Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Interview

Lammert Kamphuis

‘Verwacht minder van je werk’

Last van keuzestress? Zit je als manager of medewerker in een werkomgeving waar cijfers regeren? Loop je vast in je eigen vooroordelen? In Filosofie voor een weergaloos leven beschrijft filosoof Lammert Kamphuis hoe de grote denkers inzicht en troost kunnen bieden bij deze en andere vragen.

Paul Groothengel | 17 oktober 2018 | 5-7 minuten leestijd

Geeft u de lezer met dit boek allerlei tips om een weergaloos leven te leiden?
Nee. Ik kom niet met tips of een stappenplan hoe je gelukkig kunt worden. Met deze titel geef ik aan dat je maar één keer leeft en niets kan overdoen. Het is letterlijk weergaloos, het gaat niet “weer”. Je hebt maar één kans. Mijn ervaring als filosoof is dat je bij de grote denkers heel goed terecht kunt voor wijze raad en advies. Voor troost en relativering. Dat is wat ik met dit boek wil doorgeven.

U geeft onder andere filosofie-cursussen aan de door de Britse filosoof Alain de Botton opgerichte The School of Life. Met welke vragen komen uw cursisten vooral?
Veel mensen worstelen met vrijheid en keuzestress. En dat is echt van alle leeftijden. Ze vragen zich af: hoe richt ik mijn leven in? Welke keuzes moet ik maken, welke baan past nou écht bij mij? De existentialisten voorspelden het al: de mens krijgt steeds meer vrijheid en dat draait alleen maar uit op één doffe ellende. Want hij zal zich geen raad weten met die vrijheid.

Wat kan de filosofie je dan bieden?
Voor mijzelf zit de lol van filosoferen met name in het leren denken over je denken. Dat je leert hoe je afstand kunt nemen van je eigen overtuigingen, oordelen en standpunten. Als je van een afstand naar je eigen denken kunt kijken, zie je eerder waar je vast loopt. Plato omschreef filosoferen als ‘het tussen de sterren hangen en kijken naar je leven’. Dat vind ik wel een mooi beeld. Natuurlijk, je kunt nooit helemaal ontstijgen aan je vooroordelen, maar als je iets boven je normale denken weet uit te stijgen, kan dat enorm helpen in het relativeren van problemen. En het kan keuzestress verminderen.

Zowel managers als medewerkers verwachten erg veel van hun werk, schrijft u: geluk, uitdaging, zelfontplooiing. Té veel?
Zeker. We zijn compleet doorgeslagen in onze verwachtingen over ons werk. Mijn stelling is: verwacht er minder van, denk er niet zo fanatiek over. Vergeet niet dat de mens eeuwenlang totaal geen verwachting had over zijn werk. Bij de Grieken werd er neergekeken op mensen die voor hun geld werkten. En in de Middeleeuwen was het zelfs een straf van God! Het romantische ideaal van Rousseau was dat ieder mens zijn ware zelf moest vinden en dat verder vorm moet geven. In deze tijd zoeken we dat vooral in ons werk. En ja, dan komt er al snel veel te veel druk op te liggen. Het is toch eigenlijk heel wonderlijk dat mensen zich op een feestje voorstellen met hun naam en al vrij snel daarna hun beroep noemen? Waarom vertel je niet over je vrienden of je hobby’s? Die zeggen immers ook heel veel over wie je bent. Werk is in onze westerse wereld een essentieel onderdeel geworden van onze identiteit.’

Organisaties doen daarin mee, ze lijken zich meer dan ooit te bekommeren om het welzijn van hun werknemers...
Ja, zeker nu, nu de werkloosheid laag is. Maar het is voor een organisatie toch niet op te brengen om voor iedere werknemer een situatie te creëren waarin hij of zij voldoende passie, geluk én uitdaging vindt?

Een aantal organisaties heeft succes met een zekere mate van zelfsturing van medewerkers. Wat leert de filosofie ons op dit punt?
Ik geloof wel in het belang van zelfsturing, in de voldoening die dat kan opleveren. Het kan je een gevoel van eigenaarschap geven. Er zijn maar weinig werknemers die een klus van begin tot eind onder hun eigen verantwoordelijkheid uitvoeren. Dat zorgt voor een gebrek aan autonomie, wat kan leiden tot onvrede en stress. Om met Marx te spreken, je moet zorgen aan iets te werken waar je je verbonden mee voelt. Je bij thuis voelt. Ik geef veel workshops over het vinden van een baan die bij je past; dan hoor ik vaak van cursisten dat ze werk hebben dat niet voelt als van henzelf. Dat kan heel vervreemdend werken. Geen wonder dat ze dan een andere baan gaan zoeken.

U zet in uw boek de Britse denkers Hobbes en Locke tegenover elkaar: Hobbes stelt dat ieder mens voor zijn eigen belang zal gaan, waar Locke er juist vanuit gaat dat de mens sociaal is en zich richt op samenwerking. Wie heeft gelijk?
Mm, dat weet ik niet. Misschien wel allebei. Ik denk wel dat ieder mens de natuurlijke neiging heeft om naar een van beide kampen over te hellen. Het verhaal van John Locke klinkt uiteraard aantrekkelijker. Hij redeneert positief: geef mensen meer vertrouwen, dan zullen ze betrouwbaarder gaan handelen. Volgens Locke is de mens van nature redelijk en gericht op samenwerking, omdat hij weet dat mensen elkaar nodig hebben om hun natuurlijke verlangens te bevredigen. Thomas Hobbes is daarentegen vrij negatief. Hij stelt dat hoe meer vrijheid je mensen geeft, des te meer ze voor hun eigen belang zullen gaan. Daarom moet je in organisaties een sterke leider hebben, vindt hij. Want die kan de menselijke drang om voor eigen succes te gaan, in toom houden. In wezen is de mens altijd in oorlog met anderen, dat is volgens Hobbes onze natuurlijke situatie. De mens wantrouwt anderen, uit angst voor zijn eigen veiligheid. Als hij al geneigd is tot samenwerking, is dat alleen maar uit angst. Dat is tamelijk zwartgallig, ja. Binnen organisaties zie je uiteindelijk vaak een pendelbeweging: de ene keer is er een periode van vrijheid en zelfsturing, dan weer regeert de controle.

U hekelt het gegeven dat harde cijfers de macht binnen organisaties hebben overgenomen. Waarom?
Het cijferdenken drukt onze leefwereld, waar het gaat om waarden en kwaliteit, weg. We meten steeds meer in organisaties. Al die dashboards, benchmarks en andere cijfers suggereren dat we meer kunnen controleren, dat we de wereld steeds beter beheersen. Managers zijn er dan ook dol op. Privé zie je hetzelfde. De wijn, het restaurant waar je uit eten gaat, een vakantieoord, een wandelroute, je hartslag, het aantal stappen op een dag, werkelijk alles geven we tegenwoordig een cijfer. Volgens Heidegger komt onze liefde voor cijfers voort uit onze angst voor wat we niet begrijpen. Ik vraag me af of dit vertrouwen in cijfers niet te ver is doorgeslagen. De werkelijkheid verschraalt als je alles maar in getallen uitdrukt want veel van de dingen die van belang zijn, zijn niet in cijfers te vangen. Het is niet voor niets dat men in de zorg minder wil sturen op getallen, en terug wil naar het leveren van goede zorg, gebaseerd op het gesprek met de patiënt.

Over Paul Groothengel

Paul Groothengel is freelance journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden