Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Schaamteloos handelen verdient een bonus

Men­sen hunkeren in wezen overal naar hetzelfde. Het maakt niet uit of je lid bent van een raad van commis­sarissen of van een streetgang of van een terreurorgani­satie We worden allen ge­voed door een hartstochtelijk ver­langen naar koesterende waar­dering (ge­bor­gen­heid) en, de keerzijde, een drif­tige angst voor vernederende af­wij­zing (schaamte). Deze emoties hebben een kracht waarmee we ernstig rekening moeten houden.

Aart G. Broek | 6 juni 2013 | 6-9 minuten leestijd

De pijn die schaamte veroorzaakt, ontstaat juist omdat een van de primaire levensbehoeftes tot in de wortel wordt geraakt: de behoefte zich duurzaam gebor­gen te weten. Het betreft een uitgesproken essentiële behoefte die praktisch nauwelijks onderdoet voor de behoefte aan voedsel en aan fysieke becherming tegen kou en hitte. De vrees voor – zelfs de geringste vorm van – uitsluiting is een oer­angst: buiten de groep wacht de dood: de verzengende hitte van de savanne, de wurgende omstrengeling van de jungle, of de snerpende koude van de ijsvlakte.

Schaamte speelt in reguliere (overheids)organisaties en be­drij­ven een be­duidend invloedrijkere rol dan wij tot nu toe (dur­ven) on­der­ken­nen. Dat illustreert bijvoorbeeld de werking van bonussen, die zo verderfelijk zou zijn.

Bankieren als kansspel

De bankier Kilian Wawoe laat ons in zijn boeklange essay Bonus meekijken in de morsige keuken van het bank­wezen. Hij verkondigt een uitdagende boodschap: schaf de bo­nus­sen af. Zal het medicijn dat hij voorschrijft werken? Hij laat zijn licht schijnen op de drijfveer die het handelen van bankiers in de top van het bank­we­zen, zou karakteriseren: winnen. Hij neemt zijn lezers bij de hand en leidt ze door de bankwereld, opent deu­ren en laat ons kijken naar de spelers – waaronder hijzelf – aan een bancaire ‘casi­notafel’. De keerzijde is dat deze mensen één ding absoluut niet willen: verlie­zen.

Het verlangen naar winnen en de angst voor verlie­zen zijn ongetwijfeld dominant aanwezig in het bankwezen. Het betreft echter substantiële verlangens in élk bedrijf, in íedere organisatie, in het hele maatschappelijke leven dat wij met elkaar vor­men. Het is geen exclusief bancair duo. Het bepaalt ons aller leven. De vraag moe­ten we stellen: Wat betekent ‘winnen’ eigenlijk? waarom wil­len we winnen? Het is evident dat het de bankmanagers uiteindelijk niet om de centen gaat, daar heb je al spoedig meer dan genoeg van: ‘Ze spelen niet aan de roulettetafel om een bepaald bedrag binnen te ha­len,’ constateert Wawoe. Dan is het vervolgens ook de vraag of bonussen en onze veronderstelde hebzucht wel de grote boosdoeners zijn.

Schaamte

Wat gaat er achter het winnen verscholen? Wat anders is winnen dan de vervulling van het intense ver­langen naar ge­bor­genheid: ac­ceptatie, erkenning, waardering, bewon­de­ring, koestering. Je op handen gedragen weten! Van­daar ook de angst voor verliezen. Dat is praktisch niets anders dan het verlies van die gebor­gen­heid: sociaal-emoti­onele afwij­zing, verne­dering, kortom: schaamte. Dat is afbraak van die weldadige bescherming. Bui­ten­gesloten worden. We doen alles om dat te voor­ko­men. De hunkering naar bewondering en de angst voor afwijzing vormen onze feitelijke drijfveren: in én buiten het bancaire leven.

Er is geen enkele reden om aan te nemen dat bonussen op zich en op voor­hand deze drijfveren in ongunstige zin voeden. Niet alleen zijn er tal van (internationaal opererende) organisaties – waaronder banken – waar bonussen niet tot excessen leid(d)en. Mensen blijken evenzeer buiten­sporige ge­dra­­gingen te vertonen en opmerkelijke risico’s te nemen zónder een bonus: de ontdekking te voet/per slee van de Zuidpool, de uitvinding van de che­mo­therapie (luchtband, electrocardiogram, legostenen, post-it notitieblaadjes, internet, enzovoorts), het rennen van de honderd meter onder de tien seconden of het ‘overwinnen’ van de Niagarawatervallen door over een strakgespannen kabel van ruim vijfhonderd meter te schuifelen.

Niet de hebzucht maar de zucht naar waardering drijft ons: Bewonder mij! Koester mij! Dit kan een onverzadigbaar verlangen zijn (geworden), dat psychopathologische contouren verkrijgt. Bij wie dit zo is, is niet de bonus maar die ‘onverzadigbare’ sociaal-emotionele leemte het feitelijke probleem. Hebzucht is hooguit een middel om de bevrediging van dat persoonlijke tekort te ‘kopen’.

Bewondering

De teloorgang van ABN AMRO had vóór het verschijnen van Bonus een bestseller opge­leverd over het bancaire wel en wee: De prooi van Jeroen Smit. Hij tekent de bestuursvoorzitter Rijkman W.J. Groenink in de hoofdrol van een overrompelend shakespereaans drama: een tragedie van hoogmoed en hebzucht, arrogantie en trots, macht en grenzeloze verbeelding, het vuige geloof in een maakbare wereld, ambities en uiteenspattende dromen. Toch gaat achter de getekende dramatiek naar de mening van Smit wat anders schuil. Het is Groenink en andere bestuur­ders niet te doen om geld: ‘Het gaat om erkenning. […] Groenink wilde de geschiedenis in­gaan als de grootste bankier van Europa – de grootste bankier van Nederland was hij al.’ (Elsevier, 17 januari 2009).

Op zijn journalistieke speurtocht in de Londense financiële City komt Joris Luyendijk hetzelfde onverzadigbare verlangen tegen om gekoesterd te worden. Zo tekende hij op uit de mond van een bankier: ‘Ik had een heerlijke tijd – ik reisde de wereld rond en werd overal gefêteerd. Ik werd voor elk belangrijk sportevenment in de wereld uitgenodigd. Iedereen is aardig tegen je, want je vertegenwoordigt een kans voor ze om geld te verdienen. Het wordt heel verleidelijk om te denken dat al die mensen je aardig vinden om wíe je bent.’ (NRC Handelsblad, 4 juli 2012). Dit zijn geen exclusief ‘bancaire’ emoties. Ze teisteren ook de wereld van zorg, woningcorporaties, overheidsorganisaties, ICT, onderwijs, re-integratie en sociale werkvoorziening, enzovoorts. Kortom, ze beheersen ons aller leven.

Met het grenzeloze verlangen naar koesterende bewondering zal het afschaffen van de bonussen dan ook een remedie met beperkte genezende of preventieve werking blijken. Er zijn tal van ongelukken op de weg, maar dat wil nog niet zeggen dat we zouden moeten stoppen met autorijden. Het wordt hier niet ontkend dat (de omvang van) een bonus invloed heeft op het werken en de resultaten ervan. Het maakt stellig wat uit of je van Amsterdam naar Haarlem trekt op een twee­de­hands omafiets of in de nieuwste Lexus. Maar een veelvoud van andere factoren dan het vervoer­middel bepaalt of je een gevaar voor jezelf en/of voor anderen bent. Doorslaggevend, zo wil dit betoog, is dan niet het vervoermiddel – niet de bonus – maar gedrag en handelen, en bovenal het emotionele huishouden dat die voedt. Hoe geavanceerd de Lexus ook mag zijn, de auto heeft nog altijd een mens van vlees en bloed nodig om 160 km per uur te rijden op een provinciale tweebaansweg.

Tegenspraak

We staren ons blind op symptoombestrijding: weg met de bonussen! Moeten we allemaal op een omafiets? Nee, dat kan niet de bedoeling zijn. Wel moet op z’n minst duidelijk zijn dat de Lexus-160-km rijders niet uitsluitend zelf het eigen gedrag en handelen mogen reguleren: je vraagt ook niet aan de kalkoen wat de kerstmaaltijd wordt. Geen veld van deskundigheid zou geacht mogen worden ‘zelfregulerend’ te zijn. De hier getekende emoties knallen die deskundigheid en zelfregulering voortdurend omver – lees er ook Ons feilbare denken van Daniel Kahneman nog maar eens op na. Tóch zijn regelgeving en externe controle niet per definitie zalig­makend. De talrijke fiasco’s die recentelijk in beeld kwamen, zowel binnen als buiten de bancaire wereld, ontstonden grotendeels binnen de bestaande wet­telijke kaders.

Hoe nu? Eérst weten wat er sociaal-emotioneel feite­lijk speelt. De minder vertrouwde diagnose die hier wordt uiteengezet: het verlangen ge­koesterd en bewonderd te worden en, meer in het bijzonder, de angst voor kleinerende afwijzing, voor schaamte-erva­ringen. Gezien deze diagnose zal de kern van maatregelen moeten zijn: schaam­­te­regule­ring.

Dát zal het ver­volg­­verhaal moeten worden: schaamteloos handelen: het voorkómen dan wel het weerstaan van schaamte. Daartoe kunnen wel dege­lijk bo­nus­sen behoren. Die zullen echter bescheiden mogen zijn: we willen tenslotte bovenal worden be­wonderd. Duurzame bewondering moet worden afgedwongen door zich te onderscheiden, niet door zich serviel naar de groep te voegen en zich te laten opjagen.

Dwarsligger kunnen zijn. Het moet tot de kwaliteiten van een leider behoren om schaamte te weerstaan: om gefundeerde tegenspraak te durven leveren en te incasseren, én de groepsdruk te trotseren. Het hoofd bieden aan (dreigende) schaamte-ervaringen. Je buiten de groep plaatsen zonder je te schamen. Zó schaamteloos te handelen als bestuurder of manager is pas echt een bonus waard!

Over Aart G. Broek

Aart G. Broek specialiseerde zich in communicatiewetenschappen, sociologie en, meer recentelijk, criminologie (geweldsproblematiek); werkzaam als adviseur/projectmanager organisatie- en bestuurskunde. agbroek@planet.nl

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden