Uw vorige boek over China verscheen net voor de coronacrisis. Sindsdien is de wereld compleet veranderd. Heeft u uw beeld over China moeten bijstellen?
China is inmiddels veel assertiever geworden. De voorbeeldfunctie van het Westen is na dertig jaar aan het vervagen, omdat het land steeds meer uit eigen krachten kan putten. Daarnaast heeft de Chinese president Xi Jinping de afgelopen jaren serieus ingezet op een beleid waarmee hij de zwakkeren uit de maatschappij uit hun kwestbare positie wil halen. Dat staat haaks op het beeld dat wij van het land hebben als schender van mensenrechten. Dus waar Beijing het gevoel heeft meer humaan te worden, denken wij juist het tegenovergestelde. China is met andere woorden gearriveerd, en wil door het Westen niet meer betutteld worden. Waarop de vrees bij ons is geworden: gaan zij nu óns de les lezen?
En?
Als je groot bent wil je altijd de ander vertellen hoe de wereld in elkaar zit. Maar Xi Jinping heeft momenteel te veel aan zijn hoofd in eigen land om dat als een prioriteit te zien. De vraag is eerder of we het land kunnen vertrouwen met de nieuwe leiderschapsrol die het zich eigen gaat maken. En wat dat betreft heb ik net zoveel fiducie in China als in mijn eigen landgenoten.
Waar baseert u dat op?
Met name op de manier waarop China met problemen omgaat. Het land beschikt over een zelfevaluerend vermogen waarmee het in staat is om vlug met kleine oplossingen te komen. Het Westen neemt misschien wel betere besluiten, maar heeft ook de neiging om belangrijke kwesties, zoals de energieafhankelijkheid van Rusland, eindeloos te bediscussiëren en vervolgens onbeslist te laten. Om pas de knoop door te hakken als de nood aan de man is, wat je nu ziet met de oorlog in Oekraïne. In China is zo’n paniekreactie niet nodig, omdat zo’n beetje elk probleem er urgent is. Toegegeven, dat gaat niet altijd goed. De recente covid-lockdown in Shanghai is bijvoorbeeld ronduit slecht gemanaged. Maar snel reageren geeft de autoriteiten wel de kans om van hun fouten te leren, zodat ze het de volgende keer beter kunnen aanpakken.
Tegelijkertijd weert China journalisten op grote schaal. Dat suggereert dat het land iets te verbergen heeft.
China heeft altijd een traditie van personvrijheid gehad. Maar dat is vooral omdat de autoriteiten controlefreaks zijn. Beijing hecht sterk aan het voorkomen van chaos, en in China lopen dingen nu eenmaal vlugger uit de hand, omdat ze met zoveel zijn. Daar komt nog bij dat geaccrediteerde buitenlandse journalisten sinds 2020 bijna alleen nog maar hebben geschreven over covid en mensenrechtenschendingen, en dat ook de verhalen van expats zijn gekleurd door strengere regelgevingen en lockdowns. De sociale interactie tussen het Westen en China is enorm afgenomen, waardoor we steeds meer vanuit onze eigen echokamers zijn gaan redeneren. Overigens is dat proces al vóór de coronacrisis in gang gezet door de voormalig Amerikaanse president Trump, die niet alleen de samenwerking, maar ook de open communicatie met Beijing heeft teruggeschroefd. Met als gevolg dat we een China dreigen te verzinnen dat simpelweg niet bestaat. Met het lot van minderheidsgroeperingen als de Oeigoeren is bijvoorbeeld veel mis, maar het gaat te ver om dat genocide te noemen. Hun geboortecijfer is bijvoorbeeld 25 procent hoger dan dat van Han-Chinezen, maar dat nieuws dringt in het Westen nauwelijks door.
Hoe zouden we China dan wel moeten zien?
Het is cruciaal om te beseffen dat het Beijing niet zozeer gaat om controle en macht, maar om vooruitgang. Het een vloeit weliswaar voort uit het ander, maar het doel is altijd geweest om door middel van economische verknooptheid meer veiligheid te creëren. Dat is de reden waarom het land investeert in instabiele regio’s als Afghanistan en landen in Afrika. Het Westen ziet de wereld daarentegen vooral in termen van geopolitieke macht, en dat is per definitie een context van wantrouwen.
Maar ook van realisme. Onze energieafhankelijkheid van Rusland heeft inmiddels pijnlijk blootgelegd dat economische verbondenheid ook als wapen gebruikt kan worden.
De reden dat we afhankelijk zijn van China is omdat het land dingen produceert die we zelf niet meer willen maken. Het is maar zeer de vraag of we ons daar de komende tien jaar los van kunnen koppelen. We nemen daarmee sowieso het risico een vertrouwenscrisis te ontketenen die niet alleen China, maar ook de rest van het continent omvat. Je ziet dat nu al gebeuren met de westerse sancties tegen Rusland. Op Japan, Zuid-Korea en Singapore na heeft geen enkel oosters land zich daar bij aangesloten. Het is een teken dat de Aziatische eeuw onder invloed van China al is begonnen. Een hele regio, van Saoedi-Arabië tot aan Indonesië, is op dit moment aan het integreren op basis van handelsbelangen waar het Westen weinig over te zeggen heeft. We kunnen ons daarvan distantiëren, maar dan lopen we wel het gevaar dat we onze klimaatdoelen ook niet gaan halen. Want dat is wat er het komend decennium op het spel staat.
Wat kunnen we concreet doen om het vertrouwen met China te vergroten?
Om te beginnen moeten we China als een gelijkwaardige partner gaan zien, in plaats van als een concurrent, een lage lonenland of een plek waar we onze overtollige spullen kunnen dumpen. Kijk naar wat het land te bieden heeft op het gebied van hersenen, en niet alleen lichamelijke arbeid. Bedrijven die zakendoen met China zou ik daarnaast willen adviseren om geen overhaaste conclusies te trekken op basis van negatieve berichtgeving. Zo trokken grote modeketens als H&M, Nike en Zara zich vorig jaar direct terug uit de provincie Xinjiang, omdat de katoen voor hun kleding geplukt zou zijn door Oeigoeren in werkkampen. Die aantijgingen bleken achteraf vals te zijn, maar toen was het kwaad al geschied. De Chinese consument straft zulke emotionele beslissingen inmiddels keihard af.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.