In de proeverij van procovatief adviseren - Dada en de leer van de constructieve wrijving
0|16 augustus 2006|9-12 minuten leestijd|
1 persoon vond dit artikel nuttig
Twee kale mannen aan een tafel. Ik loop erlangs en heb zin ze te dopen. Ik zou het zonder noemenswaardige moeite kunnen doen. In mijn kopje zit immers nog een restje thee. Ik vertel de mannen over mijn neiging. "Mooi zo", zegt de man in het nette pak en het witte hemd. "Een goed teken", beaamt de ander die zich in de vrijetijdskleding van rijke mensen heeft gestoken. Niemand die vraagt: "Heb je dat thuis ook?" Nee, thuis heb ik dat niet. Dat wil zeggen: thuis heb ik wel een kale man, maar nooit de neiging hem te dopen. Maar thuis hebben we ook geen proeverij van onorthodoxe adviestechnieken. Althans nooit zo bewust en niet in deze mate. De twee kale mannen zitten aan een tafel tijdens de lunchpauze van de workshop Provocerend adviseren, georganiseerd door DenkProducties. De man in het nette pak is Mathieu Weggeman, auteur van onder meer 'Provocatief adviseren - organisaties mooier maken'. De man in de vrijetijdskleding is Joep Schrijvers, auteur van het inmiddels wereldberoemde 'Hoe word ik een rat?'Jiskefet
Het is lunchpauze na een rare ochtend. Ik geloof tenminste niet dat het gebruikelijk is om bij managementtrainingen over orgasmen te spreken. Die ochtend gebeurde het wel. Heel even maar. Maar toch blijft het bij mij hangen, het eerste orgasme dat een onhandige (of was het een niet-heldere, troebele?) dichteres op de rug van een pony kreeg.
Ook zagen we een video waarop de mannen van Jiskefet met uitgestreken smoelen de grootste wartaal uitsloegen. Eerst over kunstschilder Van Zutphen die met ingang van volgende week dinsdag niet meer beroemd zal zijn en wiens werken met terugwerkende kracht niet meer goed zijn. Later speelden ze een duistere Engelse sport, waarbij vergeleken de spelregels van cricket een toonbeeld van toegankelijkheid zijn. "Prachtig", fluisterde de commentator in het Engels, "ik hoop dat we dit nog een keer te zien krijgen." Een hoepeltje was met een bevallige zwaai op het grasveld neergedaald.
Proeverij
Na die ochtend wilde ik Johannes de Doper spelen. Als provocatie? Als geintje? Geen idee. Het één sluit het ander niet uit. Ik had die twee kale mannen aan de lunchtafel kúnnen dopen. Maar ik had het lef niet. Ik hield het bij een vrolijke bedreiging. Vervolgens pakte ik zoals altijd mijn bloknoot en noteerde wat er nog meer de revue passeerde.
Nee, het was geen gebrek aan lef. Natuurlijk niet. Ik ben niet laf. Het was beroepsethiek. Een schoenmaker moet zich bij zijn leest houden, vind ik. Of laat ik niet voor de schoenmakers spreken, maar voor de journalisten: journalisten doen verslag. Dus besprenkel ik geen vreemde mannen, en al helemaal niet tijdens diensttijd.
Een proeverij bestaat niet uit één stoofpot, een grote ovenschotel of een enorme taart. Op proeverijen worden kleine gerechtjes, hapjes, stukjes en beetjes geserveerd. Geheel in de traditie van Dada vertelden Schrijvers en Weggeman niet één Groot Verhaal, maar trakteerden ze hun gehoor op een serie kleine vertellingen. Veel van deze vertellingen waren doordesemd van de geest van Dada, de kunststroming die - zo leert de encyclopedie - probeerde zin en onzin voelbaar te maken.
Dus ging het tijdens die dag over Provocerend adviseren onder meer over zin en onzin van adviseren. Bijvoorbeeld: heeft het zin de hulp van een organisatieadviseur in te roepen wanneer je zonder water en met een lege benzinetank in de woestijn strandt? Helpt het wanneer hij je adviseert om op een andere manier tegen het water- en benzineprobleem aan te kijken? Het antwoord is duidelijk: nee, dat heeft geen zin. In de materiële wereld met zijn objectieve problemen verandert kantelen een probleem niet.
Heel anders ligt dat in de immateriële wereld van organisaties. Daar ontstaan problemen doordat er op een subjectieve manier tegen gebeurtenissen wordt aangekeken. Weggeman illustreerde dat door kort te vertellen wat zijn collega Edu Feltmann ooit overkwam. Feltmann werd ergens ingehuurd om te helpen bij gedonder in een managementteam. Hoeveel mensen zitten er in het team, vroeg Feltmann. Tien, zei de opdrachtgever. Hoeveel hebben er altijd gedonder, wilde Feltmann vervolgens weten. Twee, antwoordde de opdrachtgever. Dus twintig procent heeft altijd gedonder, vatte Feltmann het probleem samen. Ja, zo zat het, beaamde de opdrachtgever.
Maar dát veranderde zaak. Feltmann had zojuist kennis genomen van een zeer interessant onderzoek. Een Amerikaanse professor had namelijk ontdekt dat teams waarin twintig procent van de leden gedonder met elkaar hebben, het beste functioneren. Dat komt omdat er daar "constructieve wrijving" bestaat en zonder constructieve wrijving vaart geen enkel team wel. (Waarbij Weggeman tussen neus en lippen aantekende dat Amerika een groot land is met veel professoren, zodat er daar altijd wel een professor is die van harte kan onderschrijven wat de adviseur vindt.)
Dit onderzoek naar constructieve wrijving opende de ogen van Feltmanns opdrachtgever. Het gedonder in het managementteam was eigenlijk geen probleem, maar juist een zegen. Als je het zo bekeek kon hij eigenlijk maar één ding doen, Feltmann een vervolgopdracht geven: wilde Feltmann er voor zorgen dat er ook binnen de andere teams voor twintig procent gedonder kwam?
Bijsluiter
'Zelf kamperen', was ooit een briljante suggestie van Gerard Reve voor een boektitel. Een variatie op dit thema vormt het blokje 'Zelf provoceren' van Schrijvers. Deze adviestechniek wordt - net als medicijnen en financiële producten - alleen geleverd met een bijsluiter.
Kort gezegd staat er in de kleine lettertjes dat provocatie niet als voorkeurstijl dient te worden gehanteerd, maar pas mag worden toegepast als andere adviestechnieken niet werken. Ook staat er dat sarren, treiteren en afzeiken tot de verboden middelen behoren. "Want", zo lichtte Schrijvers met zalvende stem toe, "de basisregel van provocatief
adviseren luidt: 'Je doet alles uit liefde.'"
Uit liefde probeer je codes te doorbreken. Uit liefde probeer je een reactie te krijgen. Uit liefde speel je voor hofnar. Uit liefde houd je een lachspiegel voor. Uit liefde provoceer je.
Een wereld van liefde, maar hoe omschrijf je die liefde waarop Schrijvers doelt? Die liefde heeft bovenal betrekking op de ander die je graag een baanbrekend inzicht wilt geven. Je provoceert dus alleen met een bepaald doel voor ogen. Niet omdat je zelf geïrriteerd bent of frustraties wilt afreageren. Maar omdat je bij de ander iets wilt losmaken, iets wilt bewerkstelligen.
Zoals zo vaak zijn slechte voorbeelden even leerzaam als goede voorbeelden. Submission 1, de onheilbrengende film van Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali, was weliswaar een provocatie, maar de grijns die enige opluchting biedt ontbrak. In dat licht bezien is het geen wonder dat de geprovoceerde partij niet tot verhelderende nieuwe inzichten kwam, maar dat de film alleen woede en haat heeft gezaaid. De lach is essentieel bij provocatief adviseren. De lach is balsem.
"Houd oogcontact", spoorde Schrijvers zijn aspirant-provocateurs aan. "Je doet het uit liefde. Zorg voor een twinkeling in de ogen. Heb je geen twinkeling? Trek dan je mondhoeken omhoog, dan komt de twinkeling vanzelf."
In de daarop volgende oefening speelde Schrijvers een loser die niet alleen zijn werk, maar ook zijn geliefde verliest. De deelnemers moesten om beurten zeggen waaraan Schrijvers hen deed denken en vervolgens een absurde oplossing voor zijn probleem verzinnen.
Veruit de mooiste provocatie kwam van een man die Schrijvers hoofdschuddend bij de hand nam. "Ach Gottegot jochie", zei hij meewarig, "kom maar mee." Hij bracht Schrijvers tot aan de rand van het toneel. "Doe maar alsof je Herman Brood bent." Ik zag Schrijvers aarzelen. Hij was er erg aan toe, maar toch ook niet zo erg dat hij van het dak van het Amsterdam Hilton wilde springen. Schrijvers" weerstand tegen de voorgestelde sprong was voelbaar. Het zou me niets verbazen wanneer hij aan de rand van de afgrond plotseling met andere ogen naar zijn werk- en liefdesproblemen was gaan kijken.
Esthetische organisatie
Schrijvers schreef niet alleen 'Hoe word ik een rat?', maar ook 'Het maandagmorgengevoel - een troostboek voor werkenden'. De door hem daarin opgeroepen wereld van het werk is een heel andere dan van 'De Esthetische Organisatie' van Weggeman. Ergens in zijn pleidooi voor schoonheid in organisaties, verwoordde Weggeman schijnbaar achteloos zíjn maandagochtendgevoel: "Ik ben blij dat het weekeind voorbij is, zodat ik weer iets zinnigs kan doen."
De door hem bepleite esthetische organisatie heeft niets van doen met softigheid of flower power, maar alles met spelen en liefde voor het vak. Na het ware en het goede, is het nu tijd voor het schone, vindt Weggeman.
De grondvesten voor 'het ware' in de bedrijfsvoering werden in ongeveer 1850 gelegd met het scientific management, waarbij rationele besluitvorming, efficiency en effectiviteit hoogtij vierden. Meten is weten, is een kernbegrip.
Rond 1960 kwam er ook aandacht voor 'het goede' in de bedrijfsvoering. Kwaliteitsmanagement, duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en bedrijfsethiek zijn de bijbehorende kenmerken. Sinds een aantal jaren probeert Weggeman 'het schone' op de agenda te krijgen. Daarbij gaat het om mooie dingen maken voor en door de mensen.
Kan het produceren van schoonheid een wenkend perspectief zijn voor het beantwoorden van de zingevingsvraag, zo vroeg Weggeman zich af. De vraag stellen is hem beantwoorden. Ja, dat kan schoonheid. Weggeman verdedigde de stelling dat de menselijke soort haar hoogste potentieel verwezenlijkt als mensen samen aandachtig schoonheid produceren en wanneer zij een collectieve ambitie realiseren waarvan het resultaat vele anderen ontroert.
Tijdens dit stukje van de proeverij kregen we veel video's met mooie muziek voorgeschoteld. (Niet voor niets. Uit zijn boek 'Management by Surprise' weten we dat Weggeman zijn carrière als net afgestudeerd bedrijfskundig ingenieur meteen al met een fraaie leidinggevende functie begon: Assistent Kapelmeester van het Fanfarekorps der Genie.) De mooie klanken en de begeesterde musici op de video's zouden de indruk kunnen wekken dat schoonheid - ondanks de herhaalde verzekering van Weggeman dat er geen sprake is van softigheid of flower power - toch iets zweverigs of swingends is.
Niet alleen. Schoonheid betekent ook dat de manager en de adviseur kennis hebben van het primaire proces. Dat zij de verwondering delen van de mensen op de werkvloer over een tandwieltje dat bij wijze van spreken iets kan dat nog nooit een tandwieltje heeft gekund. Met die verwondering hoeven de mensen van de werkvloer niet aan te komen bij de MBA'er die weliswaar geacht wordt een kogellagerfabriek te managen, maar die nog nooit een vastgelopen kogellager heeft gezien.
Schoonheid is dus subjectief. Ik heb niets met kogellagers en tandwieltjes. Mijn kale man wel. Of zoals ze in het Engels het zo mooi zeggen: "Beauty is in the eye of the beholder."
Om te kijken of we hem goed hadden begrepen, legde Weggeman zijn gehoor tot slot de volgende test voor. Wat is mooier, wilde hij weten. Een mooie verzekeringspolis of een mooi stukje wet- en regelgeving? Een mooie supermarkt of een mooie dierentuin? Een mooie schaakwedstrijd of een mooie rechtszaak? Een mooie film of een mooie stofzuiger? Een Boeing 747 of een Apple computer? De supersnaartheorie of E=Mc2, Las Vegas of de Taj Mahal?
Onder de goede inzendingen verlootte hij een reisje naar Blagnac bij Toulouse. De winnaar mag daar de eerste Airbus A-380 voor de Verenigde Arabische Emiraten dopen.
Tot mijn grote verrassing heb ik die prijs gewonnen.
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.
Deze website maakt gebruik van verschillende soorten cookies.
Sommige cookies worden geplaatst door diensten van derden die op onze pagina's worden weergegeven.
Om deze externe content te kunnen tonen is nodig dat u toestemming geeft voor het zetten van persoonlijke en marketingcookies.
U kunt uw toestemming op elk moment wijzigen of intrekken.
In onze cookieverklaring vindt u meer informatie.