Daarom gaan er nu ook stemmen op om het liberale gedachtegoed na het christendom, communisme, socialisme en postmodernisme naar de eeuwige grafvelden van de niet houdbaar gebleken wereldbeelden te sturen. Wat zijn dan die fundamenten die poreus en rot bleken te zijn? Ik tel de eerste drie.
1. Op de vrije markt zijn gelijke machtsverhoudingen
De liberale vrije markt heeft vanouds een pastoraal, laten we zeggen, Schotse (Rijnlandse?) connotatie. De schapenherder ruilt wat vachten tegen vaatjes bier van de brouwerij en iedereen is gelukkig. Of zoals de leer van Adam Smith stelt: iedereen streeft zijn eigen belangen na, specialiseert zich in één ding en door middel van de ruil – de markt- ontaardt de mensheid niet in een Hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen maar in een lucratieve win-winsituatie gebaseerd op behoeften. Deze paradijselijke staat, die zijn bron heeft in opportunisme en hebzucht, mag vooral niet verstoord worden door allerlei beperkende maatregelen van de adel en de staat. Zo ongeveer vermoed ik moet Adam Smith de wereld voor zich gezien hebben: simpel, transparant én met gelijke machtsverhoudingen. De schapenherder en de brouwer konden gelijkwaardig onderhandelen omdat zij gelijkelijk wederzijds afhankelijk waren.
Een korte inspectie van de onderzoekingen van de Europese mededingingsautoriteit, het kantoor Neelie Kroes, geeft een ander beeld. Kartelvorming, prijsafspraken, concurrenten de toegang tot de markt ontzeggen zijn aan de orde van de dag. Deze maand zijn de paraffine-fabrikanten met ruim 600 miljoen euro beboet voor hun illegale prijsafspraken. Kroes sprak in ongehoorde harde bewoording over dit machtsmisbruik: "Er is waarschijnlijk geen huishouden of bedrijf in Europa dat geen producten gekocht heeft dat niet besmet was door dit ‘paraffine maffia’ kartel. (…)." En vervolgt zij er waarschuwend aan toe: "Een dergelijk illegaal kartelgedrag kan niet en zal niet getolereerd worden door de Commissie, en de managers en aandeelhouders van deze bedrijven dienen hiervan goede nota te nemen." Dit geval staat niet op zichzelf. Dan weer krijgt Microsoft op zijn donder, dan weer de bananenhandel of de bierbrouwers. Elk bedrijf dat de kans ziet concurrerende partijen uit de markt weg te drukken zal dat doen.
Op de vrije markt gaat het niet alleen om eerlijke deals maar vooral om wie het voor het zeggen heeft: niet door het leveren van een beter of goedkoper product maar door andere maatregelen. Over het te goedkoop inkopen van arbeid en het ontduiken van arbeidsvoorwaarden zwijg ik maar omdat mijn case duidelijk is.
2. De vrije markt controleert zichzelf
In de tijd van Smith waren de gevolgen van de productie en consumptie lokaal en beperkt. Als er al eens een stoomketel ontplofte, dan ging dit euvel niet als een zevenklapper de wereld rond. De producenten en de handelaren op de vrije markt konden overzien wat de reikwijdte van hun gedragingen waren. Wie gore melk verkocht kon boze klanten verwachten die verhaal kwamen halen. De markt corrigeert zichzelf.
Ja, onder simpele omstandigheden. Niet in een complexe wereld met uitgebreide supply chains zoals we die nu kennen. Het melkschandaal in China laat dat goed zien. Een fabriek stopt melamine in zijn melkpoeder om aanlenging met water te verhullen. Prompt worden ruim 50.000 kinderen ziek en overlijden er een paar. Nederland heeft een vergelijkbaar melkschandaal gehad in het begin van 20e eeuw. Toen lengden boeren en tussenhandel de melk ook aan, maar dan met water en kalk. Dit leidde ertoe dat de overheid de melk uitgebreid ging controleren overal in het proces van koe tot klant.
Zodra de gevolgen van malversaties massaler worden zie je overal ter wereld het tot een ingrijpen komen van overheden tenzij deze ernstig verzwakt zijn. Met de toename van de complexiteit van productie en consumptie stijgt het aantal toezichthouders en wordt de intensiteit waarmee gecontroleerd wordt eveneens verhoogd. De gevolgen van de fouten zijn gewoon te hoog.
We zien dit verschijnsel nu in de financiële ketens ontstaan. Sinds januari 2008 zijn er nieuwe regels, Basel II genaamd, voor banken hoe zij om moeten gaan met financiële risico’s, hoeveel geld zij in kas dienen te hebben en hoe zij deze moeten rapporteren aan de toezichthoudende organen. Inmiddels staan deze regels opnieuw ter discussie of ze wel voldoende soelaas bieden aan ontsprongen in het bancaire systeem.
Waar het me echter omgaat is niet zozeer de 'ins and outs' van de nieuwe financiële monitoringsystemen te bespreken – daar is de vakpers voor - maar te laten zien dat hoe complexer de productie en consumptie op de markt worden des te noodzakelijker toezichthoudende mechanismen worden. Het toezicht mag best in eerste instantie door private partijen gebeuren maar dient uiteindelijk bij de staat te worden belegd. Private partijen hebben andere belangen dan het algemene. Dat bleek eens te meer uit het falen van de organisaties die de kredietwaardigheid van banken moesten beoordelen. De huidige kredietcrisis is deels te wijten aan de verkeerde beloningssystemen waardoor deze 'credit raters' hun eigen verdiensten lieten prevaleren boven hun eigen eigen onafhankelijke oordeel.
Een complexe economie vereist de meest uitgedokterde regelzucht en toezicht die maar mogelijk is. Elk geflirt met minder regelzucht en toezicht door zowel ondernemers als nostalgische Rijnlandse organisatieactivisten is idioot en getuigt van volledig onbegrip van de hedendaagse, mondiale massaproductie en verwevenheid.
3. De vrije markt is gebaseerd op directe contractpartijen
De idylle van de vrije markt is zo verleidelijk vanwege de vermeende eenvoud. Boer Jan onderhandelt met slager Kees en bezegelt de deal met een contract. Zij drinken nog een schnaps, kijken elkaar waterig in de ogen en tellen hun zegeningen. Van overlast of schade voor derden is nauwelijks of geen sprake.
Want hoe anders spreekt de empirie van alledag. Neem een voorbeeld dichtbij huis. Schiphol heeft als doel om het aantal vluchten uit te breiden en maakt hierover afspraken met vliegtuigmaatschappijen. Alleen heeft zo’n besluit ook onbedoelde negatieve en positieve gevolgen. Positief is dat de werkgelegenheid in de plaatselijke horeca toeneemt. Negatief is de geluidshinder voor honderdduizenden omwonenden in het gebied en er zijn intensieve Alderstafels nodig om tot compromissen te komen. Partijen die conform het vrije marktmodel geen contractpartij van elkaar zijn, worden dat wel vanwege de neveneffecten. En het gaat niet alleen om gevolgen voor hedendaagse partijen maar ook om toekomstige. De generaties die na ons komen zijn al deel van alle contracten die wij nu met elkaar sluiten.
Sinds het midden van de jaren vijftig zijn deze zogenaamde ‘externaliteiten’ in de economie bekend: het leggen van sociale en ecologische kosten op het stoepje van de ander. De oplossing hiervoor is om deze onbedoelde neveneffecten van contracten terug te brengen in het bedrijfsproces van de contractanten: de vervuiler betaalt, plafonds aan vliegbewegingen, overlastmaatregelen voor kroegen en disco’s door de horecabazen zelf te betalen.
De internalisering van externe sociale en milieukosten kunnen marktpartijen zichzelf maar amper opleggen vanwege het risico zichzelf uit de markt te prijzen. Natuurlijk, er zijn bedrijven die graag over 'people, profit en planet' praten en hun medewerkers bij wijze van teambuilding een dagje plantsoenen laten aanharken of hun klanten op vrijwillige basis voor de aanplant van boompjes laten betalen, maar veel zoden zetten deze PR-stunts niet aan de dijk. Alleen sterke overheden en supranationale organen zijn in staat de onbedoelde schadelijke bijeffecten van productie en consumptie weer op het bordje van producenten en consumenten te leggen: met quota, milieuheffingen en wetgeving. De gedachte de vrije markt alleen directe contracten kent is inmiddels door de feiten ingehaald en zal steeds vaker worden ingehaald.
De ontwikkeling van de vrije markt bijt zichzelf in haar start. Ze leidt tot ongelijke machtsverhoudingen, oncontroleerbare interdependenties en buitensporige externaliteiten. Dit komt doordat een systeem zichzelf niet van binnenuit kan besturen. De vrije markt kan zonder ingreep van buiten haar droom van gelijkwaardige contractpartjien die gewetensvol, wetend wat ze doen, denkend aan toekomstige generaties en zichzelf regulerend niet waar maken. Telkens blijkt dat er externe autoriteiten nodig zijn om de vrije markt zijn werk te laten doen: de staat. De staat licenseert, controleert, toetst, straft en beloont. Dit proces van sturing van de vrije markt met maatregelen van buiten is al decennia aan de gang. Wat nu gebeurt met het overheidsingrijpen in de bancaire wereld van het Westen of de melkketen in China is business as usual. De mythe dat er een vrije markt kan bestaan zonder een krachtige overheid of sterke supranationale organen wordt telkens weer gelogenstraft. Liberalen en libertariers liepen net als de socialisten van weleer mythes achterna. Het wordt tijd dat ook de liberalen hun ideologische veren afgooien.
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.