In een artikel in ‘The Atlantic Monthly’ betitelt u de huidige recessie niet zozeer als crisis, maar als een reset. Wat bedoelt u daarmee?
Ik denk dat we ondanks alle ellende aan het begin staan van een nieuw tijdperk. De economische neergang is inmiddels zo groot dat onze huidige manier van leven fundamenteel ter discussie staat. Dat schept ruimte voor nieuwe technologische innovaties, die in de toekomst veel welvaart kunnen opleveren. In de 19de eeuw heeft deze manier van denken enorme veranderingen voortgebracht. Toen hebben we de recessie aangegrepen om de Verenigde Staten om te bouwen van een agrarische tot een industriële samenleving.
Waar zullen de veranderingen dit keer plaatsvinden?
De creatieve klasse heeft momenteel de beste geloofsbrieven. Economische regio’s die in dit klimaat floreren zijn plekken met de hoogste concentratie aan nieuwe ideeën. Volgens een analyse van Michael Mandel, de hoofdeconoom van het tijdschrift BusinessWeek, gingen er tussen december 2007 en november 2008 in constructie, transport, en andere ‘tastbare’ sectoren van de economie bijna 1,8 miljoen arbeidsplaatsen verloren. In de creatieve klasse van wetenschappers, managers en engineers kwamen er daarentegen een half miljoen banen bij. Om dat voort te zetten, moeten overheden, ondernemers en gemeenschapsleiders een klimaat van blijvende technologische vooruitgang creëren.
Wat moet daarvoor gebeuren?
In mijn boek The Rise of the Creative Class heb ik de 3T-benadering beschreven, die staat voor Technologie, Talent en Tolerantie. Gemeenschappen moeten om te beginnen de voorwaarden scheppen waarbij nieuwe technologieën en innovaties omgezet kunnen worden in duurzame toepassingen. Universiteiten spelen daarbij een cruciale rol. Daarnaast is het van belang om talent aan te trekken en vast te houden. Creatieve uitblinkers verhuizen heel makkelijk, en al helemaal als een stad saai wordt of op een andere manier minder leefbaar. En ten slotte is het van belang dat er een klimaat van tolerantie heerst. Economische voorspoed is in hoge mate afhankelijk van vernieuwers op cultureel, bedrijfskundig, wetenschappelijk of artistiek gebied. Dergelijke mensen gedijen alleen maar op plekken die openstaan voor immigratie of alternatieve levensstijlen.
Toch lijkt het erop dat de Amerikaanse overheid zich op dit moment vooral bezighoudt met het overeind houden van achterhaalde industrieën, zoals de kwakkelende auto-sector.
Dat is een doekje voor het bloeden, maar geen lange-termijnsstrategie. Overheden zijn beter gediend met investeringen die ten goede komen aan de fysieke en digitale verbondenheid van mensen. In mijn boek Who's Your City? probeer ik inzichtelijk te maken dat het gros van de economische activiteit in de wereld voor rekening komt van zo’n veertig mega-regio’s, zoals Boston-New York-Washington, Noord-Californië, Londen en omstreken, en de as Amsterdam-Brussel-Antwerpen. In die centra woont een vijfde van de wereldbevolking, die desalniettemin verantwoordelijk is voor twee-derde van de mondiale economische output en maar liefst 85 procent van de innovaties. Het is voor steden die buiten deze centra vallen van levensbelang om de verbondenheid met deze mega-regio’s te verbeteren, bijvoorbeeld via hoge-snelheidslijnen.
Daarnaast moeten oude en slechte gewoontes worden doorbroken. U breekt een lans voor huren, in plaats van kopen.
Ik denk dat de Amerikaanse regering te lang heeft gehamerd op de voordelen van een eigen huis. Die zijn lang niet zo groot als vaak gedacht. Prikkels voor kopen, zoals belastingvoordelen en kunstmatig laag gehouden hypotheekrentes, hebben mensen gestimuleerd om grotere huizen te kopen dan ze nodig hebben. Dat betekent dat er relatief minder geld gaat naar industrieën die zorgen voor echte economische groei, zoals software, alternatieve energie, of de medische sector. Een bijkomstig nadeel is dat samenlevingen met een hoge concentratie aan huiseigenaren een stuk starder zijn. Mensen met een hypotheek blijken langer op hun stek te blijven zitten als ze werkloos raken, en zijn eerder geneigd om een baan aan te nemen die onder hun niveau ligt. De opkomst van de creatieve economie heeft juist mensen nodig die mobiel en flexibel zijn. De Amerikaanse overheid zou huren dan ook juist moeten aanmoedigen. Voor de kwaliteit van het leven maakt dat weinig uit: uit recent onderzoek blijkt dat huizenbezitters niet significant gelukkiger zijn dan mensen die huren. Zeker niet in een tijd waarin regio’s constant in beweging zijn, en sommige industrieën razendsnel naar de afgrond gaan."
Over de afgrond gesproken: in ‘The Atlantic Monthly’ schetst u een angstaanjagend beeld van Detroit, waar de gemiddelde huizenprijs nog maar 12 500 euro bedraagt. Denkt u dat deze crisis het einde inluidt van de hegemonie van het westen, in het bijzonder Amerika?
Voor Detroit ziet de toekomst er inderdaad somber uit, maar dat geldt niet voor alle Amerikaanse steden. Het einde van New York als financieel centrum, zoals sommige commentatoren bijvoorbeeld al hebben aangekondigd, zie ik niet zo snel komen. Een stad als Hongkong mag dan een fantastische plek zijn voor een beursgang, de obligatie- en valutamarkten zijn er een stuk minder ontwikkeld. Als puntje bij paaltje komt staan de meeste Aziatische landen simpelweg veel minder open voor talent van buiten dan de Verenigde Staten. Er is weliswaar sprake van een absolute neergang in de financiële sector, maar relatief zal New York nog vele jaren tot de wereldtop behoren.
(Richard Florida is directeur van het Martin Prosperity Institute aan de Rotman School of Management van de Universiteit van Toronto. Zijn belangrijkste boeken zijn The Rise of the Creative Class (2002), The flight of the creative class (2005) en Who’s Your City? (2008).)
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.