Ze stapte door de schuifdeur het stoffige kantoortje binnen en gaf me een hand. ‘Juanita.’ In haar grote, vale sweater leek ze nog kleiner dan ze al was. Zodra ze op de klapstoel tegenover me was gaan zitten, legde ik in het Spaans uit dat ik van een Nederlandse universiteit kwam. Dat ik in Bolivia onderzoek deed naar geluk en inkomensongelijkheid. Dat ik haar een aantal vragen wilde stellen om te zien hoe zij naar haar leven en haar land keek.
‘Laten we beginnen’, zei ik. ‘Hoe oud ben je?’
‘58.’
‘Tot welke etnische groep behoor je?’
‘Aymara.’ Kijk aan, dacht ik, ze behoorde tot een van de oudste bevolkingsgroepen. Die was ik nog niet veel tegengekomen.
‘Je huwelijkse staat?’
‘Ik ben alleen.’
‘Kun je lezen?’
‘Nee.’
‘Schrijven?’
‘Nee.’
Zo gingen mijn vragen door – haar beroep, haar onderwijsniveau, of ze een mobieltje, koelkast of televisie had.
‘Ik verdien tweehonderd boliviano per maand’, vertelde ze toen ik haar vroeg naar haar salaris. Dat was ver onder het minimumloon van 815 boliviano, dat president Evo Morales kort daarvoor had ingevoerd. ‘Ik ben bang dat mijn bazin me ontslaat als ik haar om meer geld vraag. Ik woon in een carpita.’ Ik schreef het woord op, maar wist niet wat het betekende. Pas later begreep ik het. Ze woonde in een tentje.
Eindelijk kwam ik bij het onderdeel waar mijn onderzoek om draaide: geluk en inkomensongelijkheid. Achter mijn bureau op de elfde verdieping van de Erasmus Universiteit had ik vijf diagrammen getekend in PowerPoint. Elk stelde een andere inkomensverdeling voor.
Maar al op mijn eerste onderzoeksdag in Bolivia had ik gemerkt dat die vraag over inkomensongelijkheid niet voor iedereen werkte. De marktkoopvrouwen die ik had geïnterviewd, begrepen niet wat de diagrammen moesten voorstellen. Hoe kon ik nu verwachten dat Juanita – die niet kon lezen en schrijven – deze vraag over inkomensongelijkheid wel zou snappen?
Maar nog voordat ik mijn volgende vraag kon stellen, begon ze te praten. ‘Weet je wat het is met Bolivia?’ Ze ging rechtop zitten. ‘Er is een enorme arme groep en een heel kleine heel rijke groep. En die verschillen worden alleen maar groter. Vind je het gek dat niemand elkaar nog vertrouwt in dit land?’
Zonder het te weten, had ze diagram A beschreven. En ze had ook meteen twee van mijn andere vragen beantwoord, over haar blik op de toekomst en het onderling vertrouwen in het land. Ik had haar volkomen onderschat. Mijn hoofd werd warm, maar ik ging verder met het interview alsof er niks gebeurd was. Tijd voor de laatste vragen.
‘Hoe gelukkig ben je op een schaal van één tot tien?’
‘Eén.
‘Hoe gelukkig denk je over vijf jaar te zijn?’
‘Eén.’
Ik denk dat het tijdens dit interview in 2012 begon, mijn twijfel over cijfers. Tot dan was ik vooral een consument van cijfers geweest. Ik kwam ze tegen in de krant of op het journaal.
Maar nu ontving ik geen kant-en-klare spreadsheet. Nu was ik zelf de verzamelaar. Sinds een jaar was ik aan de slag als promovendus. Cijfers waren mijn vak geworden, maar het gesprek met Juanita deed mijn geloof wankelen.
Ik onderzocht haar geluk, maar kon haar leven in een carpita niet in een cijfer uitdrukken. Ik hoorde haar mening over inkomensongelijkheid, maar kon slechts kiezen uit diagram A, B, C, D of E. Veel van wat ze vertelde was niet te tellen, maar telde wel.
Juanita leerde me nog iets. Ik beïnvloedde sterk hoe de cijfers eruitzagen. Ik vond geluk belangrijk en dacht dat het op deze manier meetbaar was. Ik had achter mijn bureau bedacht om die abstracte vraag met de diagrammen te gebruiken. Ik dacht dat Juanita niet slim genoeg was om iets over inkomensongelijkheid te zeggen. Ik, ik, ik.
Iemand anders, met dezelfde onderzoeksvragen maar een andere overtuiging of invalshoek, was waarschijnlijk op andere resultaten uitgekomen. Cijfers zouden objectief moeten zijn, maar ineens zag ik hoe sterk ze verbonden waren met de onderzoeker.
Niet alleen ik werd gestuurd door cijfers. Collega’s op de universiteit kregen promotie als ze genoeg publicaties hadden in wetenschappelijke tijdschriften. In het ziekenhuis waar mijn moeder werkte, werd elk jaar met spanning uitgekeken naar de Ziekenhuis Top 100 van het Algemeen Dagblad. En mijn vader moest met pensioen toen hij vijfenzestig werd.
Ik besefte pas later dat mijn gesprek met Juanita me ook iets belangrijks had laten zien over dit soort cijfers. Zoals ik invloed had gehad op de cijfers die ik verzamelde, zo beïnvloedden anderen de cijfers die ik en de mensen om mij heen gebruikten als een leidraad voor hun leven.
Na mijn promotie in 2014 besloot ik de journalistiek in te gaan. Want ik had nog iets van mijn gesprek met Juanita geleerd: ik vond de verhalen achter de cijfers interessanter dan de cijfers zelf.
Niet alleen wilde ik lezers uitleggen hoe cijfers tot stand komen, maar ook zou ik de vraag aansnijden: Moeten we cijfers niet wat minder belangrijk maken in onze samenleving? Moeten we niet ont-cijferen?
Al snel bleek: mijn onderwerp leefde. Lezers stuurden me slechte peilingen, wankel wetenschappelijk onderzoek, misleidende grafieken. Waar woorden gemakkelijk worden bekritiseerd, krijgen cijfers verbijsterend vrij spel.
Inmiddels, na enkele jaren onderzoek als journalist, is mijn conclusie dat cijfers veel te belangrijk zijn geworden in ons leven. Cijfers zijn zo leidend geworden dat we het misbruik niet langer kunnen negeren. Het is tijd om te ont-cijferen, en precies daarom schreef ik Het bestverkochte boek ooit (met deze titel) - Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden.
Dat is geen anticijferboek. Cijfers zijn, net als woorden, onschuldig. Het zijn de mensen achter de cijfers die fouten maken. Dit boek gaat over hen. Over hun denkfouten, hun onderbuikgevoelens, hun belangen.
Maar het boek gaat ook over ons, cijferconsumenten. Want wij laten ons verleiden en misleiden. Sterker nog, we laten ons leiden door cijfers. Cijfers beïnvloeden wat je drinkt, wat je eet, waar je werkt, hoeveel je verdient, waar je woont, wie je trouwt, op welke partij je stemt, of je een hypotheek krijgt, hoeveel premie je betaalt voor je verzekering. Ze beïnvloeden zelfs of je ziek wordt of geneest, of je leeft of sterft.
Al heb je niets met cijfers, je hebt geen keuze: je hébt iets met cijfers. Dit boek ontcijfert de wereld van getallen, zodat iederéén het juiste gebruik van cijfers kan onderscheiden van het misbruik. En zodat we ons kunnen afvragen: welke rol willen we dat cijfers spelen in ons leven?
Dit verhaal is een voorpublicatie uit Het bestverkochte boek ooit (met deze titel), dat verscheen bij De Correspondent.