Een kabelbaan langs steile rotsen. Op de oevers winkels, cafés, pizzatenten en veel slenterende mensen in vrijetijdskleding. Het geheel deed meer denken aan een toeristisch dorp in de Ardennen dan aan wat ik me had voorgesteld bij de bakermat van de Industriële Revolutie.
Toch waren de oevers van de Drew eind achttiende eeuw de plek van een ongekende innovatie: grootschalige, fabrieksmatige productie die geleidelijk de huisindustrie verdreef en uiteindelijk de hele wereld zou veroveren. Belangrijkste aanstichter was Richard Arkwright. Arkwright is vooral bekend van de Spinning Jenny, een nieuwe spintechniek die hij vervolmaakte en patenteerde. Hij paste die vinding in eerste instantie toe in een katoenspinnerij waar paarden de assen aandreven. Maar al snel bedacht hij dat waterkracht goedkoper en effectiever was. En waterkracht was volop aanwezig, daar waar de Drew zich vanaf het Peak District door een smalle gleuf naar beneden stort.
Het fabriekscomplex van de Arkwright’s katoenspinnerij ligt iets buiten Cromford. Net als de andere fabrieken langs de Drew, staat het op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. De laatste veertig jaar is er veel geld gestoken in behoud en renovatie van de gebouwen. Het imposante complex ligt er dan ook pico bello bij. Wanneer je het door een poort betreedt lijkt het alsof je op de binnenplaats van een Middeleeuwse burcht komt. Liefst vijf verdiepingen telt de katoenspinnerij.
Kort daarna bezocht ik Ironbridge, nu een rustieke plek aan een beeldschone rivier, de Severn. In dit rivierdal vol kolen, kalksteen en ijzererts gebruikte Abraham Darby in de achttiende eeuw cokes in plaats van hout of kolen om ijzererts te smelten en er gietijzer van te maken. Hij legde er de basis voor een (destijds vreselijk smerige) ijzerindustrie, die – kort gezegd – de stoommachines maakte die in de negentiende eeuw er op hun beurt voor zorgden dat fabrieken geen waterkracht meer nodig hadden.
Voldaan keerde ik terug. Ik meende te hebben gezien waarom juist in Engeland de Industriële Revolutie was begonnen: die was te danken aan de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen zoals waterkracht en andere grondstoffen. Pas toen ik Empire of Cotton – A global history van de Amerikaanse historicus Sven Beckert las, realiseerde ik me dat ik iets cruciaals over het hoofd had gezien. Voor mij was het een gegeven dat het belangrijkste product uit die nieuw gestichte fabrieken katoen was. Maar waar haalden de Britten de katoen vandaan?
Tot eind achttiende eeuw was katoen zo goed als onbekend in Europa. Mensen kleedden zich in wol en linnen. Wanneer de huidige wereldburgers nog steeds wol in plaats van katoen zouden gebruiken, moesten ze zeven miljard schapen houden en die zouden minstens 700 miljoen hectare weidegrond nodig hebben: ruim 1,5 keer de oppervlakte van de huidige Europese Unie. Katoen is in vele opzichten efficiënter dan wol.
In zijn adembenemende boek laat Beckert zien hoe handelaren, fabrikanten én vooral ook de Britse overheid onder één hoedje speelden om niet alleen de toevoer van de grondstof veilig te stellen, maar ook om afzetgebieden te creëren. Alleen dankzij slavenhandel en slavernij kon in het zuiden van de Verenigde Staten tegen lage kosten katoen worden verbouwd. Alleen door de lokale handel in India met overheidshulp te ontregelen, werd daar vervolgens de katoenproductie om zeep geholpen. Alleen door invoerverboden op buitenlandse katoenen weefsel werd de Britse markt beschermd. Wreed en niets ontziend kapitalisme, kolonialisme en protectionisme liggen ten grondslag aan de Industriële Revolutie. Dat realiseerde ik me pas toen Sven Beckert zijn vizier op méér dan alleen Engeland richtte. Zijn boek is een eyeopener en een absolute aanrader.¶
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.