Het ledental van vakbonden loopt al decennia gestaag terug. Hoe komt dat?
Vroeger paste het lidmaatschap van een vakbond goed bij de verzuiling van de toenmalige maatschappij. Daarnaast zagen veel werknemers het lidmaatschap als middel om mee te kunnen doen aan stakingen. Bovendien had je tot voor kort, en dat is heel vreemd, vaak helemaal geen inzage in een cao als je geen lid was. Maar de verzuiling is nu vrijwel ten einde; voor een staking heb je geen vakbond meer nodig, zie de opstand van de gele hesjes of het boerenprotest. En een cao is tegenwoordig met een paar muisklikken te zien op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De traditionele bonden zitten al vele jaren in een neerwaartse spiraal: hun ledenbestand is vergrijsd, daarom richten ze zich met name op zaken als eerder stoppen met werken, ouwe-lullendagen, hoge pensioenuitkeringen en gemiste indexaties van pensioenen. Het draait alleen nog maar om oude rechten, waardoor de vakbond steeds onaantrekkelijker wordt voor potentiële nieuwe leden. Versobering van bijvoorbeeld de pensioenen proberen de bonden af te wentelen op jongere werknemers, die niet vertegenwoordigd zijn. De reactie van vakbonden? ‘Hadden die jongeren maar lid moeten worden’.
Waarom zou je anno nu nog lid van een vakbond worden?
Tja, er resteren nog een paar praktische voordelen. Je kunt gratis hulp krijgen bij het invullen van de belastingaangifte. En daarnaast heb je recht op individuele rechtsbijstand, dat is volgens de FNV voor ruim tachtig procent van de leden de voornaamste reden voor lidmaatschap. De overgebleven leden van de bonden vormen samen een vrij homogene groep: het zijn overwegend oudere mannen met vaste contracten en uitstekende pensioenregelingen. Deze groep heeft nu nog een hoge baanzekerheid en hoge pensioenuitkeringen, internationaal gezien zelfs zo’n beetje de hoogste ter wereld.
U richtte in 2005, samen met Mei Li Vos, de alternatieve vakbond AVV op. Waarom? En wat waren de doelen?
De aanleiding was de leeftijdsdiscriminatie in de VUT-overgangsregeling bij het ABP. We zijn toen naar de rechter gestapt, helaas tevergeefs. Bij de oprichting van de AVV formuleerden we drie kernpunten: we willen werken aan een betere sociale zekerheid voor flexwerkers; aan een eerlijker verdeling van pensioenlasten en -lusten tussen de verschillende generaties; en aan stemrecht voor iedereen waar het gaat om de eigen cao.
Wat betreft dat laatste, een van de punten die de AVV goed op de maatschappelijke agenda heeft gekregen, is het draagvlakmodel. Wat houdt dit precies in?
Van oudsher werken de vakbonden met het ledenmodel, waarbij alleen vakbondsleden inspraak hebben waar het gaat om de invulling van hun cao. Niet-leden, toch verreweg de meerderheid van werkend Nederland, mogen niet meepraten. In het draagvlakmodel van de AVV mogen alle werknemers meepraten over hun eigen cao; dit model is dus democratischer. De traditionele bonden reageerden hier negatief op, zij beschouwen ons draagvlakmodel als een ‘uitholling van de waarde van het lidmaatschap als ook niet-leden mogen stemmen’. Het is ons gelukt ons model te introduceren, bijvoorbeeld in de sectoren detailhandel en kunsteducatie.
De AVV heeft ook geprobeerd voor de Opvoedpoli een nieuwe cao af te sluiten, maar dat is stukgelopen op de informele macht van het ‘polderkartel’?
Helaas wel. De Opvoedpoli is een zorgverlener die in 2008 startte in de jeugdzorg. Ze begonnen meteen, heel vernieuwend, met multidisciplinaire teams waarbij voor elk gezin één hoofdbehandelaar, de gezinscoach, werd aangewezen. Handig, want in multi-probleemgezinnen komen vaak veel verschillende hulpverleners over de vloer, wat voor veel verwarring kan zorgen. De Opvoedpoli was al snel een succes en groeide hard. Daar hoorden ook nieuwe arbeidsvoorwaarden bij, erkende het kabinet ook later. De Opvoedpoli werkte liever niet volgens de reguliere GGZ-cao. De traditionele vakbonden waren daar niet blij mee, hoewel zij ook wel inzagen dat nieuwe regelingen beter zouden aansluiten op de positie van de werknemers. De Opvoedpoli had vervolgens een eigen cao nodig. Wij als AVV sloten, in samenwerking met hun ondernemingsraad, uiteindelijk zo’n cao. De meerderheid van de medewerkers stemde in met deze vernieuwde cao. Voor goedkeuring moesten we vervolgens wel een dispensatieverzoek indienen bij de minister. Maar minister Koolmees keurde, na de gebruikelijke consultatieronde bij de traditionele vakbonden die tegen waren, dit verzoek niet goed. Opnieuw een illustratie van de macht van wat ik het polderkartel noem.
Wat is er in Nederland mis met de positie van flexwerkers?
Relatief gezien best veel. De flexcontracten in Nederland behoren inmiddels tot de meest onzekere van heel Europa. Mensen met een vast arbeidscontract zitten wel goed. Maar heb je een flexcontract, zoals de meeste jongeren, dan heb je vrijwel geen sociale zekerheid meer. Ze bouwen geen pensioen meer op, of krijgen hooguit pensioen na een wachttijd. En zie als jongere flexwerker nu nog maar eens een hypotheek te krijgen, dat lukt gewoon niet meer. Overigens heeft de FNV zélf actief meegewerkt aan wetgeving waarmee de positie van flexibele werknemers extreem flexibel werd: zo geeft het door FNV-voorzitter Lodewijk de Waal in 1996 gesloten Flexakkoord bewust veel vrijheid aan uitzendbureaus om de positie van hun uitzendkrachten zeer flexibel te houden. Het beleid van de FNV is altijd geweest om de eigen achterban, die vooral bestaat uit werknemers met vaste contracten, uit de wind te houden. Nou, daar zijn ze uitstekend in geslaagd.
In uw boek De pensioenmythe bekritiseerde u eerder al de onrechtvaardige verdeling van pensioenen.
Ja. En dat is sindsdien niet verbeterd. De huidige gepensioneerden hebben volop geprofiteerd van lage pensioenpremies, de mogelijkheid van vervroegde uittreding, de VUT, en hoge gegarandeerde uitkeringen. Ondertussen hebben de pensioenfondsen jarenlang hun verplichtingen stelselmatig onderschat door te blijven rekenen met een te hoge rekenrente. Waardoor ze te lang zijn doorgegaan met het indexeren, oftewel verhogen, van de pensioenen. Dat werd duidelijk tijdens de kredietcrisis, toen de dekkingsgraden van de pensioenfondsen enorm daalden. De situatie is voor werkenden in de loop der jaren langzaam maar zeker verslechterd: werknemers moesten steeds meer pensioenpremie gaan betalen. Daarnaast moeten ze soms disproportioneel lang doorwerken, voor een pensioenuitkering waarvan de hoogte onzeker is en die mogelijk lager uitpakt dan gedacht. Het Pensioenakkoord dat in 2019 werd gesloten? Dat is vooral gebakken lucht. Het akkoord in 2019 probeerde weer met een rekenrente-truc te hoge pensioenen voor te spiegelen, een hardnekkige neiging van de polderbobo’s. Die weeffout is gelukkig gerepareerd met het aangepaste Pensioenakkoord in 2020.