Het begon allemaal in 1997, met zijn boek Kennismanagement, over de inrichting en de besturing van kennisintensieve organisaties. Zijn tweede grote succes kwam in 2004 met Leidinggeven aan professionals, iets waarvan hij vond dat je het maar beter niet kon doen.
Onlangs verscheen zijn zoveelste boek, Stagnatie van professionals. Mathieu Weggeman schreef het samen met Ron van de Water, directeur van loopbaangebeleider Learnworks. Op een indringende manier behandelen ze daarin vragen als: hoe komt het dat ook professionals vastlopen in hun werk en in hun persoonlijke ontwikkeling, wat kunnen zij doen om dat te herkennen en te vermijden, en hoe kunnen de organisaties waarin zij werken daaraan bijdragen?
Met zo’n lange lijst publicaties en alle publieke optredens die daar steevast op volgen, is zijn naam inmiddels zo’n merk geworden dat je geneigd bent de man erachter als vanzelfsprekend te nemen. Vandaar de opening van ons gesprek op de campus van de TU Eindhoven, waar hij werkt als hoogleraar Organisatiekunde: ‘Wie is eigenlijk Mathieu Weggeman?’
De driehoek van Nietzsche
Weggeman slaat een notitieblok open, pakt een pen, en tekent een grote driehoek. ‘Nietzsche had diezelfde vraag: wie ben ik en waar gaat het om?’ Bovenaan de driehoek schrijft hij Wetenschap, en linksonder Kunst. ‘Zo kunnen we erachter komen wat het is en hoe het is. Waar de wetenschap ophoudt, gaat de kunst verder.’ Rechtsonder komt Spiritualiteit te staan, ‘wat die andere twee niet doen.’
‘Als je met die drie hoeken bezig blijft, dan kom je misschien ooit te weten wat er in het middelpunt zit en wie je bent. In de hoek van de wetenschap heb ik onderzoek gedaan en doe ik dat nog steeds met mijn promovendi. Op het gebied van de spiritualiteit of religie heb ik een boek geschreven dat heette Waarom zouden we doodgaan? Toen ik vijftig was geworden, dacht ik: ‘Het grootste gedeelte heb ik gehad, statistisch gezien. Ik had een baan, ik had een gezin, ik wist wat ik wel kon en wat niet. De wedstrijden waren wel zo’n beetje gespeeld. En dan houdt het ineens op. Of er komt nog wat achteraan? Dat heb ik in dat boek verkend.’
‘In de hoek van de kunst ben ik lid van de Raad van Cultuur geworden, om de kunst beter te leren begrijpen. Van het boek waar ik nu mee bezig ben, is de werktitel Wat is kunst? Mijn manier van leren is dat ik dingen opschrijf en lees wat mensen voor mij daarover gezegd hebben. En als anderen het ook aardig vinden om te weten wat ik heb ontdekt, dan publiceer ik het.’
Weggeman aarzelt wat hij in het midden van zijn Nietzscheaanse driehoek moet zetten. ‘Misschien wel “liefde” of “verbondenheid”, maar dat klinkt zo sociaal wenselijk. Hoe dan ook: wetenschap, kunst en spiritualiteit, of zoals Plato het noemde “het ware, het schone en het goede” - de interactie daartussen houdt me verschrikkelijk bezig. Je zou kunnen zeggen dat ik dát ben.’
State of the art
In Stagnatie van professionals, het boek dat Weggeman samen met Ron van de Water schreef en waar we het eigenlijk over zouden hebben, komen die trio’s van begrippen niet met zo veel woorden voor. Maar voor wie het wil zien, spelen ze op de achtergrond wel degelijk mee. Maar voordat we het daarover gaan hebben: waar hebben we het over, als we ‘professionals’ zeggen en ‘stagnatie’?
‘Van alle organisaties in Nederland kunnen we zeker zeventig procent als kennisintensief beschouwen. Een belangrijk kenmerk daarvan is dat de werkvloer dominant wordt bevolkt door professionals. Die moeten up to date zijn, anders gaat de organisatie achteroplopen. Nu is de wereld steeds meer een global village geworden, waarin we allemaal via internet met elkaar zijn verbonden en toegang hebben tot elkaars kennis. Het klinkt een beetje tegenstrijdig maar als je er even over nadenkt begrijp je dat het daardoor steeds lastiger is geworden om state of the art te blijven.’
‘Wanneer er morgen op jouw vakgebied iets wordt ontwikkeld in Boston, dan vraagt de klant er overmorgen naar bij jou. Daardoor raken professionals steeds eerder aan het eind van hun Latijn, gaat hun ontwikkeling langzamer en neemt hun effectiviteit af. Daar komt bij dat naarmate je ouder wordt, je vaardigheden om expliciete kennis op te doen ook minder worden. Tel dat bij elkaar op, en je krijgt stagnatie.’
Persoonlijke ontwikkeling
Nu hebben die professionals natuurlijk meer instrumenten tot hun beschikking dan hun vakkennis alleen. Kennis was immers alleen maar het topje van de driehoek van Nietzsche, en een mens is meer dan wat hij of zij weet. Doet stagnatie zich dan ook voor in de andere twee hoeken, van de kunst en de spiritualiteit? Of kan verdere ontwikkeling op het ene gebied stagnatie op het andere gebied compenseren?
‘Het model dat we schetsen van stagnatie is opgebouwd uit vier kwadranten: persoonlijke ontwikkeling, professionele ontwikkeling, kennisontwikkeling, en culturele ontwikkeling. We hebben het in eerste instantie over kennisontwikkeling in relatie tot professionele ontwikkeling. Dat speelt zich af in het tweede kwadrant en in het derde. Als die goed op elkaar zijn aangesloten komt daar innovatie uit voort. Zo niet dan doet zich het omgekeerde voor: stagnatie.’
‘Maar je kunt niet helemaal voorbijgaan aan het eerste kwadrant, de persoonlijke ontwikkeling, het psychologisch welzijn van de professional. Dan kun je zeker zeggen dat iemands ontwikkeling in meer opzichten kan stagneren. Als iemand geen gevoel heeft voor esthetiek of weinig gevoel heeft voor ethiek, dan wordt het ook lastig om goed in je vak te zijn. Maar dat geldt in feite voor iedereen. Wij focussen in ons boek op de professional, en die onderscheidt zich vooral op het vlak van de kennisontwikkeling.’
Reflective practitioners
Om stagnatie van professionals aan te kunnen pakken, moet je het wel eerst herkennen. Hoe krijg je het in de gaten als je zelf begint vast te lopen? Weggeman vindt dat professionals om te beginnen al tijdens hun opleiding reflectievaardigheden moeten leren. Ze moeten reflective practitioners worden, zoals Donald Schön dat noemt. ‘Na afloop nadenken over je werk: wat is goed gegaan vandaag en hoe kwam dat? Veel mensen doen dat alleen als er iets fout is gegaan. Maar dan blijf je hangen in bad practices. Je moet ook de best practices cultiveren.’
Vervolgens moeten die professionals ook onderling elkaars functioneren kunnen bespreken, in intercollegiale toetsing. Op zich is dat makkelijker te realiseren dan zelfreflectie: ‘Disfunctioneren valt ons nu eenmaal eerder op bij de ander dan bij onszelf.’ Ingenieurs als beroepsgroep hebben die intercollegiale toetsing volgens hem het best onder de knie. Die vinden het leuk om met elkaar mee te denken. ‘Onder artsen is het lastig om intercollegiale toetsing van de grond te krijgen, en rechters zitten er zo’n beetje tussenin. Pas als zelfreflectie en intercollegiale toetsing niet meer het gewenste resultaat opleveren, komt het management in beeld of de HR-afdeling.’
De eerste reactie van een professional die bij zichzelf stagnatie waarneemt, is vaak om nog harder te proberen bij te blijven in zijn vak. ‘Maar op een gegeven moment red je het daar niet meer mee’ weet Weggeman. De volgende stap is om je repertoire te verkleinen. ‘De medicus die ooit en de maag deed en de lever en de darmen, gaat zich toeleggen op de lever en laat de rest over aan collega’s die zich daarin hebben gespecialiseerd. Hij definieert zijn werk opnieuw en gaat er weer helemaal voor.’ Is dat geen optie meer of is die optie uitgewerkt, dat kun je ook overstappen naar een lijn- of staffunctie. ‘Soms ontdekken mensen dan juist daarin weer nieuwe mogelijkheden.’
Blijven bidden
Stagnatie van professionals is een onderwerp waarover je abstract en afstandelijk kunt praten, maar daaronder ligt ook een laag waarop het je persoonlijk raakt. Want wie weet zijn we morgen zelf wel aan de beurt – als het niet al gisteren was, zonder dat we het in de gaten hebben gehad. Neem nou Mathieu Weggeman: die is al meer dan twintig jaar bezig met kennisintensieve organisaties en met de mensen die daarin werken. Hoe lang gaat dat nog goed?
‘Ik krijg inderdaad weleens de vraag of ik langzamerhand niet ben gestagneerd in mijn onderwerp, of het wel zin heeft dat ik daarover doorga. Dan vertel ik over Mihaly Csikszentmihalyi, de uitvinder van het begrip flow. Na de Russische inval was hij met zijn ouders Hongarije ontvlucht. Zijn ouders vestigden zich in België, waar zijn vader bibliothecaris werd van de abdij van Westmalle. Zelf reisde hij door naar Amerika.’
‘In 2013 bezocht Mihaly die abdij samen met mijn promovendus en filmmaker Jef van den Hout. Hij ontmoette daar de abt, en daar kwam hij mee te spreken over de Tweede Wereldoorlog. Mihaly vroeg hem: “Al die jaren zijn jullie de deur niet uit geweest, jullie hebben alleen maar gebeden, terwijl er zo veel gruwelijkheden werden begaan. Hoe bestaat dat?” Het antwoord van de abt was: “Als wij niet waren blijven bidden, was het allemaal nog veel erger geweest.” Dat kun je natuurlijk nooit controleren, maar daar houd ik mij ook maar aan vast.’
Over Pierre Spaninks
Pierre Spaninks (Eindhoven, 1955) was tot zijn pensionering in 2021 zelfstandig professional in journalistiek en communicatie. Hij kreeg landelijk bekendheid als ZZP-expert. Voordien had hij gewerkt in het hoger onderwijs en de consultancy. Hij studeerde Tekstwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en volgde op Harvard het Senior Manager in Government Program. Tegenwoordig legt hij zich toe op de Egyptologie.