Kunt u nog even kort uitleggen wat intervisie nou zo zinvol maakt?
Intervisie is er voor iedereen die inzicht in zijn eigen functioneren wil hebben en daarin vervolgens wil groeien. En natuurlijk: die ervoor kiest om dat samen met andere mensen te doen. Professionals zijn een belangrijke doelgroep aangezien zij hun eigen instrument zijn en zich willen verstaan met hun peergroup. Deelnemers aan intervisie helpen elkaar om inzicht te verkrijgen bij vraagstukken die van belang zijn voor hun professionaliteit: door feedback te geven en te ontvangen en door te experimenteren met nieuw gedrag. Maar ook uitvoerend personeel, zoals bijvoorbeeld productiemedewerkers of parkeercontroleurs, zijn professionals die aanlopen tegen werkgerelateerde vraagstukken. Het belangrijkste criterium voor goede intervisie is het vermogen tot reflectie. Voor de ene groep is dit gemakkelijker dan voor de andere, maar onze ervaring is dat iedereen tot reflectie in staat is. Zeker als intervisie wordt begeleid door een ervaren facilitator.
Wat maakte de gewijzigde herdruk van uw boek noodzakelijk?
De gewijzigde herdruk was noodzakelijk door allerlei ontwikkelingen in het veld. Intervisie wordt steeds meer ingezet, ook bij organisatieveranderingen. Bovendien is er tegenwoordig nieuwe technologie beschikbaar die weer nieuwe diensten mogelijk maakt, zoals digitale intervisie. Daarnaast signaleerden we in onze organisatieadviespraktijk vraagstukken waar nog geen geschikte methode voor bestond. Die hebben we vervolgens ontwikkeld en ook die vind je in deze herdruk terug. Je moet dan denken aan methoden als ‘Ongeschreven regels’ en ‘Helpende vragen’.
Leent intervisie zich inderdaad ook voor digitale toepassingen?
Wij hebben recent een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden en voorwaarden voor digitale intervisie en dat leverde voldoende positieve inzichten op om er zelf mee aan de slag te gaan. Intervisie is een sociaal proces, waarin het verbale maar ook het non-verbale een belangrijke rol speelt. Digitale intervisie is met name interessant wanneer tijd of locatie een belemmering vormt. Er zijn wel voorwaarden aan deze manier van interviseren verbonden. Het is bijvoorbeeld prettig als de mensen elkaar kennen. Immers, het ‘lezen’ van iemand via een beeldscherm is toch anders dan in het echt.
Wat zijn de belangrijkste verschillen met het Handboek Intervisie van Jeroen Hendriksen, dat toch ook een behoorlijke status heeft?
In het Praktijkboek intervisie staan de zevenentwintig intervisiemethoden centraal. Daardoor kun je het gemakkelijk gebruiken tijdens een intervisiebijeenkomst. De methoden worden helder beschreven en zijn voorzien van inzichtelijke instructiekaarten. De methodeselectiewijzer en het overzicht van (niet-)talige-vraagstukken helpen de facilitator een juiste keuze te maken tussen casus, casusinbrenger en de behulpzame methode. Het boek is dus in alle opzichten een praktijkboek.
Het Handboek Intervisie van Jeroen Hendriksen is op zich een prima boek maar geeft vooral achtergrondinformatie. Het Praktijkboek Intervisie geeft de methoden gestructureerd en overzichtelijk weer met instructiekaarten en voorafgegaan door een selectiewijzer. Het benoemt valkuilen, voor- en nadelen en de voorwaarden voor gebruik. Hierdoor wordt de lezer goed ondersteund in zijn keuze en de juiste hantering van de methode. Wij willen ervoor zorgen dat de deelnemers via helpende vragen de casusinbrenger zelf tot inzicht in zijn vraagstuk laat komen waarop deze een nieuwe werkwijze of acties formuleert. Dit moet leiden tot ander gedrag en verbeteringen. Zo is intervisie uiteindelijk ook bedoeld.
Linda Schlundt Bodien koos voor Het Intervisiespel de leercyclus van Kolb als referentiekader. Welke leertheoretische uitgangspunten heeft u voor uw boek gebruikt?
‘Kolb’ is een manier van de vele manieren om te kijken naar leren. In het Praktijkboek Intervisie hanteren we meerdere theorieën die van belang zijn, bijvoorbeeld de logische niveaus van Bateson en Dilts, het reflectieleren van Donald Schön en de leerslagen die Swieringa en Wierdsma onderscheiden. Die gaan steviger op de reflectiecomponent in. In ons boek wil wij verder gaan door leertheoretische uitgangspunten te koppelen aan de praktijk van intervisie waar actief methoden voor worden ontwikkeld. De drie niveaus van intervisie geven verschillende vormen van leren weer. Niveau 1 is het casusniveau en gaat over verbeteren; niveau 2, het analyseniveau, gaat over vernieuwen, terwijl niveau 3, het reflectieniveau, over ontwikkelen gaat. Daar heb je dus de leerslagen van Swieringa en Wierdsma.
En hoe herkennen we die andere theorieën?
De logische niveaus van Bateson en Dilts maken mensen bewust van wat ze doen, kunnen, willen en zijn. Bateson en Dilts geven beiden aan dat menselijk gedrag mede wordt veroorzaakt door de context waarbinnen hij werkzaam is en door de persoonlijke context en de persoonlijke factoren. Intervisie zorgt voor reflectie op gedrag door de vragen die tijdens de intervisiebijeenkomst aan de casusinbrenger gesteld worden. De casusinbrenger denkt na over de effectiviteit van zijn handelen in relatie tot het inzichtelijk maken van zijn vraagstelling. Hij ontrafelt zijn aanpak en ontdekt aannames, overtuigingen, handelingsperspectieven en eigen gedragingen. Hij leert daarvan en past vervolgens verbeteringen toe. Donald Schön koppelt professionaliteit aan het zogenaamde ‘reflectieleren’, waarbij mensen zich bewust worden van hun onbewuste kennis en leren van hun ervaringen. Hij maakt daarbij het onderscheid tussen reflection in action, reflection on action en reflection on action in action. Bij intervisie reflecteren we ‘on action’. De uitdaging is dit via voorgenomen acties te vertalen in ‘in action’ en uiteindelijk in ‘on action in action’; anders gezegd: een zodanige bewustwording creëren dat leren automatisch verloopt.
In hoeverre is het aantal intervisiemethoden nog uit te breiden?
Intervisiemethoden zijn ondersteunend bij het verkrijgen van inzicht. De methode is een onderdeel van de intervisie-driehoek (vraagstuk, casusinbrenger en methode) en draagt bij aan de effectiviteit. De diversiteit in vraagstukken en casusinbrengers vraagt om verschillende methoden. Wij staan open voor methoden die bij kunnen dragen aan het doel van intervisie. Dit kan ook een fysieke vorm zijn. Momenteel werken wij aan een praktische en fysieke tool die niet alleen als hulpmiddel voor effectievere intervisie kan dienen maar ook toepasbaar is in andere leersituaties. Hiermee willen wij onder andere uitbreiden op het terrein van intervisie voor organisaties.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.