Wat een ontluisterend boek. Het blijkt dat we ons altijd beter voordoen dan we zijn.
Voor de meeste mensen zal die boodschap waarschijnlijk niet zo wereldschokkend zijn, hoor. Enerzijds zijn de meeste mensen volgens mij realistisch genoeg om te weten dat de wereld geen paradijs is; anderzijds weten we heus wel dat veel van die dubbele agenda’s te maken hebben met onze kleinmenselijke verlangens om erbij te horen, niet voor schut te staan, verantwoordelijkheden te ontlopen, enzovoort. Heel vaak zijn het zulke, in mijn ogen zeer begrijpelijke, redenen om ons beter voor te doen dan we zijn. Wanneer we daar met enige compassie naar kunnen kijken, hoeft het allemaal niet zo ontluisterend te zijn.
Bestaat er eigenlijk nog wel zoiets als integriteit?
Integriteit is een lastig begrip: je doet wat je denkt en zegt. Maar wanneer je lage of egoïstische drijfveren hebt en daarnaar handelt, is dat dus ook consistent. Zelfs Hitler vond zichzelf misschien wel integer, mits je daar ‘innerlijke congruentie’ onder verstaat. Integriteit wordt spannend wanneer je zegt dat je ook hogere drijfveren hebt, wanneer het je om het belang van de wereld, de anderen, de samenleving gaat. Wanneer je kortom op de top van de behoeftepiramide van Maslow positie kiest. Entelische intelligentie - de term die ik met dit boek introduceer - betekent onder andere het besef dat iedere piramide ook een bodem heeft, dat die bodem zelfs onontbeerlijk is. Anders gezegd: altruïstische mensen, met hoogstaande idealen, die hun lagere drijfveren ontkennen of verdringen, zullen vroeg of laat altijd voor de val komen of van niet-integer gedrag beschuldigd kunnen worden. Kijk naar de schandalen die wereldverbeteraars vroeg of laat altijd omringen. Entelische intelligentie is erkennen dat wij allemaal lage drijfveren hebben en dat het een aantal mensen in onze samenleving lukt om daar met enige regelmaat ook altruïstische idealen bovenop te stapelen. Die mensen moet je koesteren, maar niet idealiseren.
Het hanteren van verborgen agenda’s is dus blijkbaar normaal. Is het dan nog wel zo verwerpelijk als het doorgaans gezien wordt?
Ik vind het hebben van onschuldige verborgen agenda’s, die niet bewust als schadelijk voor andere mensen bedoeld zijn, inderdaad volkomen normaal. Ergens in het boek zeg ik: het hebben van verborgen drijfveren is zo menselijk als ademen. Het is pas verwerpelijk wanneer mensen drijfveren verbergen om daar bewust anderen mee te manipuleren of te schaden. Niet alleen omdat je anderen daarmee raakt, maar ook omdat ik denk dat je daarmee uiteindelijk altijd door de mand valt en op die manier schade aanricht aan het vertrouwen in de wereld.
De moraal van uw verhaal luidt: zoek in het contact met andere mensen altijd naar Diepere drijfveren. Word je daar niet knettergek van?
Entelische intelligentie is een vaardigheid. En een vaardigheid is alleen vermoeiend wanneer je in een lerende fase zit, net als bij iedere andere vaardigheid die je aan het leren bent. Een vaardigheid is ook vermoeiend wanneer je hem te vaak, te pas en te onpas gebruikt. Heel veel mensen zijn heel (onbewust) bekwaam in het sonderen van de diepere drijfveren van anderen; die doen dat moeiteloos. En sommigen, de te naïeven, zouden het inderdaad af en toe wat meer mogen doen.
In het laatste hoofdstuk laat u zien welke rol ‘gedurfde gesprekken’ kunnen spelen. Hoe belangrijk is daarbij kennis van de elementaire reactiepatronen die u in uw boek bespreekt?
Durf is goed, kennis is beter, zou ik zeggen. Kijk, het fijne van theorieën en modellen is dat ze je een handvat geven om de werkelijkheid beter te begrijpen en effectief met zaken om te gaan. Impulsiviteit en ontwapend en naturel zijn - dat klinkt allemaal goed, maar als je geen kennis van zaken hebt, krijg je die kwaliteiten niet automatisch. Het leuke van de stukjes theorie die ik aanreik is, denk ik, dat ze allemaal heel herkenbaar zijn, dus makkelijk te adapteren.
In hoeverre mogen we uw boek als een 'must read' voor managers beschouwen?
Diepere drijfveren zal met z’n karrenvracht aan voorbeelden en anekdotes voor veel managers een feest van herkenning zijn. Je wordt namelijk, denk ik zo, geen manager wanneer je niet over een flinke dosis entelische intelligentie beschikt. Maar wat het boek belangrijk maakt is, zoals ik al eerder zei, dat het woorden en verdieping geeft aan wat veel managers onbewust toepassen. Verder is het een ‘must read’ omdat het de lezer nog verder de ogen opent voor hoe verschillend drijfveren en belangen bij de mensen om ons heen kunnen zijn. Waar we bijvoorbeeld ambitieloosheid bij iemand denken waar te nemen, is waarschijnlijk een ‘zich met moeite staande proberen te houden’ aan de hand. Waar we autistisch gedrag denken waar te nemen, is de ander wellicht bezig iets wezenlijks voor zichzelf te doorgronden en wil hij in dat proces niet gestoord worden. Ook maakt het boek ons, denk ik, nog sterker bewust van de entelische intelligentie van anderen: mensen hebben veel meer in de gaten dan je meestal denkt. Met deze twee inzichten ontwikkelen lezers meer compassie en meer bescheidenheid: twee essentiële kwaliteiten van een people manager. Ten slotte biedt het boek ook een andere kijk op het creëren van vertrouwen dan het werk van Stephen R.M. Covey (de zoon van Stephen R. Covey - redactie).Waar The speed of trust vooral gaat over je eigen gedrag, word je in dit boek geleerd om je pogingen tot het bouwen aan vertrouwen door de ogen van de ander te bekijken.
De balans tussen voelen, denken en doen is een belangrijk thema in uw werk. Waar komt die fascinatie vandaan?
Onlangs herinnerde ik me voor het eerst na veertig jaar weer een scène uit de roman ‘The lord of the flies’ (van William Golding - redactie) die we in de vierde klas van de middelbare school moesten lezen. Drie jongens doen een ontdekkingstocht op een onbewoond eiland en zien een vreemde plant. De een maakt een impressionistische vergelijking met een kaars, de tweede probeert hem als wel of niet eetbaar te determineren en de derde slaat hem, geloof ik, aan stukken. Waarom is die scène me na al die jaren bijgebleven? Achteraf geredeneerd omdat ik zelf van alle drie de kwaliteiten ongeveer evenveel in me heb. En de makke van het drievoudige type, zoals ik dat in mijn werk noem, is dat zo iemand heel vaak het gevoel heeft er niet echt bij te horen: ze zijn geen uitgesproken type, zoals ze die overal om zich heen denken waar te nemen. Zo wordt het drievoudige type vaak de geboren verbinder. Ik heb van mijn zwakte, om het zo maar uit te drukken, mijn kwaliteit gemaakt. En natuurlijk is de driedeling van hoofd, hart en handen zo oud als de wereld - Plato gaf er al woorden aan - maar het mooie en troostende van mijn typering is, denk ik, dat die niet statisch is. Je kunt voeler, denker, en doener kwaliteit bij jezelf ontwikkelen, ofwel het leven kwakt je soms zo maar in een nieuw gebied. Ik hoop met mijn boeken die gebieden voor mensen nog meer in kaart te brengen en zo wat meer begrip tussen mensen onderling te creëren. Dat is, denk ik, één van diepste drijfveren die ik met dit boek heb.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.