Na drie lockdowns in amper twee jaar tijd is onze relatie tot kantoor definitief veranderd. Maar in hoeverre is de manier waarop we zijn gaan werken ook representatief voor de toekomst? Voor mensen die bezorgd zijn dat we tot het eind der tijden veroordeeld zijn tot zoom-vergaderen aan de keukentafel met huisdieren die ongewenst in beeld komen hebben Charlie Warzel en Anne Helen Petersen een geruststellende boodschap: thuiswerken en thuiswerken in een pandemie, met alle stress vandien, zijn twee totaal verschillende dingen.
Het Amerikaanse journalistenechtpaar keerde al in 2017 het kantoorbestaan de rug toe door de hectiek van Brooklyn te verruilen voor een bestaan in het landelijke Montana. In eerste instantie ging het koppel, net als zovelen tijdens de coronacrisis, vanuit huis alleen maar méér werken, wat zich onder meer vertaalde in het sturen van e-mails op goddeloze tijden om opdrachtgevers maar te laten zien dat ze altijd bereikbaar waren. Maar gaandeweg lukte het Warzel en Petersen, die respectievelijk een nieuwsbrief voor The Atlantic Monthly en Substack schrijven, om hun nieuwe vrijheid zo efficiënt te benutten dat ze elke dag om drie uur konden uitklokken om de rest van de dag van het buitenleven te genieten.
In Out of Office: The Big Problem and Bigger Promise of Working from Home voorspellen Warzel en Petersen dat zodra de storm is gaan liggen en corona beheersbaar is geworden, miljoenen andere kenniswerkers eenzelfde evolutie zullen doormaken. Als de pandemie één ding duidelijk heeft gemaakt dan is het namelijk dit: het idee dat een werknemers een kantoor nodig hebben om productief te zijn berust op een fabeltje.
Daarmee is de relatie tussen bedrijf en personeel, die toch al gespannen was, nog verder onder druk komen te staan. Dat sociale contract bestond volgens de auteurs aan de ene kant uit een opgelegde monocultuur, een keurslijf van impliciete verwachtingen waaraan werknemers moesten voldoen om geaccepteerd te worden, zoals een gedragscode die weinig ruimte liet voor diversiteit, of de verplichte vrijmibo’s waar werkende ouders vaak niet aan mee konden doen. Daar stond in eerste instantie tegenover dat het doorsnee bedrijf stabiliteit en een veiligheidsnet bood, in de vorm van salaris, pensioen, en vakantiedagen. Door miljoenen banen te schrappen of uit te besteden naar lagelonenlanden leven met de name Fortune 500-ondernemingen hun deel van dat sociale contract al jaren niet meer na.
De nasleep van corona heeft de situatie er niet beter op gemaakt, waarschuwen de auteurs. Een hybride werkomgeving heeft in sommige organisaties bijvoorbeeld al tot zogeheten schaduw-hiërarchieen geleid: een situatie waarin de superambitieuze werknemers naar kantoor komen en de thuiswerkers steeds een tandje moeten bijzetten om daarvoor te compenseren, bijvoorbeeld uit angst om een promotie te missen.
Toch lijkt er inmiddels een machtsverschuiving gaande. Zo is de recente Great Resignation, waarbij miljoenen Amerikanen schijnbaar uit het niets leken te besluiten om ontslag te nemen, in feite niets minder dan een spontane massastaking van mensen die de kwaliteit van het leven belangrijker vinden dan een loonstrookje. De slag om talent heeft daarmee een nieuwe fase bereikt, aldus Warzel en Petersen: zonder forse toezeggingen op het gebied van flexibiliteit, autonomie en werkvreugde zullen de beste werknemers zich niet terug laten lokken.
Wat dat betreft komt The Power of Fun op een goed moment. Hierin beschrijft de Amerikaanse wetenschapsjournaliste Catherine Price hoe mensen meer plezier in hun leven kunnen aanbrengen. Hiermee doelt ze niet op hobbies als het kijken naar Netflix of het ronddolen op sociale media, activiteiten die weliswaar tijdelijk ontspanning geven, maar op de lange duur meer energie kosten dan dat ze opleveren. Echt plezier, zo schrijft ze, ontstaat als we speelsheid weten te combineren met verbondenheid en flow, een staat van opperste concentratie waarbij de wereld om ons heen lijkt te verdwijnen. Omdat dergelijke ervaringen bij iedereen anders zijn (zelf noemt ze gitaarspelen met vrienden en het dansen op swingmuziek) suggereert Price een ‘fun audit’. Hierbij halen mensen drie of vier activiteiten voor de geest die hen in het verleden oprecht plezier hebben bezorgd, gevolgd door een analyse onder welke omstandigheden die plaatsvonden. Het inbouwen van deze fun magnets in onze dagelijkse routines maakt ons niet alleen gelukkiger, maar heeft ook tal van van fysieke en psychologische voordelen, zoals hechtere sociale relaties, meer zelfvertrouwen en zelfs een hogere levensverwachting.
Daar is wel een mentaliteitsverandering voor nodig, aldus Price, die eerder al in Ik maak het uit! beschreef hoe we een gezonde relatie met onze smartphone kunnen krijgen. Veel managers zijn geconditioneerd door het mantra ‘tijd is geld’ en zien plezier als iets frivools en genotzuchtigs. Terwijl leuke dingen doen mensen juist productiever maakt: 'Het gevoel dat je leeft geeft je nét dat extra beetje meer energie.'
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.