Wucher 279
6.3.3.4 Rechtsgevolgen 281
6.3.4 Relativeringsmogelijkheden nietigheid 283
6.3.4.1 Inleiding 283
6.3.4.2 Partiële nietigheid, § 139 BGB – Teilnichtigkeit 283
6.3.4.3 Conversie, § 140 BGB – Umdeutung 284
6.3.4.4 Bekrachtiging, § 141 BGB – Bestätigung/§ 185 BGB – Verfügung 286
6.4 Privaatrechtelijke rechtsmiddelen, anders dan de aantasting van rechtshandelingen 287
6.4.1 Inleiding 287
6.4.2 Onrechtmatige daad, § 823 BGB – Schadensersatzpflicht 288
6.4.3 Ongerechtvaardigde verrijking 290
6.4.3.1 Inleiding 290
6.4.3.2 Aard van het Duitse verrijkingsrecht 291
6.4.3.3 Uitgelicht: § 812 BGB – Herausgabeanspruch 293
6.4.3.3.1 Algemeen 293
6.4.3.3.2 Durch Leistung 295
6.4.3.3.3 Uitgelicht: § 812 BGB – condictio indebiti 296
6.4.3.4 Uitgelicht: § 817 BGB – condictio ob turpem causam 297
6.4.4 § 33 GWB – Beseitigungs- und Unterlassungsanspruch, Schadensersatzpflicht 299
6.4.4.1 Inleiding 299
6.4.4.2 Lid 1 en 2 – Beseitigungs- en Unterlassungsanspruch 300
6.4.4.3 Lid 3 – Schadensersatzanspruch 301
6.4.4.3.1 Inleiding 301
6.4.4.3.2 Vereisten 302
6.4.4.3.3 Lid 3 – Passing-on verweer 303
6.4.4.4 Lid 4 en 5 – follow-on Klage en Verjährung 306
6.5 Conclusie 307
Hoofdstuk 7 Concluderende samenvatting 311
7.1 Inleiding 311
7.2 Aantasting rechtshandelingen wegens schending van het mededingingsrecht 312
7.3 Aan het Unierecht te ontlenen rechtsmiddelen wegens schending van het mededingingsrecht 315
7.4 Vorderingsrecht of rechtsvordering? 317
7.5 Duits recht 319
7.6 Effectuering met behulp van privaatrechtelijke middelen die ontstaan door een schending van het mededingingsrecht 321
7.6.1 Inleiding 321
7.6.2 Bevoegde rechter 321
7.6.3 Toepasselijk recht 324
7.6.4 Bewijs 325
7.6.5 Omvang schadevergoeding 327
Summary 329
Lijst van verkort aangehaalde literatuur 335
Jurisprudentieregister 369
Trefwoordenregister 375
Curriculum vitae 381
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan