Als het brein van Elon Musk een probleem detecteert, dan produceert het automatisch een bedrijf als oplossing. Overbevolking? Dan moet Space X reizen naar Mars aanbieden. Klimaatverandering? Dan moet Tesla met zelfrijdende elektrische auto’s komen, Hyperloop supersnelle treinen maken en moet SolarCity steden op zonne-energie laten draaien.
Onlangs voorzag Musk een nieuw probleem: kunstmatige intelligentie ontwikkelt zich zo snel dat het mensen spoedig zal voorbijstreven. Mensen zullen tweederangsburgers worden die heersende robots dienen. De oplossing van Musk: zijn bedrijf Neuralink moet elektronisch weefsel ontwikkelen dat ingeplant kan worden in de hersenen en dat verbonden kan worden met bijvoorbeeld het internet. Daarmee zorgt dit elektronische weefsel voor de symbiose van mens en machine en kan de mens de razendsnelle technologische ontwikkelingen bijbenen – en aansturen.
De vraag is: kan dit? Technisch lijkt het implanteren van elektronisch weefsel mogelijk. Twee jaar geleden implanteerden onderzoekers succesvol zo’n neuraal kantwerk in het brein van levende muizen. Het flinterdunne elektronische net vergroeide met de hersenen van de knaagdieren. Musk voorspelt dat met vijf jaar zo’n zelfde implantaat mogelijk is bij mensen, hetgeen niet alleen mogelijkheden opent voor het monitoren van hersenactiviteit – en deze gegevens door te sturen naar het internet bijvoorbeeld – maar ook voor het verbeteren van hersenmogelijkheden.
Ten eerste zou de snelheid waarmee mens en computer interacteren aanzienlijk versnellen. Zijn we nu nog beperkt door de snelheid van onze duim om informatie door te geven aan onze smartphone, zonder deze ‘flessenhals’ kunnen we nóg sneller interacteren met technologie. Daarbij zien ondernemers kansen om ons geheugen en zintuigen uit te breiden – en daarmee ons vermogen om complexe mentale taken uit te voeren.
Één probleem: het neurowetenschappelijk onderzoek is nog lang niet zover. Neem het aflezen van gedachten, een voorwaarde voor het uploaden van geheugensporen naar de cloud. Complete locked-in patiënten, die zich bewust zijn van hun omgeving maar door volledige verlamming daar niet mee kunnen communiceren, vormen de ultieme uitdaging voor het aflezen van gedachten. Het goed aflezen van hun gedachten, zou ervoor kunnen zorgen dat ze wellicht kunnen communiceren met de mensen om hun bed – en ze zich minder ‘opgesloten’ voelen in hun lichaam.
Begin dit jaar publiceerden wetenschappers een onderzoek naar een methode om met locked-in patienten te communiceren. Terwijl ze de cerebrale hersenactiviteit van de patiënten maten, vroegen ze hen persoonlijke ja/nee-vragen waarop het antwoord bekend was bij de onderzoekers (‘Is de naam van je man Joachim?’, ‘Is Berlijn de hoofdstad van Frankrijk?’). Het antwoord dat de onderzoekers in het hersensignaal aflazen, kwam in 70 procent van de gevallen overeen met het bekende antwoord.
Hoewel het een belangrijke stap is in de communicatie met complete locked-in patiënten, geeft het onderzoek tegelijkertijd aan dat het sturen van een computer met hersenactiviteit nog in de kinderschoenen staan. Vandaar ook dat Stephen Hawking, een van de bekendste locked-in patiënten, communiceert via spieractiviteit in zijn wang, ondanks dat hij bijna elke techniek op aarde heeft geprobeerd om met zijn hersenactiviteit zinnen te formuleren op een computer.
Het aflezen van gedachten om die vervolgens in de cloud op te slaan, is nog vele stappen verder dan het detecteren van een verschil in hersenactiviteit bij het antwoord ‘ja’ of ‘nee’. Zoals een neurowetenschapper het verwoordde in De Tijd: 'We weten nog niet hoe het menselijke brein informatie codeert en wat de algoritmes zijn waarmee het brein dingen leert. We staan nog maar aan het begin daarvan bij vliegen of muizen.’
Sterker nog, het is de vraag of het daar wel ooit van komt. Psycholoog Richard Epstein weet zeker van niet, omdat mensen als Musk zich volledig verliezen in de computermetafoor van het brein. Het brein codeert geen informatie, er worden geen representaties opgeslagen en het wordt niet geleid door algoritmes in alles wat het doen, zoals in een computer. ‘Omdat de computer metafoor zelfs niet een beetje klopt, hoeven we ons geen zorgen te maken over de menselijke geest die amok maakt in cyberspace,’ schrijft Epstein. ‘Helaas zullen we ook nooit onsterfelijkheid worden door onze geest te uploaden.’
Behalve dat ons bewustzijn geen software is, is er nog een groter probleem voor het uploaden van onze geest op een computer. Epstein noemt dit het uniciteitsprobleem. ‘Als jij en ik hetzelfde concert bijwonen, dan zijn de veranderingen die in mijn brein optreden als ik de vijfde symfonie van Beethoven hoor anders dan de veranderingen die optreden in jouw brein. Deze veranderingen, wat ze ook moge zijn, worden gebouwd op een unieke, bestaande structuur die is opgebouwd uit een leven lang van unieke ervaringen,’ aldus Epstein. Zelfs als het mogelijk is om een momentopname te maken van de staat van een brein, ‘dan is die betekenisloos tenzij we de hele levensgeschiedenis kennen van de eigenaar van dat brein – en misschien zelfs de hele sociale context kennen waarin hij of zij is opgegroeid’.
Pogingen om het menselijke brein te simuleren op een supercomputer zijn volgens Epstein gedoemd te mislukken. Het verbaasde hem dan ook niet dat het door de EU met 1,2 miljard euro gefinancierde Human Brain Project om in 2023 een breinsimulatie te hebben, eindigde in een ‘brain wreck’. ‘We zijn organismen, geen computers. Get over it. Laten we verder gaan met onszelf proberen te begrijpen, maar zonder te worden gehinderd door de computer metafoor.’