Mr. dr. Magda R. Hoever-Venoaks is tot augustus 2013 als lector Bestuursrecht verbonden geweest aan de Faculteit der Maatschappijwetenschappen (studierichting Rechten) aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname.
Meer over de auteursSurinaams bestuursrecht
Paperback Nederlands 2021 3e druk 9789462908949Samenvatting
Dit (studie)boek behandelt de belangrijkste algemene vraagstukken van het Surinaamse bestuursrecht (vroeger: administratief recht). Het Surinaamse bestuursrecht is nog sterk gebaseerd op de dogmatiek van het Nederlandse bestuursrecht. Daarom combineert het boek de dogmatiek van het Surinaamse en het Nederlandse bestuursrecht. Voorop staat natuurlijk het Surinaamse bestuursrecht. De Nederlandse dogmatiek is zoveel mogelijk ‘gesurinamiseerd’.
De auteurs hopen met het boek de lezer aan te zetten tot een beter begrip van het bestuursrecht en zo bij te dragen tot een systematisch denken over een adequate toepassing en ontwikkeling van het Surinaamse bestuursrecht. Dit kan bijdragen aan een beter functionerend openbaar bestuur waarvan de hele samenleving kan profiteren. Zonder adequaat bestuursrecht is het openbaar bestuur voor burgers geen lust, maar vooral een last.
Het boek kan ook bijdragen aan de realisatie van een Surinaamse Algemene wet bestuursrecht. Daarvoor moet eerst het geldende bestuursrecht zo goed mogelijk in beeld worden gebracht.
Het boek is geschikt voor universitaire studenten en onmisbaar voor praktijkjuristen.
Specificaties
Lezersrecensies
Over Leo Damen
Inhoudsopgave
Leeswijzer voor de vermelde bronnen 35
1 Inleiding 37
1.1 Waarom is het noodzakelijk grondige kennis te hebben van het bestuursrecht? 37
1.2 Fundamentele beginselen en uitgangspunten 40
1.2.1 Democratie 40
1.2.2 Legaliteit 42
1.2.3 Specialiteit, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, stelselmatigheid en individuele rechtsbedeling 43
1.2.3.1 Het specialiteitsbeginsel 43
1.2.3.2 Het rechtszekerheidsbeginsel 44
1.2.3.3 Het rechtsgelijkheidsbeginsel 45
1.2.3.4 Stelselmatigheid 47
1.2.3.5 Individuele rechtsbedeling 49
1.3 Wat is bestuursrecht? 50
1.3.1 Bestuursrecht een zelfstandig rechtsgebied 51
1.3.2 Definities van bestuursrecht 52
1.3.3 Verhouding bestuursrecht tot staatsrecht 53
1.4 Nadere beantwoording van vragen over het bestuursrecht 54
1.4.1 Waarom is overheidsbestuur nodig? 54
1.4.2 Waarom zijn er aparte regels van bestuursrecht? 55
1.4.3 Op welke terreinen treedt de overheid op en hoe? 57
1.4.4 Hoe heeft de bestuursrechtelijke betrekking tussen bestuur en burger gestalte gekregen? 59
1.4.5 Hoe wordt de kwaliteit van het overheidsbestuur gewaarborgd? 62
1.5 Het algemeen deel en de bijzondere delen van het bestuursrecht 65
1.5.1 Eén ‘Wetboek van bestuursrecht’? 65
1.5.2 Niet alle relaties tussen bestuur en burger worden door het bestuursrecht beheerst 67
1.5.3 Publiekrechtelijke bevoegdheden, rechten, aanspraken en plichten 68
1.5.4 Uitzondering voor de formele wetgever en de rechterlijke macht 70
1.5.5 Het algemeen deel van het bestuursrecht 72
1.6 Regionalisering en internationalisering 72
1.6.1 Enkele voorbeelden van aanpassing van wetgeving overeenkomstig gesloten verdragen 75
1.7 Een blik op de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht 76
1.7.1 Doelstellingen en plaats van de NAwb 78
1.8 Naar een Algemene wet bestuursrecht voor Suriname? 81
2 Personen in het bestuursrecht 83
2.1 Het rechtssubject in het bestuursrecht 83
2.1.1 Verschillende rechtssubjecten 83
2.2 Personen aan de zijde van ‘de burger’ 84
2.2.1 De natuurlijke persoon 85
2.2.2 De rechtspersoon 85
2.3 Andere rechtssubjecten in het bestuursrecht 86
2.4 Personen aan de zijde van ‘het bestuur’ 87
2.5 Het bestuursorgaan als ‘persoon’ 92
2.6 Het begrip ‘bestuursorgaan’ in de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht 93
2.6.1 De a- en b-bestuursorganen in Nederland 93
2.6.2 De uitgezonderde organen: art. 1:1 lid 2 NAwb 94
2.6.3 Het begrip bestuursorgaan in Suriname 95
2.7 Indeling van de bestuursorganisatie 95
2.8 De overheidswerknemers 99
2.8.1 Ambtsdragers en personeel 99
2.8.2 Zorg voor de functionering van het overheidsapparaat 99
2.9 De Personeelswet 99
2.9.1 Begrippen 100
2.9.2 Uitzonderingen van art. 2 Personeelswet 102
2.10 Attributie aan ambtelijke bestuursorganen, bekeken vanuit de Nederlandse doctrine 103
2.11 Het overheidsapparaat 105
2.11.1 Algemeen 105
2.11.2 De grootte van het overheidsapparaat 106
2.11.3 Het ontbreken van kader 109
2.11.4 Gedachten om het overheidsapparaat te hervormen 109
2.12 De staatsbedrijven, parastatale bedrijven of parastatale instellingen 110
2.12.1 Een blik op de staatsbedrijven, parastatale bedrijven of parastatale instellingen 110
2.12.2 De relevante wetgeving 112
2.13 Staatsbedrijven 113
2.13.1 Het staatsbedrijf Centrale Staatsaccountantsdienst 113
2.13.2 Het staatsbedrijf Alliance 114
2.14 De rechtspersoon sui generis 115
2.14.1 Algemeen 115
2.14.1.1 Het Management Instituut GLIS 115
2.14.1.2 De sui generis Het Viskeuringsinstituut conform de wet of de Stichting Het Viskeuringsinstituut conform de statuten? 116
2.14.2 Wanneer is sprake van publieke taken? 117
2.15 De andere rechtspersonen 118
2.15.1 De stichting 118
2.15.1.1 Het Staatsziekenfonds 118
2.15.1.2 De Stichting Herkeuringen Motorrij- en voertuigen Suriname 120
2.16 De Rekenkamer 121
2.16.1 De Rekenkamer aan het woord 122
2.16.2 Functies van de Rekenkamer 122
2.17 De belanghebbende 123
2.17.1 Inleiding 123
2.17.2 De ‘persoonsgerichte’ beschikking 127
2.17.3 Opkomen voor eigen belangen: art. 1:2 lid 1 NAwb 128
2.17.3.1 Eigen belang 128
2.17.3.2 Persoonlijk belang 129
2.17.3.3 Persoonlijk belang in Suriname 131
2.17.3.4 Objectief bepaalbaar belang 133
2.17.3.5 Actueel, voldoende zeker belang 133
2.17.3.6 Direct geraakt belang 134
2.17.3.7 Door een bestuursorgaan opkomen voor aan hem toevertrouwde belangen: art. 1:2 lid 2 NAwb 134
2.17.3.8 Opkomen voor algemene of collectieve belangen: art. 1:2 lid 3 NAwb 135
2.17.3.9 De belanghebbende, het specialiteitsbeginsel en het relativiteitsvereiste 136
3 Verlening van een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid 137
3.1 Grondslag 137
3.1.1 Het legaliteitsbeginsel 137
3.1.2 Het legaliteitsbeginsel in de Grondwet 139
3.1.3 Legaliteit 140
3.1.4 De toepassing van het legaliteitsbeginsel 143
3.2 Grondslag voor een publiekrechtelijke bestuursbevoegdheid 145
3.2.1 Een bevoegdheid, ontleend aan een wettelijk voorschrift 146
3.2.2 Een geïmpliceerde bevoegdheid tot intrekking of wijziging 146
3.2.3 Een bevoegdheid, ontleend aan een vergunningsvoorschrift 147
3.2.4 Een bevoegdheid, ontleend aan ongeschreven recht 147
3.3 Subsidie 150
3.3.1 Subsidieverlening in Nederland 150
3.3.2 Subsidieverlening in Suriname 151
3.3.2.1 Algemeen 151
3.3.2.2 Subsidie aan kerkgenootschappen en godsdienstige gemeenschappen 151
3.3.2.3 Subsidie aan het bijzonder onderwijs 153
4 Attributie, delegatie, mandaat 155
4.1 Inleiding 155
4.2 Attributie 155
4.2.1 Inleiding 155
4.2.2 Het niet (tijdig) vaststellen van wetgeving ingevolge
de opdracht gegeven in de Grondwet, de wet en het staatsbesluit 157
4.3 Aan welke organen kunnen bevoegdheden worden geattribueerd? 160
4.3.1 Inleiding 160
4.3.2 Attributie aan de Regering, de President en de VicePresident 160
4.3.3 Het overdragen van bevoegdheden van de President aan de ministers? 162
4.3.4 Attributie aan ministers 162
4.3.5 Attributie aan zelfstandige bestuursorganen 163
4.3.6 Attributie aan ambtelijke bestuursorganen kenmerkend voor het Surinaamse bestuursrecht 164
4.3.6.1 Voorbeelden van attributie aan ambtelijke bestuursorganen 165
14 Surinaams bestuursrecht
4.3.6.2 Aan deze commissie en ambtelijke bestuursorganen is geen bevoegdheid toegekend 166
4.3.7 Schematisch overzicht 168
4.4 Delegatie 168
4.4.1 Kenmerken 168
4.4.2 De bevoegdheid tot delegatie 169
4.4.2.1 Het vereiste van een wettelijke grondslag 169
4.4.2.2 Geen delegatie aan ondergeschikten 170
4.4.2.3 Het delegatiebesluit 170
4.4.2.4 Intrekking van het delegatiebesluit 171
4.4.2.5 Verhouding delegans – delegataris 171
4.4.2.6 Beleidsregels van de delegans voor de bevoegdheidsuitoefening door de delegataris 172
4.4.2.7 Beleidsregels van de delegataris in verhouding tot beleidsregels van de delegans 172
4.4.2.8 Onderdelegatie 173
4.4.3 Overdracht 173
4.4.4 Het aanduiden van delegatie in het Surinaamse bestuursrecht 173
4.4.4.1 Gebruik van het begrip delegatie conform het spraakgebruik? 174
4.4.5 Het Besluit Taakomschrijving Departementen 1991 en het Reglement van Orde van de Raad van Ministers 2011 174
4.4.5.1 Betekenis van het Besluit Taakomschrijving Departementen 1991 175
4.4.6 Zijn bevoegdheden van de Gouverneur dan wel de President overgegaan op ministers? 176
4.5 Mandaat 178
4.5.1 Kenmerken 178
4.5.2 De bevoegdheid tot mandatering 178
4.5.2.1 Geen wettelijke grondslag vereist 178
4.5.2.2 Wel mandaat in de wetgeving 179
4.5.2.3 Ongeoorloofde mandaatverlening 179
4.5.3 Het mandaatbesluit 181
4.5.4 Mandaat aan niet-ondergeschikten 183
4.5.5 Ondermandaat 184
4.5.6 Machtigen en volmacht 184
4.6 Perikelen bij attributie, delegatie en mandaat in de arbeidswetgeving 185
5 Handelingen van het bestuur 191
5.1 Inleiding 191
5.2 Feitelijke handelingen en rechtshandelingen 194
5.3 Privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtshandelingen 195
5.3.1 De plaats van overeenkomsten met de overheid in het grensgebied tussen publiekrecht en privaatrecht 195
5.3.2 Voorbeelden van beleidsovereenkomsten gesloten door de Surinaamse overheid 196
5.4 Bestuursrechtelijke rechtshandelingen en wetgeving in materiële zin 197
5.5 Staats- en bestuursbesluiten 199
5.5.1 Het Besluit Vormgeving Wettelijke regelingen, Staatsen Bestuursbesluiten 199
5.5.2 Het staatsbesluit 200
5.5.3 Besluiten van de President 201
5.5.3.1 De resolutie 203
5.5.4 De beschikking 204
5.5.4.1 De geschiedenis van het beschikkingsbegrip 205
5.5.4.2 Het Surinaamse beschikkingsbegrip 206
5.5.4.3 Problemen in het Surinaamse bestuursrecht met het beschikkingsbegrip 208
5.6 Indeling van de beschikkingen (in materiële zin) 209
5.6.1 De persoonsgerichte beschikking 209
5.6.2 De zaaksgerichte beschikking 210
5.6.3 De persoonsgerichte beschikking met zakelijke werking 212
5.7 De beschikking nader bezien 213
5.7.1 Soorten beschikkingen 213
5.7.2 Rechtvaststellende en rechtscheppende beschikkingen 214
5.7.3 Rechtscheppende (constitutieve) beschikkingen 214
5.7.3.1 De vergunning in enge zin 215
5.7.3.2 Concessies, ontheffingen en vrijstellingen 215
5.7.4 Begunstigende en belastende beschikkingen 216
5.7.5 Aflopende en duurbeschikkingen 217
5.7.6 Vrije en gebonden beschikkingen 218
5.7.7 De reële beschikking, de fictieve inwilliging en de fictieve weigering 219
5.7.8 Onregelmatige beschikkingen 221
5.8 Overleg 221
5.9 Voorschriften, verplichtingen en beperkingen 222
5.10 De bevoegdheid tot intrekking 225
5.10.1 De redenen voor intrekking 226
5.10.2 In hoeverre is een wettelijke grondslag vereist? 227
5.10.3 De mogelijke consequenties van intrekking 229
5.10.4 Welke normen gelden bij intrekking? 230
5.11 Terugtred van de wetgever 231
5.11.1 De gelede normstelling 232
5.12 Besluiten van algemene strekking 233
5.12.1 Algemeen verbindende voorschriften 234
5.12.1.1 Inleiding 234
5.12.1.2 De kenmerken van algemeen verbindende voorschriften 235
5.13 Concretiserende besluiten van algemene strekking 237
5.13.1 Begrip 237
5.13.2 (On)zelfstandige normstelling? 237
5.14 Beleidsregels 239
5.14.1 Inleiding 239
5.14.2 Bij besluit vastgesteld 239
5.14.3 Algemene regel 240
5.14.4 Geen algemeen verbindend voorschrift 241
5.14.5 De bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen 242
5.14.5.1 Art. 4:81 lid 1 NAwb 242
5.14.6 Te onderscheiden beleidsregels 243
5.14.6.1 Beleidsregels voor de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden 243
5.14.6.2 Beleidsregels voor de uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden 243
5.14.7 Richtlijnen 244
5.15 Plannen 244
5.15.1 Het plan in de Surinaamse wetgeving 246
5.15.2 Een blik op de Planwet en op de toekomstplannen 247
5.16 Inwerkingtreding/terugwerkende kracht 248
5.17 Publiek domein en privaatrecht 251
5.17.1 De traditionele rechten van in stamverband levende Marrons en Inheemsen 252
5.17.2 Het recht van grondhuur 253
5.17.3 Perikelen inzake de uitgifte van grondhuur 254
6 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur: de beheerste heerser 257
6.1 De ontwikkeling van het bestuursrecht 257
6.1.1 Een nieuw rechtsgebied 258
6.1.2 Normen voor de vrijheid van het bestuur 259
6.1.3 Uitwerking van de visie op de terugtred van de wetgever 263
6.1.4 Wetsinterpretatie 266
6.1.5 Objectieve beoordelingsruimte 269
6.1.6 Feitenvaststelling 270
6.1.7 Beoordelingsvrijheid 271
6.1.8 Beleidsvrijheid 272
6.1.9 Beoordelingsregels en beleidsregels 274
6.1.10 Gevolgen voor de toetsing door de bestuursrechter 275
6.2 De ontwikkeling van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 275
6.2.1 De ontwikkeling in Nederland 276
6.2.2 De ontwikkeling in Suriname 279
6.2.2.1 Het civiele recht en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 280
6.2.2.2 Het civiele kort geding waarin een beroep wordt gedaan op de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur ingevolge art. 29 Wetboek van Strafrecht 281
6.2.2.3 Het karakter van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 282
6.3 Een blik op de Nederlandse doctrine inzake de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 286
6.3.1 Toepasselijkheid van algemene beginselen van behoorlijk bestuur op wetgeving 286
6.3.2 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het ‘beginsel dat de wet moet worden nageleefd’ 286
6.3.3 De contra legem werking van algemene beginselen van behoorlijk bestuur 288
6.3.4 Uitzonderlijke omstandigheden 289
6.3.5 De betekenis van het Harmonisatiewetarrest 289
6.4 Het onderscheid tussen de verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur 291
7 Besluitvorming en algemene beginselen van behoorlijk bestuur 295
7.1 Inleiding 295
7.2 Beginselen die betrekking hebben op de totstandkoming van besluiten: de rol van bestuurders en uitvoerende functionarissen 296
7.2.1 Inleiding 296
7.2.2 Het beginsel dat partijdigheid verbiedt 297
7.3 Beginselen die betrekking hebben op de totstandkoming van besluiten: de voorbereiding van besluiten 300
7.3.1 De behandeling van een verzoek tot het nemen van een besluit 300
7.3.1.1 De aanvraag van een besluit 300
7.3.1.2 De aanvraag van een beschikking 300
7.3.1.3 Gegevensverstrekking door de aanvrager van een beschikking 303
7.3.1.4 De gelegenheid tot herstel van een verzuim bij de aanvraag van een beschikking (art. 4:5 NAwb) 304
7.3.2 Zorgvuldig onderzoek 307
7.3.2.1 Het voorbereidend onderzoek (art. 3:2 NAwb) 307
7.3.2.2 Onderzoeksplicht en bewijs(voerings)last 307
7.3.2.3 Het vragen van advies 310
7.3.2.4 De wijze en diepgang van het onderzoek 310
7.3.3 Het ‘horen’ van de burger 314
7.3.3.1 De ‘hoorplicht’ bij beschikkingen (Afdeling 4.1.2 NAwb) 314
7.3.3.1.1 Horen van de aanvrager van een beschikking 315
7.3.3.1.2 Horen van de geadresseerde van een niet op zijn verzoek genomen beschikking 317
7.3.3.1.3 Horen van derden met een rechtstreeks bij een beschikking betrokken belang 318
7.3.3.1.4 Uitzonderingen op de hoorplicht bij beschikkingen 318
7.3.3.1.5 De wijze van horen van belanghebbenden bij beschikkingen 319
7.3.3.2 Het hoorbeginsel in Suriname 319
7.3.3.2.1 Het hoorbeginsel in de ambtenarenrechtspraak 320
7.3.3.2.2 Het hoorbeginsel in de civiele rechtspraak 323
7.3.4 Correcte bejegening 326
7.3.4.1 Correcte en behulpzame omgang met de burger; fair play 326
7.3.4.2 Waarschuwingsplicht 330
7.3.4.3 Het beginsel van de actieve rol 331
7.3.4.4 Het beginsel van de juiste informatie 332
7.3.4.5 Het beginsel van onderzoek en beslissing van het individuele geval 334
7.3.5 Zorgvuldige en deugdelijke besluitvorming 335
7.3.5.1 De beslistermijn bij beschikkingen (art. 4:13-4:15 NAwb) 335
7.3.5.2 Deugdelijke besluitvorming 338
7.3.5.3 Afwijking van een vaste gedragslijn en van beleidsregels (art. 4:84 NAwb) 339
7.3.5.4 Plicht tot toetsing van een uitgebracht advies (art. 3:9, 3:46, 3:49 en 3:50 NAwb) 340
7.3.5.5 Het gebruik van een uitgebracht advies 342
7.4 De beginselen die betrekking hebben op de motivering van het besluit 342
7.4.1 Inleiding 342
7.4.2 Het beginsel van een deugdelijke feitelijke grondslag 345
7.4.3 Het beginsel van een draagkrachtige motivering 346
7.5 Beginselen die betrekking hebben op de inhoud van het besluit 346
7.5.1 Inleiding 346
7.5.2 Het beginsel van zuiverheid van oogmerk 347
7.5.3 Het rechtszekerheidsbeginsel (inclusief het vertrouwensbeginsel) 348
7.5.3.1 Het materiële rechtszekerheidsbeginsel 351
7.5.3.2 Het temporeel en het handelingsaspect 352
7.5.3.3 Toerekenbaarheid van gewekte verwachtingen 356
7.5.3.4 Toerekenbare schijn van bevoegdheid 357
7.5.3.5 De nieuwe benadering van de Afdeling bestuursrechtspraak 358
7.5.3.6 Het Hof van Justitie als ambtenarenrechter over toezeggingen gedaan door een minister en een directeur, niet zijnde het bevoegde gezag 360
7.5.3.7 Het vertrouwensbeginsel op de Nederlandse Antillen 362
7.5.3.8 Vertrouwenwekkende gedragingen 362
7.5.3.9 De plicht tot honorering van gewekt vertrouwen 366
7.5.3.9.1 Belang bij honorering van vertrouwen en algemeen belang 366
7.5.3.9.2 Rechtvaardigingsgronden voor schending van vertrouwen: het algemeen belang 367
7.5.3.9.3 Rechtvaardigingsgronden voor schending van vertrouwen: de belangen van derden 369
7.5.3.9.4 De algemene formulering van de Afdeling bestuursrechtspraak 369
7.5.3.10 Bindende kracht van overeenkomsten en toezeggingen 370
7.5.4 Het gelijkheidsbeginsel 371
7.5.4.1 Inleiding 371
7.5.4.2 Het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht 373
7.5.4.3 Het toepassen van het gelijkheidsbeginsel 375
7.5.4.3.1 Voorbeelden uit de wetgeving en rechtspraktijk inzake het gelijkheidsbeginsel 377
7.5.4.3.2 Geen schending van het gelijkheidsbeginsel 378
7.5.5 Het evenredigheidsbeginsel 380
7.6 Regels voor de kennisgeving en motivering van besluiten 381
7.6.1 Inleiding 381
7.6.2 De inhoud van de kennisgeving 383
7.6.3 Bekendmaking en mededeling van besluiten 385
7.6.4 Kennisgeving van de motivering van besluiten 386
7.6.5 Het beginsel van de zorgvuldige redactie 389
7.7 Slotbeschouwing over de algemene beginselen van behoorlijkbestuur 390
7.8 Inspraak en openbaarheid van bestuur 392
7.8.1 Inspraak 392
7.8.2 Inspraak in Suriname 392
7.8.2.1 Ten aanzien van welke besluiten bestaat er inspraak voor de burger? 392
7.8.2.2 Bezwaren indienen dient soms te worden gezien als inspraak 393
7.8.3 Openbaarheid van bestuur in Nederland 394
7.8.3.1 Een aanzet tot en gedachten over openbaarheid van bestuur in Suriname 395
8 De onrechtmatige overheidsdaad 397
8.1 Inleiding 397
8.2 De historie van de onrechtmatige overheidsdaad in het Nederlandse recht 398
8.2.1 Zorgvuldigheidsnorm; de overheid als zodanig of als bijzonder persoon 399
8.2.2 Instructienorm of waarborgnorm? 400
8.3 Vereisten voor toewijzing van een onrechtmatigedaadsactie 402
8.3.1 Verdere vereisten voor toewijzing van een onrechtmatigedaadsactie 403
8.4 Toetsing van overheidshandelen 405
8.4.1 Inleiding 405
8.4.2 Marginale toetsing 406
8.4.2.1 Willekeur 408
8.4.2.2 Détournement de pouvoir 409
8.5 Onrechtmatige daden van overheidswerknemers 410
8.6 Onrechtmatige rechtspraak 412
8.7 Onrechtmatige wetgeving 414
9 Overheid en privaatrecht 419
9.1 Inleiding 419
9.2 Principiële opvattingen over de verhouding publiekrecht – privaatrecht 419
9.2.1 De gemene rechtsleer en de tweewegenleer 419
9.2.2 Kritiek op de gemene rechtsleer en de tweewegenleer 421
9.2.3 De gemengde rechtsleer en andere opvattingen 421
9.3 Beperkingen op het gebruik van het privaatrecht door de overheid 422
9.4 Onaanvaardbare doorkruising 423
9.4.1 Criterium a: inhoud en strekking van de regeling 424
9.4.2 Criterium b: de bescherming van de belangen van burgers 425
9.4.3 Criterium c: een vergelijkbaar resultaat 426
9.5 De toepasselijkheid van publiekrechtelijke normen op privaatrechtelijk handelen 427
9.5.1 De algemene beginselen van behoorlijk bestuur 427
9.5.2 De grondrechten 428
9.6 Overeenkomsten met overheden 428
9.6.1 Soorten overeenkomsten met overheden 430
9.6.2 Gebondenheid en nakoming 431
9.6.3 Onvoorziene omstandigheden 432
9.7 Openbare zaken 433
9.7.1 Inleiding en soorten zaken 433
9.7.2 Privaatrechtelijk of publiekrechtelijk eigendom 435
9.7.3 Bescherming van openbare zaken 435
9.7.4 Gewoon en bijzonder gebruik 437
9.8 De privaatrechtelijke positie van de vergunninghouder 438
9.8.1 Handelen zonder vergunning 438
9.8.2 Handelen in strijd met een vergunning 439
9.8.3 Handelen conform de vergunning 440
10 Toezicht en handhaving 443
10.1 Inleiding 443
10.2 Toezicht op naleving 450
10.2.1 Een algemene regeling voor toezicht 450
10.2.2 Bevoegdheden en rechten van toezichthouders 453
10.2.3 Normering van de uitoefening van toezicht 455
10.2.4 Publieke voorlichting 456
10.3 Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten 458
10.3.1 Overtredingen en bestuurlijke sancties 458
10.3.2 De overtreder 459
10.3.3 Een herstelsanctie of een bestraffende sanctie? 461
10.4 Algemene beginselen en regels van bestuurlijk sanctierecht 463
10.4.1 Legaliteitsbeginsel 463
10.4.2 Wederrechtelijkheid 465
10.4.3 Procedurele normen 467
10.4.4 Onrechtmatig verkregen bewijs 469
10.4.5 Formele rechtszekerheid 470
10.4.6 Evenredigheid 471
10.4.7 Geen cumulatie van sancties? 474
10.4.8 Een regeling voor samenloop 476
10.4.9 Opbrengst van handhaving en invordering van de geldsom 477
10.5 Handhaven of gedogen? 478
10.5.1 De beginselplicht tot handhaving 479
10.5.2 Het handhavingsbeleid in de praktijk 480
10.5.3 Gedeeltelijke handhaving 484
11 Herstelsancties 485
11.1 Inleiding 485
11.2 Bestuursdwang en dwangsom: de bevoegdheid 488
11.2.1 Wettelijke grondslag 488
11.2.2 Ook preventief? 490
11.2.3 Geen cumulatie van bestuursdwang en dwangsom 491
11.3 Eisen aan de inhoud van bestuursdwang- en dwangsombeschikkingen 491
11.4 Bestuursdwang 492
11.4.1 Specifieke eisen bestuursdwangbeschikking 492
11.4.1.1 Bestuursdwang ingevolge de Voedingsmiddelenwet
1911 bij de tijdelijke sluiting van restaurants en eettenten vanwege onhygiënische toestanden 495
11.4.2 Tenuitvoerlegging 499
11.4.3 Accessoire rechten en bevoegdheden bij de toepassing van bestuursdwang 499
11.4.4 Kostenverhaal 500
11.5 Last onder dwangsom 502
11.5.1 Gediende belang moet zich niet tegen dwangsom verzetten 502
11.5.2 Aan wie kan een last onder dwangsom worden opgelegd? 503
11.5.3 Specifieke eisen inhoud dwangsombeschikking 503
11.5.4 Verbeurte en invordering van de dwangsom 504
11.5.5 Intrekking of wijziging van de last onder dwangsom 506
11.5.6 Overige herstelsancties 506
11.5.6.1 Intrekking en wijziging van een ‘begunstigende’ beschikking 507
11.5.6.2 Wettelijke grondslag vereist? 509
11.5.6.3 Eisen met betrekking tot totstandkoming en inhoud besluit 509
12 Bestraffende bestuurlijke sancties 511
12.1 Inleiding 511
12.1.1 Het begrip criminal charge 512
12.2 De bestuurlijke boete en de eis van behandeling van de zaak door een onpartijdige rechter 514
12.3 Reikwijdte van de algemene regeling van de bestuurlijke boete 514
12.4 De bestuurlijke boete, artikel 6 EVRM en de NAwb 515
12.4.1 Zwijgrecht en cautieplicht 515
12.4.2 Legaliteitsbeginsel 517
12.4.3 Verwijtbaarheid 517
12.4.4 Ne bis in idem 520
12.4.5 Una via 522
12.4.6 Vervaltermijnen 523
12.4.7 Evenredigheidsbeginsel 523
12.4.8 Fair trial en het verdedigingsbeginsel 528
12.4.9 Redelijke termijn 530
12.4.10 Rechtszekerheid: eisen boetebeschikking 532
12.5 Andere bestraffende sancties 532
13 Rechtsbescherming: bestuurlijke voorprocedures 537
13.1 Inleiding 537
13.2 Bestuurlijke geschillen 538
13.3 Procedures van bestuurlijke heroverweging 539
13.3.1 Inleiding 539
13.3.2 Functies van de voorprocedures 540
13.3.2.1 Hoofdfuncties van de voorprocedures 540
13.3.2.2 Nevenfuncties van de bezwaarprocedure 542
13.4 Bezwaar 543
13.4.1 Algemeen 543
13.4.2 Partijen; bijstand en vertegenwoordiging 544
13.4.3 De procedure 544
13.4.3.1 Beslissing op bezwaar en advisering 544
13.4.3.2 Ontvangstbevestiging en doorzending 545
13.4.3.3 Het horen 545
13.4.3.4 De stukken 547
13.4.3.5 De beslistermijn 547
13.4.3.6 Voorlopige voorziening 548
13.4.4 Beoordeling en besluitvorming 548
13.4.4.1 Volledige heroverweging 548
13.4.4.2 Wijziging van het voorwerp van geschil door de bezwaarmaker 551
13.4.4.3 Inhoud van het besluit 552
13.4.4.4 Motivering en bekendmaking 552
13.5 Administratief beroep 552
13.5.1 Algemene aspecten 552
13.5.2 De procedure 552
13.5.2.1 De instantie die op het beroepschrift beslist 552
13.5.2.2 De ontvangstbevestiging en doorzending van het beroepschrift 553
13.5.2.3 Het horen van de belanghebbende, eventuele derdebelanghebbenden en het primair beslissende bestuursorgaan 553
13.5.2.4 De indiening, terinzagelegging en toezending van stukken 554
13.5.2.5 De beslistermijn en de mogelijkheid tot opschorting en verlenging ervan 554
13.5.2.6 Toetsing en besluitvorming 554
13.5.2.6.1 Volledige heroverweging 554
13.5.2.6.2 Inhoud van het besluit 554
13.5.2.6.3 Motivering en bekendmaking 555
13.6 Bezwaar en administratief beroep in het Surinaamse bestuursrecht 555
13.6.1 Bezwaar 556
13.6.1.1 Bezwaar maken bij? 556
13.6.2 Administratief beroep 559
13.6.2.1 Administratief beroep op een minister 559
13.6.2.2 Verscheidenheid aan bezwaar, administratief beroep en termijnen 562
13.6.2.3 Administratief beroep op de President 562
13.6.2.4 Beroep binnen de administratie op de President ingevolge de Personeelswet 565
13.6.3 Beroep op een Raad van Beroep en op een Raad van Beroep en/of op de President 568
13.6.4 Hoe verder met de vele aan de President geattribueerde bevoegdheden? 569
13.6.5 De geschillenregeling in het Decreet Mijnbouw 570
13.6.6 Niet-functionerende of niet ingestelde beroepsinstanties 571
14 Bestuursrechtspraak 573
14.1 Inleiding 573
14.2 Een korte geschiedenis van de rechtsbescherming tegen de overheid in Nederland 573
14.3 Functies van rechtsbescherming 575
14.3.1 Ontwikkeling naar individuele rechtsbescherming 575
14.3.2 Hoofdfunctie van individuele rechtsbescherming 576
14.3.3 Van individuele rechtsbescherming naar geschilbeslechting 578
14.3.4 Nevenfuncties 579
14.4 Beginselen van rechtsbescherming 580
14.4.1 Toepasselijkheid van art. 6 EVRM 580
14.4.2 Beginselen van het stelsel van rechtsbescherming 581
14.5 Beginselen van bestuursprocesrecht 585
14.6 Vergelijking met het burgerlijk procesrecht 588
14.7 Bestuursrechtspraak door de gewone rechter in Suriname 589
14.7.1 Enkele vormen van rechtspraak door de gewone rechter die voldoen aan de kenmerken van bestuursrechtspraak 589
14.7.2 Het Hof van Justitie als ambtenarenrechter ingevolge art. 79 Personeelswet 591
14.7.3 Een besluit is een vereiste voor beroep op de ambtenarenrechter 593
14.8 De stand van zaken inzake de invoering van bestuursrechtspraak in Suriname 600
15 Rechtsbescherming bij de burgerlijke rechter 601
15.1 Inleiding 601
15.2 De geschiedenis van het Reglement op de Inrichting en Samenstelling van de Rechterlijke Macht in relatie tot de Nederlandse Wet op de rechterlijke organisatie 602
15.2.1 De leer van het objectum litis 603
15.2.2 De interpretatie en toepassing van het Reglement op de Inrichting en Samenstelling van de Rechterlijke Macht 604
15.3 De actie uit onrechtmatige daad tegen de overheid 608
15.3.1 Inleiding 608
15.3.2 De bevoegdheid van de burgerlijke rechter 609
15.3.3 De ontvankelijkheid van de eiser in zijn vordering 612
15.3.3.1 Algemeen 612
15.3.3.2 Soms twee rechtsgangen inzake verschillende handelingen? 613
15.3.4 Formele rechtskracht: het ontbrekende rechtmatigheidsoordeel van een met bestuursrechtelijke rechtsbescherming belaste instantie 613
15.3.4.1 Inleiding 613
15.3.4.2 Op het verkeerde been gezet? 616
15.3.4.3 Geen meningsverschil over de rechtmatigheid of de onrechtmatigheid van een ‘onderliggend’ besluit 617
15.3.5 De bindende kracht van het rechtmatigheidsoordeel van de bestuursrechter 618
15.4 Rechtsbescherming bij de kortgedingrechter 620
15.4.1 Inleiding 620
15.4.2 Een verscheidenheid aan kort gedingen 620
15.5 The Caribbean Court of Justice 628
15.5.1 Inleiding 628
15.5.2 Het CCJ als hoogste en laatste rechtsinstantie krachtens de bepalingen van Deel II van de Agreement: de gewone (originaire) rechtsmacht 629
15.5.3 Rechtsbescherming bij het Caraïbische Hof van Justitie 631
15.6 De rechtsbescherming bij het Inter-American Court of Human Rights 631
16 Klachtbehandeling en alternatieve vormen van geschillenbeslechting 635
16.1 Interne klachtbehandeling 635
16.2 Gedachten over externe klachtbehandeling en alternatieve geschillenbeslechting in Suriname 637
16.3 Een blik op de klachtprocedures in Nederland 639
16.3.1 Inleiding 639
16.3.2 Grondslag en vormen van klachtbehandeling in Nederland 640
16.4 Interne en externe klachtbehandeling 640
16.4.1 Wie kan op welke wijze een verzoek indienen bij een externe klachtinstantie? 641
16.5 Behoorlijkheidsvereisten 641
16.6 Alternatieve vormen van geschilbeslechting in Nederland 645
Lijst van verkort geciteerde literatuur 647
Register van Surinaamse en internationale jurisprudentie 655
Overzicht van Surinaamse en internationale regelgeving 661
Over de auteurs 673
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan