Asser 10-II Internationaal personen-, familie- en erfrecht
Gebonden Nederlands 2021 3e druk 9789013163995Samenvatting
Alle onderwerpen van internationaal personen- en familierecht en erfrecht (IPR) worden in dit Asser-deel diepgravend behandeld door vooraanstaande experts uit de wetenschap en praktijk.
Als gevolg van demografische, sociale en culturele ontwikkelingen is er sprake van een nog altijd uitdijend internationaal rechtsverkeer van personen en diensten. Deze ontwikkeling brengt uiteenlopende vragen met zich mee over het internationaal privaatrecht (IPR) op het terrein van het personen- en familierecht en erfrecht.
Asser-deel 10-II Internationaal personen- en familierecht en erfrecht biedt een alomvattende verhandeling van het IPR personen- en familierecht en erfrecht, met veelvuldige verwijzingen naar relevante rechtspraak. Dit handboek vormt een betrouwbare gids bij de oplossing van vele IPR-gevallen van familierechtelijke en erfrechtelijke aard en wordt niet voor niets geraadpleegd door rechters, advocaten, ambtenaren burgerlijke stand, notarissen, medewerkers jeugdhulpverlening en raad voor de kinderbescherming.
In de 3e editie van dit Asser-deel zijn vele passages uitgediept en bijgepunt. Bij de bespreking van de in dit boek behandelde onderwerpen is inspiratie geput uit buitenlandse literatuur en rechtspraak. Ook doen diverse nieuwe onderwerpen hun intrede, waaronder:
- beschouwing op de Verordening huwelijksvermogensstelsels en de Verordening partnerschapsvermogensstelsels, die beide op 29 januari 2019 van toepassing zijn geworden
- de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) op 31 januari 2020, voor zover deze relevant zijn voor de onderwerpen van het internationale personen- en familierecht
- de rechtsfiguur van de huwelijkse gevangenschap
- een kritische reflectie op het rapport van de Commissie ‘Onderzoek naar Interlandelijke Adoptie in het verleden’
Kortom: voor de rechtstoepasser is er geen completer en actueler handboek in Nederland voorhanden die de onderwerpen IPR personen- en familierecht en erfrecht op diepgravende wijze inzichtelijk maakt.
Specificaties
Lezersrecensies
Over A.P.M.J. Vonken
Inhoudsopgave
Voorwoord bij de derde druk XIII
Uitgebreide inhoudsopgave XXIX
Enige afkortingen LVII
Lijst van verkort aangehaalde werken LXI
Hoofdstuk 1 - Nationaliteitsaanknoping versus domiciliaire aanknoping in het internationale personen- en familierecht en erfrecht 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Erosie van het nationaliteitsbeginsel? – een rechtsvergelijkende schets 3
1.3 De nationaliteitsaanknoping 6
1.3.I Algemeen 6
1.3.II Rechtvaardiging nationaliteitsaanknoping in het licht van de internationale mobiliteit en de bescherming van de culturele identiteit 9
1.3.III Het Unierecht en de nationaliteit als aanknopingsfactor 11
1.4 De gewone verblijfplaats als aanknopingsfactor 12
1.4.I Algemeen 12
1.4.II Argumenten pro en contra domiciliaire aanknopingsfactor in het kader van de internationale mobiliteit en de bescherming van de culturele identiteit 14
1.4.III Het begrip gewone verblijfplaats 18
1.5 Relativering van zowel de nationaliteits- als de domiciliaire aanknopingsfactor 24
1.6 Enkele complicaties bij de nationaliteit als aanknopingsfactor 27
1.6.I Meervoudige nationaliteit 27
1.6.II De enkelvoudige nationaliteit van betrokkene en de realiteitswaarde ervan 33
1.6.III Staatloosheid en het niet kunnen vaststellen van iemands nationaliteit 35
1.6.III.A Algemeen 35
1.6.III.B De verhouding van het VN Staatlozenverdrag 1954 tot art. 10:16 BW 36
1.6.III.C Het geval dat de nationaliteit van een persoon niet kan worden vastgesteld 38 1.6.III.D Eerbiediging van voorheen uit de persoonlijke staat verkregen rechten 39
1.6.IV Vluchtelingen 40
1.6.IV.A Algemeen 40
1.6.IV.B De verhouding tussen het Vluchtelingenverdrag 1951 en art. 10: 17 BW 41
1.6.IV.C Art. 10:17 lid 1 BW bestrijkt ook niet-verdragsvluchtelingen en buitenlandse asielgerechtigden 43
1.6.IV.D Eerbiediging van voorheen uit de persoonlijke staat verkregen rechten 45
1.7 De gevolgen van de Brexit voor het internationale familierecht 45
1.7.I Algemeen 45
1.7.II Internationale bevoegdheid 46
1.7.III Erkenning en tenuitvoerlegging 48
1.7.IV Procedures voor justitiële samenwerking tussen de lidstaten 50
Hoofdstuk 2 - De naam 53
2.1 Inleidende opmerkingen 53
2.2 Enkele karakteristieken van de regeling 57
2.2.I Incorporatie van de Overeenkomst van München van 1980 57
2.2.II De structuur van de verwijzingsregeling 58
2.2.III Uitgangspunt: tweedeling van in Nederland en in het buitenland tot stand gekomen naamsvaststellingenen -wijzigingen 59
2.3 De naam van vreemdelingen 61
2.3.I Geslachtsnaam en voornamen van vreemdelingen 61
2.3.II De voorvraag 62
2.3.III Personen met een meervoudige buitenlandse nationaliteit 63
2.4 Geslachtsnaam en voornamen van Nederlanders 64
2.4.I De hoofdregel 64
2.4.II Personen met een meervoudige nationaliteit die ook de Nederlandse nationaliteit bezitten 65
2.4.III De voorvraag 67
2.5 Latere vermelding op geboorteakte 68
2.6 De wijziging van de aanknopingsfactor in de tijd 69
2.6.I De hoofdregel 69
2.6.II De verkrijging van de Nederlandse nationaliteit 69
2.7 Onmogelijkheid om het toepasselijke recht te kennen 71
2.8 Erkenning van in het buitenland vastgestelde of gewijzigde namen 72
2.8.I Algemeen 72
2.8.II De verhouding van de erkenningsregel van art.
10:24 BW tot de verwijzingsregel van art. 10:20 BW; rechtskeuzebevoegdheid 75
2.8.III Andere – zelfstandige – naamswijzigingen 78
2.8.IV Geen confl ictenrechtelijke toets; de openbare orde 80
2.8.V De naamskeuze overeenkomstig art. 10:25 BW 81
2.9 Het recht op naamskeuze in internationale gevallen 81
Hoofdstuk 3 - Internationale huwelijken 83
3.1 Inleidende opmerkingen 83
3.1.I Algemeen 83
3.1.II De favor matrimonii van het Haags Huwelijksverdrag 1978 84
3.1.III De gunstiger regeling van de art. 10:27-10:34 BW 85
3.1.IV De Wet tegengaan huwelijksdwang 87
3.2 Het materiële toepassingsgebied 92
3.3 De materiële huwelijksvereisten en enkele bewijsrechtelijke kwesties 94
3.3.I De verwijzingsregeling 94
3.3.II Verklaring huwelijksbevoegdheid en bewijs/legalisatie van buitenlandse documenten 96
3.4 De vorm van de huwelijkssluiting 99
3.4.I De hoofdregel: exclusieve bevoegdheid van de abs 99
3.4.II Uitzondering: consulaire huwelijken 100
3.5 De erkenning van een buiten Nederland gesloten huwelijk 102
3.5.I Inleidende opmerkingen 102
3.5.II Erkenningsvraag van een in het buitenland tot stand gekomen huwelijk en de processuele toets 102
3.5.III Het huwelijk dient ingevolge het recht van de staat van huwelijksvoltrekking rechtsgeldig te zijn 103
3.5.IV Erkenning rechtsgeldigheid buitenlandse huwelijken gesloten ten overstaan van diplomatieke of consulaire ambtenaar 106
3.5.V Recht omvat ook regels van confl ictenrecht 107
3.5.VI De ‘huwelijksverklaring’ afgegeven door een bevoegde autoriteit 107
3.6 De openbare orde-exceptie in de zin van art. 10:32 BW 112
3.6.I Algemeen 112
3.6.II Nadere concretisering van de openbare orde en de weigeringsgronden 113
3.7 De voorvraag 126
3.7.I Algemeen 126
3.7.II Zelfstandige aanknoping van de voorvraag van de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijk 126
3.7.III De afhankelijke aanknoping van de voorvraag in de zin van art. 12 lid 2 Huwelijksverdrag 1978 128
3.7.IV De prealabele vraag van de rechtsgeldigheid van een in het buitenland gesloten huwelijk bij de erkenning van een in het buitenland tot stand gekomen rechterlijke beslissing of rechtsfeit/rechtshandeling 129
3.8 Sanctie op overtreding van de materiële en/of formele huwelijksvereisten 132
3.9 Overgangsrecht 134
Hoofdstuk 4 - De rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten 137
4.1 De voormalige en huidige afdeling 2 Titel 3 Boek 10 BW 137
4.2 De persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten 141
4.2.I Algemeen 141
4.2.II De rechtskeuze 142
4.2.III De objectieve verwijzingsregel 143
4.2.IV De temporele gevolgen van de rechtskeuze en de wijziging van de aanknopingsfactor in de tijd 145
4.2.V Terzijdestelling van het toepasselijke buitenlandse recht met beroep op de openbare orde 146
4.3 Verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding 147
4.4 Gezinsbescherming 149
4.5 De verhouding tot andere verwijzingscategorieën 154
Hoofdstuk 5 - De huwelijksontbinding 155
5.1 Inleidende opmerkingen 155
5.2 De rechtsmacht van de Nederlandse rechter inzake huwelijksontbinding 161
5.2.I Algemeen 161
5.2.II Het materiële en formele toepassingsgebied 162
5.2.III De rechtsmachtsregeling 165
5.2.III.A Algemeen 165
5.2.III.B De bevoegdheidsgronden van art. 3 Brussel II-bis 172
5.2.IV Tegenverzoek 174
5.2.V Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding 175
5.2.VI Het Nederlandse commune bevoegdheidsrecht 175
5.3 De rechtsmacht en het toepasselijk recht ten aanzien van het verplicht ouderschapsplan 176
5.4 Het echtscheidingsmonopolie van de Nederlandse rechter 178
5.5 Het op de echtscheiding toepasselijke recht 179
5.5.I Algemeen 179
5.5.II De structuur van de verwijzingsregeling 180
5.5.III Toepasselijkheid van het Nederlandse recht als lex fori 182
5.5.IV Rechtskeuze voor het gemeenschappelijke nationale recht 185
5.6 Het voortgezet gebruik van de echtelijke woning 190
5.7 Erkenning van buitenlandse echtscheidingen 192
5.7.I De erkenningsregeling van Brussel II-bis 192
5.7.II De erkenningsregeling van de verdragen van Luxemburg 1967 en ’s-Gravenhage 1970 197
5.7.III De erkenning met betrekking tot buitenlandse in een niet EU-lidstaat gegeven echtscheidingsbeslissing 198
5.7.III.A Algemeen 198
5.7.III.B De afbakening van de erkenningsregel van art. 10:57 BW tot die van art. 10:58 BW 199
5.7.III.C De erkenningsvereisten van art. 10:57 lid 1 BW 200
5.7.III.D De erkenningsvereisten van art. 10:57 lid 2 BW 201
5.7.III.E Verruiming van de werkingssfeer van art.
10:57 BW: enkele specifi eke vormen van huwelijksontbinding 202
5.7.IV De erkenning van buitenlandse huwelijksontbindingen door een eenzijdige verklaring van een der echtgenoten 207
5.7.V De openbare orde-exceptie 212
5.7.VI Vordering tot medewerking aan een religieuze echtscheiding bij de Nederlandse rechter 214
Hoofdstuk 6 - Huwelijksvermogensrecht 219
6.1 Inleiding 219
6.2. Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening partnerschapsvermogensstelsels 223
6.2.I Inleiding 223
6.2.II Materieel toepassingsgebied 228
6.2.III Rechtsmacht van de Nederlandse rechter 237
6.2.III.A Inleidende opmerkingen 237
6.2.III.B Aard en opzet van de bevoegdheidsregeling 242
6.2.III.C Primaire bevoegdheidsregels: art. 4 t/m 6 HuwvermVo 245
6.2.III.D Aanvaarding van bevoegdheid: art. 7 en 8 HuwvermVo 254
6.2.III.E Alternatieve bevoegdheid: art. 9 HuwvermVo 259
6.2.III.F Subsidiaire bevoegdheid: art. 10 en 11 HuwvermVo 262
6.2.III.G Varia 265
6.2.IV Erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging 266
6.2.V Toepasselijk recht op huwelijksvermogensstelsel 268
6.2.V.A Inleidende opmerkingen 268
6.2.V.B Rechtskeuze; art. 22 t/m 24 HuwvermVo 272
6.2.V.C Objectieve verwijzingsregeling; art. 26 HuwvermVo 284
6.3 Het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 301
6.3.I Inleidende opmerkingen 301
6.3.I.A Algemeen 301
6.3.I.B De in afdeling 3 van Titel 3 Boek 10 BW (nieuw) opgenomen regeling 303
6.3.II Het materiële toepassingsgebied 304
6.3.III Rechtskeuze door partijen 308
6.3.III.A Algemeen 308
6.3.III.B Het tijdstip van de rechtskeuze: voor of staande huwelijk 310
6.3.III.C Geen volledige vrijheid met betrekking tot te kiezen rechtsstelsels 310
6.3.III.D Het eenheidsbeginsel versus partiële rechtskeuze 312
6.3.III.E Het bestaan van wilsovereenstemming met betrekking tot het gekozen recht 313
6.3.III.F Uitdrukkelijke of stilzwijgende rechtskeuze 314
6.3.III.G De vormvoorschriften waaraan de rechtskeuze dient te voldoen 316
6.3.III.H Het rechtsgevolg van een rechtskeuze ‘sec’ ten aanzien van het huwelijksvermogensregime 318
6.3.III.I Enkele kwesties die speciaal een rechtskeuze staande huwelijk betreffen 319
6.3.IV De objectieve verwijzingsregeling 322
6.3.IV.A Algemeen 322
6.3.IV.B De objectieve – meerzijdige – verwijzingsregel van art. 4 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 324
6.3.IV.C Op het afstemmingsbeginsel gebaseerde regeling van art. 4 en 5 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 voor enkele specifi ek afgebakende situaties 325
6.3.IV.D De ‘gemeenschappelijke nationaliteit’ als aanknopingsfactor in de zin van het verdrag 327
6.3.IV.E De aanknopingsfactor van de eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats 329
6.3.IV.F Het ‘nauwst verbondenheids’-criterium 333
6.3.V Gemitigeerde veranderlijkheid van het door de objectieve verwijzingsregeling aangewezen recht 334
6.3.V.A Algemeen 334
6.3.V.B De situaties waarin automatische verandering van het toepasselijke recht optreedt 336
6.3.V.C De gevolgen van de automatische verandering van het objectief toepasselijke recht 341
6.3.VI Derdenwerking en derdenbescherming 343
6.3.VII De overgangsrechtelijke regeling 347
6.3.VIII Näherberechtigung en verrekening 350
6.3.IX Wijziging van de inhoud van het toepasselijk recht 351
6.4 Het Haagse Huwelijksgevolgenverdrag 1905 352
6.4.I Algemeen 352
6.4.II Het formele toepassingsgebied 353
6.4.III De overgangsrechtelijke regeling 355
6.5 Het commune internationale huwelijksvermogensrecht 357
6.5.I Algemeen 357
6.5.II De commune verwijzingsregeling vóór 1976 358
6.5.III De Chelouche/Van Leer-aanknopingsladder 359
6.5.III.A Algemeen 359
6.5.III.B De rechtskeuze onder de Chelouche/Van Leer-regeling 361
6.5.III.C De objectieve verwijzingsregel van de Chelouche/Van Leer-regeling 362
6.5.IV De overgangsrechtelijke regeling 364
6.5.V Enkele specifi eke exceptieclausules 367
6.5.VI Pensioenverevening 372
6.5.VI.A Inleiding 372
6.5.VI.B De ratio van de WVP: huwelijksvermogensrechtelijke kwalifi catie 374
6.5.VI.C De reikwijdteregel voor pensioenen die vallen onder art. 1 lid 4-6 Wvps 375
6.5.VI.D Buitenlandse pensioenen in de zin van art. 1 lid 8 Wvps 376
6.5.VI.E Kortsluiting in het verwijzingsresultaat 378
Hoofdstuk 7 - Afstamming 379
7.1 Inleidende opmerkingen 379
7.2 Enkele kwesties van algemene aard met betrekking tot Titel 5 381
7.2.I De algemene bepalingen van Titel 1 381
7.2.II Uitgangspunt: begrippen uit het eigen Nederlandse afstammingsrecht 383
7.2.III Geen effectiviteitstoets in geval van een meervoudige nationaliteit 386
7.2.IV Tweedeling tussen in Nederland en in het buitenland tot stand gekomen afstammingsbetrekkingen – een processuele toets 387
7.3 Rechtsmacht Nederlandse rechter inzake kwesties van afstammingsrecht 388
7.3.I Rechtsmacht op grond van art. 3 Rv 388
7.3.II De rechtsmachtregeling van het Nederlands-Belgische Executieverdrag 1925 390
7.4 Het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen door geboorte tijdens het huwelijk of een geregistreerd partnerschap 391
7.4.I Hoofdregel 391
7.4.II Meervoudige nationaliteit: geen effectiviteitstoets 393
7.5 Ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap of moederschap 393
7.5.I Algemeen 393
7.5.II De primaire verwijzingsregel inzake de ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane ouderschap: toepasselijkheid van art. 10:92 BW 394
7.5.III De subsidiaire verwijzingsregel: begunstiging van de gerechtelijke ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap of moederschap 395
7.5.IV Benoeming van een bijzonder curator 398
7.5.V De gerechtelijke ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane ouderschap
(vaderschap en moederschap) en de openbare orde 398
7.5.VI De buitengerechtelijke ontkenning van het ouderschap 399
7.6 Familierechtelijke betrekkingen tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap uit haar geboren kind 401
7.6.I Algemeen 401
7.6.II Aanknoping aan het nationale recht van de moeder 401
7.6.III Voorrang van het Nederlandse recht in geval van gewone verblijfplaats van de vrouw in Nederland 402
7.6.IV De aanknopingsfactor in de tijd 403
7.6.V Toepasselijkheid van de Overeenkomst van Brussel 1962 403
7.7 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door erkenning 404
7.7.I Algemeen 404
7.7.II Begunstigende aanknoping voor de bevoegdheid van de erkenner en de overige voorwaarden tot erkenning 405
7.7.III Vermelding van het toegepaste recht in de akte 407
7.7.IV Bijzondere aanknoping voor de toestemming van de moeder onderscheidenlijk het kind 407
7.7.V De aanknopingsfactor in de tijd 408
7.8 Ongedaanmaking van de erkenning 409
7.9 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap 410
7.9.I Een uit drie treden bestaande aanknopingsladder 410
7.9.II De situatie dat de persoon van wie het ouderschap gerechtelijk wordt vastgesteld of de moeder ten tijde van de indiening van het verzoek is overleden 412
7.10 Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door wettiging 413
7.10.I De Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk 1970 413
7.10.II De subsidiaire aanknoping van de gewone verblijfplaats van het kind 414
7.10.III Het nietige huwelijk waarbij een Nederlander is betrokken 414
7.11 De inhoud – de gevolgen – van de familierechtelijke betrekkingen 415
7.12 De erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechterlijke beslissingen, rechtsfeiten en rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd 416
7.12.I Algemeen 416
7.12.II Uitzonderingen op de confl ictenrechtelijke toets 416
7.12.III Geen onderscheid tussen de erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen en van rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij een niet-rechterlijke autoriteit is betrokken 421
7.13 Erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen 422
7.13.I Nadere vereisten voor erkenning 422
7.13.II Geen erkenning van negatieve beslissingen 424
7.13.III Geen confl ictenrechtelijke toets 425
7.13.IV Strijd met een Nederlandse beslissing 425
7.13.V Erkenning van een wettiging door huwelijk 426
7.14 De erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen, al dan niet neergelegd in een akte 427
7.14.I Vereisten voor erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen die zijn neergelegd in een akte 427
7.14.II Enkele op de openbare orde gebaseerde specifieke weigeringsgronden 431
7.14.III De prealabele vraag in het kader van de toepassing van een erkenningsregeling inzake afstamming 436
7.14 IV Erkenning van in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten en rechtshandelingen die niet zijn neergelegd in een akte 439
7.15 De temporele regeling 440
7.16 Draagmoederschap 442
7.16.I Verkenning van het onderwerp 442
7.16.II Aspecten van internationaal privaatrecht 446
7.16.III Ontwikkelingen 458
Hoofdstuk 8 - Adoptie 461
8.1 Inleidende opmerkingen 461
8.2 De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 462
8.3 Rechtsmacht Nederlandse rechter in adoptiezaken 465
8.4 Het Haags Adoptieverdrag van 1993 468
8.4.I Een verdrag met een specifi ek karakter 468
8.4.II Aan het verdrag ten grondslag liggende doelstellingen 470
8.4.III Regeling van het Haags Adoptieverdrag 1993 471
8.5 Het toepasselijke recht op in Nederland uit te spreken adopties en de erkenning van in het buitenland tot stand gekomen niet-verdragsadopties 477
8.5.I Algemeen 477
8.5.II Voorrang van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie 480
8.5.III Nadere afbakening van de rechtsfi guur adoptie 481
8.5.IV Het op de adoptie toepasselijke recht 483
8.5.V De rechtsgevolgen van een in Nederland uitgesproken adoptie 488
8.5.VI Erkenning van niet-verdragsadopties 488
8.5.VII Erkenning van rechtswege van niet-verdragsadopties waarbij alle partijen buiten Nederland zijn gevestigd 491
8.5.VIII Erkenningsprocedure van niet-verdragsadopties door adoptiefouders met gewone verblijfplaats in Nederland 495
8.5.IX Rechtsgevolgen van de erkenning 498
8.5.X Omzetting van een ‘zwakke’ buitenlandse adoptie in een ‘sterke’ adoptie naar Nederlands recht 499
8.5.XI ‘Illegale’ of ‘frauduleuze’ adoptie van een buitenlands kind 500
Hoofdstuk 9 - Ouderlijke verantwoordelijkheid en
kinderbescherming 507
9.1 Algemeen 507
9.2 Het materiële toepassingsgebied van Brussel II-bis en HKV 1996 517
9.3 Het formele toepassingsgebied van Brussel II-bis en HKV 1996 522
9.4 Internationale bevoegdheid volgens Brussel II-bis en HKV 1996 525
9.4.I Algemeen 525
9.4.II Hoofdregel: de gerechten van de gewone verblijfplaats van het kind 527
9.4.III Onbekende gewone verblijfplaats kind; vluchtelingenkinderen 534
9.4.IV Voortgezette bevoegdheid bij wijziging van het omgangsrecht 535
9.4.V Prorogatie van rechtsmacht (forumkeuze) 537
9.4.VI Voorlopige en bewarende maatregelen 546
9.4.VI.A Afbakening voorlopige en bewarende maatregelen 546
9.4.VI.B Enkele toepassingsvoorwaarden 548
9.4.VI.C Voorlopige maatregelen in de zin van art. 12 HKV 1996 551
9.4.VII Het commune internationale bevoegdheidsrecht 552
9.4.VIII Overdracht aan een geschikter forum 553
9.5 Het toepasselijke recht op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 560
9.5.I Algemeen 560
9.5.II Het toepasselijke recht op beschermende maatregelen 561
9.5.III Het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid 564
9.5.IV Derdenbescherming 572
9.5.V Gedeeltelijke uitsluiting renvoi en het afstemmingsbeginsel 574
9.6 Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van Brussel II-bis en het HKV 1996 575
9.6.I Algemeen 575
9.6.II Erkenning zonder bijzondere procedure 578
9.6.III Procedure voor verkrijging beslissing houdende erkenning of niet-erkenning 579
9.6.IV Weigeringsgronden ouderlijke verantwoordelijkheid 582
9.6.V Uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging 587
9.7 Internationale samenwerking en uithuisplaatsing 593
Hoofdstuk 10 - Alimentatieverplichtingen 595
10.1 Inleidende opmerkingen 595
10.1.I Algemeen 595
10.1.II De voormalige en nieuwe regelgeving 595
10.2 De Alimentatieverordening 599
10.2.I Doelstellingen en structuur Alimentatieverordening 599
10.2.II Materieel toepassingsgebied 601
10.2.III Formeel toepassingsgebied 605
10.2.IV Temporeel toepassingsgebied 606
10.2.V De verhouding van de Alimentatieverordening tot EU-rechtsinstrumenten en tot bestaande verdragen 607
10.2.VI De rechtsmachtregeling 612
10.2.VI.A Inleidende opmerkingen 612
10.2.VI.B De bevoegdheidsregeling van art. 3 AlimVo 613
10.2.VI.C De afzonderlijke bevoegdheidsgronden van art. 3 AlimVo 618
10.2.VI.D Uitdrukkelijke forumkeuze 624
10.2.VI.E Stilzwijgende forumkeuze 631
10.2.VI.F Subsidiaire rechtsmachtbepaling 632
10.2.VI.G Noodbevoegdheid 633
10.2.VI.H Wijziging beslissing alimentatie op verzoek van onderhoudsplichtige 635
10.3 Het toepasselijke recht inzake alimentatie 637
10.3.I Algemeen 637
10.3.II Karakter en structuur van de nieuwe regeling 639
10.3.III Het materiële en formele toepassingsgebied 644
10.3.IV De primaire aanknoping aan het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde 650
10.3.V Enkele bijzondere verwijzingsregels ten gunste van bepaalde alimentatiegerechtigden 653
10.3.V.A De structuur van de regeling van art. 4 Protocol 653
10.3.V.B Het personele toepassingsgebied van art. 4 Protocol 654
10.3.V.C De subsidiaire aanknoping aan respectievelijk de lex fori en het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit 656
10.3.V.D Voorrang lex fori bij procedure in de staat waar de alimentatieplichtige zijn gewone verblijfplaats heeft. 657
10.3.VI De bijzondere verwijzingsregel inzake alimentatie tussen echtgenoten en ex-echtgenoten 659
10.3.VII Bijzonder verweermiddel onderhoudsplichtige 664
10.3.VIII De rechtskeuze 666
10.3.VIII.A Inleiding 666
10.3.VIII.B Rechtskeuze voor het recht dat ten behoeve van een specifieke alimentatieprocedure van toepassing is 666
10.3.VIII.C De aanwijzing van het toepasselijke recht 668
10.3.IX Het recht van een overheidslichaam op terugbetaling 673
10.3.X De werkingsomvang van het alimentatiestatuut 674
10.3.XI De openbare orde-exceptie 676
10.3.XII Vaststelling van het bedrag van de alimentatie 678
10.4 Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse alimentatiebeslissingen afkomstig uit een lidstaat 679
10.4.I Algemeen 679
10.4.II Beslissingen gegeven in een door het Protocol gebonden lidstaat 682
10.4.III Beslissingen gegeven in een niet door het Protocol gebonden lidstaat 683
10.4.IV Gemeenschappelijke bepalingen 685
10.5 Erkenning en tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen afkomstig uit een niet-lidstaat 686
10.6 Toegang tot de rechter 690
10.7 Samenwerking tussen centrale autoriteiten 692
Hoofdstuk 11 - Volwassenenbescherming 695
11.1 Inleidende opmerkingen 695
11.1.I Algemeen 695
11.1.II Het Haags Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 697
11.1.III Nauwe verwevenheid van het HVV 2000 met het HKV 1996 698
11.1.IV De structuur van het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 699
11.1.V Anticiperende toepassing van het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen 700
11.1.VI Analoge toepassing Uitvoeringswet Internationale Kinderbescherming 702
11.1.VII Enkele kerndoelstellingen van het HVV 2000 703
11.2 Het materiële toepassingsgebied 704
11.3 Internationale bevoegdheid op grond van het HVV 2000 710
11.3.I Algemeen 710
11.3.II Het formele toepassingsgebied van de bevoegdheidsregeling van het HVV 2000 711
11.3.III De hoofdregel: de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de volwassene 712
11.3.IV Wijziging bevoegdheid bij verandering van de gewone verblijfplaats 713
11.3.V De categorie volwassen vluchtelingen 714
11.3.VI Personen zonder gewone verblijfplaats 715
11.3.VII De autoriteiten van de nationaliteit van de volwassene 715
11.3.VIII Overdracht bevoegdheid aan een meer passend forum 718
11.3.IX Autoriteiten van ligging van het vermogen van de volwassene 720
11.3.X Spoedeisende gevallen 721
11.3.XI Tijdelijke maatregelen met beperkte (territoriale) werking 722
11.4 Rechtsmacht op grond van het Nederlandse commune IPR 723
11.4.I Inleiding 723
11.4.II De hoofdregel voor verzoekschriftprocedures van art. 3 Rv 724
11.4.III De forum conveniens-toets 726
11.4.IV Het forum necessitatis 727
11.5 Het op de bescherming van de volwassene toepasselijke recht 727
11.5.I Algemeen 727
11.5.II Formeel toepassingsgebied verwijzingsregels HVV 2000 728
11.5.III De lex fori: Gleichlauf bevoegdheid en toepasselijk recht 730
11.5.IV De exceptieclausule van art. 13 lid 2 HVV 2000 730
11.5.V Wijze van uitvoering van beschermingsmaatregelen in het buitenland 732
11.6 Het op de zorgvolmacht toepasselijke recht 733
11.6.I Tendens naar grotere zelfbeschikking van de volwassene in geval van een toekomstige wilsonbekwaamheid 733
11.6.II De confl ictenrechtelijke regeling van de rechtsfiguur van de zorgvolmacht 735
11.6.III Het formele toepassingsgebied 735
11.6.IV Het materiële toepassingsgebied 736
11.6.V De objectieve aanknoping van art. 15 lid 1 HVV 2000 739
11.6.VI De rechtskeuze 739
11.6.VII Intrekking of wijziging van de zorgvolmacht 741
11.6.VIII Derdenbescherming 742
11.7 Voorrangsregels 742
11.8 De openbare orde-exceptie 744
11.9 Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beschermingsmaatregelen 745
11.9.I Inleiding 745
11.9.II Erkenning en tenuitvoerlegging op grond van het HVV 2000 746
11.9.III Procedure voor verkrijging van beslissing houdende erkenning of niet-erkenning 747
11.9.IV Gebondenheid aan vaststelling feiten 748
11.9.V Uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging 748
11.10 Internationale samenwerking; internationaal certifi caat 750
11.11 Verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken 751
11.11.I Algemeen 751
11.11.II Het begrip beschermingsmaatregelen 752
11.11.III Wederzijdse erkenning 753
11.11.IV Dwangmiddelen 755
Hoofdstuk 12 - Erfrecht 757
12.1 Inleiding 757
12.1.I Algemeen 757
12.1.II Beperkt toepassingsgebied Erfrechtverordening 762
12.1.III Kwesties van temporeel recht 776
12.2 De testamentaire vorm en de vorm van aanvaarding en verwerping 780
12.2.I Inleidende opmerkingen 780
12.2.II Het formele toepassingsgebied van het Haags Testamentsvormenverdrag 1961 783
12.2.III Temporele aspecten 783
12.2.IV De materiële reikwijdte van het Haags Testamentsvormenverdrag 1961 784
12.2.V Het toepasselijke recht betreffende de vorm 787
12.2.VI De vorm van aanvaarding en verwerping 793
12.3 De internationale bevoegdheid in erfrechtzaken 795
12.3.I Inleidende opmerkingen 795
12.3.II Het formele toepassingsgebied bevoegdheidsregeling Erfrechtverordening 796
12.3.III Temporele aspecten bevoegdheidsregeling Erfrechtverordening 797
12.3.IV Algemene aspecten van bevoegdheidsregels Erfrechtverordening 797
12.3.V De bevoegdheidsregels van de Erfrechtverordening 800
12.4 De erfopvolging 805
12.4.I Inleidende opmerkingen 805
12.4.II Het formele toepassingsgebied van de Erfrechtverordening betreffende de erfopvolging 806
12.4.III De materiële reikwijdte van de Erfrechtverordening betreffende de erfopvolging 806
12.4.IV Het toepasselijke recht, algemene aspecten 813
12.4.V De rechtskeuze 819
12.4.VI De objectieve verwijzingsregeling 825
12.4.VII De erfovereenkomst 829
12.4.VIII Näherberechtigung en verrekening 834
12.5 Erkenning, uitvoerbaarheid, tenuitvoerlegging van beslissingen en aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen 838
12.5.I Erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van beslissingen 838
12.5.II Aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen 839
12.6 De Europese Erfrechtverklaring 842
Zakenregister 847
Wetsartikelenregister 855
Jurisprudentieregister 871
Transponeringstabel 889
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan