Voor het goed reguleren van je emoties moet je ze – net zoals voedsel – verteren.
Anja Jongkind (AJ): Je bent bezig met het hanteren en reguleren van je emoties op het moment dat je er bloedeerlijk mee omgaat. Dan herken én erken je dat je elke dag een scala aan emoties hebt; van heel positief tot heel negatief, dus van heel blij tot heel verdrietig. Blije emoties zijn natuurlijk fijn, maar het is flauwekul om het bestaan en het belang van negatieve gevoelens te ontkennen. Iemand bevindt zich bijvoorbeeld in een moeilijke situatie, zou hierover bijvoorbeeld boos moeten worden, maar laat deze boosheid niet toe bij zichzelf. Deze persoon liegt tegen zichzelf en zijn omgeving. Beter is het om deze boosheid te erkennen en er eerlijk mee om te gaan– probeer dus je eigen emoties te verteren op het moment dat ze er zijn. Dat kost je niet veel tijd want emoties duren maar even; een verdrietig gevoel is vaak na enkele seconden al weer verdwenen, net als het blije gevoel bij een lachsalvo. Ben je heel verdrietig, dan heb je regelmatig negatieve emoties die je moet toelaten. Door ze toe te laten en te aanvaarden, wordt er een soort verteringsproces ingezet en kun je ze eerlijk hanteren en daardoor uiteindelijk beheren. Stel je loopt in een supermarkt en voelt een verdrietige gedachte opkomen, zeg dan tegen jezelf: ‘nu even niet’. Je tilt jezelf naar buiten en laat het verdriet komen als je in de auto zit, op je fiets stapt of thuis bent. Natuurlijk mag je even je emoties wegdrukken en ze als het ware in de koelkast stoppen. Op een gegeven moment moet je ze er wel weer uithalen. Maar als je jouw emoties allemaal in de vriezer doet, sluit het deksel uiteindelijk niet meer en ontdooien ze in één keer. Je creëert zo ellende voor jezelf in de vorm van stress of een burn-out.
Greet Vonk (GV): Kijk je naar negatieve of verdrietige emoties, dan is het helaas in onze samenleving nog altijd moeilijk om daar mee om te gaan en ze te uiten tegenover anderen. Op de vraag hoe het is, antwoorden ook mensen die in de diepste ellende zitten vaak dat het goed gaat me ze. Dat komt omdat we bang zijn om te zeggen dat we verdrietig zijn of – erger – ons geen raad weten. De kunst is om emoties vaker toe te staan en ze gewoon te voelen, dat vermindert de angst voor negatieve emoties. In ons boek schrijven we: ‘je hébt een emotie, je bént die emotie niet’. Een negatieve emotie betekent dus niet dat je opeens de controle hebt verloren of gek bent geworden. Een emotie duurt immers maar kort, zoals Anja al aangaf, als je hem simpel en eerlijk toestaat.
Jullie noemen angst een zegen en een vloek.
AJ: Angst is een vaak onderschatte emotie die wordt gezien als onwenselijk of zelfs als ziekte waar iemand van moet ‘genezen’. Toch is het ook een nuttige, noodzakelijke emotie omdat angst je waarschuwt voor gevaar en je alert maakt. Tegelijkertijd zijn we angstig voor verdriet en pijn en kunnen angsten zulke grote vormen aannemen dat mensen er hun leven door laten bepalen. Net zoals bij alle andere emoties moet je angst eerlijk herkennen en daardoor erkennen. Geef je angst geen podium, maar stop het ook niet weg. Ga in gesprek met jouw angst en kijk of die beperkend of juist helpend is. Daarna kun je die angst een hand toesteken, uitlachen of de kop indrukken. Bij een zeer tirannieke angst is het belangrijk dat je er boos om wordt. Doe dit niet in nette bewoordingen, maar zeg het gewoon zijn bek te houden. Je krijgt zo steeds meer de leiding over jouw leven – met angst als hulpmiddel, maar niet in een sturende rol.
GV: In onze praktijk zien wij veel vormen van ellende die betrekking hebben op wat in de volksmond ‘kleine angsten’ zijn. Toch gaat het hier in wezen om diep menselijke trauma’s. Mensen kunnen leiden aan fobische angsten zoals een grote angst voor spinnen. Onze ervaring is dat het gebruik van galgenhumor hier kan helpen om deze angsten het hoofd te bieden. Door er een beetje de draak mee te steken, kom je al een heel eind. Kijk je naar de ‘grote angsten’ dan kunnen mensen een drama meemaken waardoor hun wereld instort en ze in paniek raken. In ons boek staan we stil bij een vrouw die plotseling haar man verloor en hierdoor kampte met paniek- en angstaanvallen. Gelukkig ebde de paniek geleidelijk aan weg en van daaruit kon ze stapje voor stapje verder. Ze is eerlijk over de enorme pijn waar ze doorheen moest en echt blij met de ontwikkeling die ze heeft doorgemaakt in deze hele moeilijke periode. Natuurlijk, als ze een keuze had gehad, zou ze het liefst vandaag haar man terug willen krijgen. Toch is ze nu tevreden over zichzelf en heeft ze haar weg weer gevonden.
Mensen met psychische klachten krijgen vaak een etiket opgeplakt. Deze behoefte om te labelen veroorzaakt behalve een houvast, ook veel onnodig leed en extra ellende.
AJ: Ik heb om deze reden al mijn diploma’s aan de wilgen gehangen. Natuurlijk zijn sommige etiketten echt heel zinvol om psychische klachten te kunnen herkennen en erkennen. Maar tegenwoordig wordt er vaak maar raak geplakt; ontiegelijk veel hulpverleners focussen uitsluitend op de klacht, welke diagnose daar bij hoort en hoe dat te behandelen is. Ze kijken meestal niet of nauwelijks naar de mens achter de cliënt of patiënt, naar zijn of haar persoonlijke levensomstandigheden en voorgeschiedenis op het moment van de diagnose. Zeker bij psychisch-emotioneel gerelateerde klachten is het zeer belangrijk om een compleet beeld van iemand te hebben. Luister als hulpverlener dus heel goed naar de persoon die tegenover je zit, observeer zonder een oordeel te vormen en beantwoordt zijn of haar vragen. Bekijk wie deze mens is, waar hij of zij behoefte aan heeft en reik handvatten aan voor zelfhulp. Maak vervolgens een constaterend etiket: je hébt nu dat, maar je bént het niet; een constatering die op dat moment geldt. Dit constaterende etiket hoort passend te zijn bij die persoon in diens omstandigheden met een passende tijdsduur.
GV: Natuurlijk werken er in de reguliere zorg heel veel hulpverleners die echt begaan zijn met mensen en ze graag willen helpen. Maar het zorgsysteem wil dat ze binnen tien minuten een etiket plakken en een diagnose gebruiken als een classificatie waarin iemand op basis van een aantal kenmerken ingedeeld wordt. Hieruit ontstaan aannames over wie deze persoon is, welke behoefte hij of zij heeft en welk behandelprotocol daar bij past. De aandacht richt zich dan op de kenmerken van het ‘hokje’ waar je in bent geplaatst en veel minder op je persoonlijkheid, je levensverhaal en je hulpvraag.
Als je opkrabbelt uit ellende, ben je tijdelijk veel kwetsbaarder dan gewoonlijk. Hulpverleners beseffen dit vaak onvoldoende. Ze bieden geen luisterend oor, maar volgen strikt de zorgregels of schrijven te snel pillen voor.
AJ: We hebben een passend voorbeeld van een man die zijn nog jonge zoon heeft verloren en dat is natuurlijk diep triest – daar ga je compleet aan kapot. Zijn werkgeefster, met wie hij altijd een goede verstandhouding had, wist zich geen raad met de situatie, wat op zich begrijpelijk is. Zijn bedrijfsarts, als begin dertiger nog vrij onervaren, klampte zich vast aan de wet Poortwachter. Natuurlijk moest ze die wet volgen, maar ze toonde geen enkel medeleven en was vooral praktisch bezig. Via kennissen is hij bij ons terecht gekomen en hij knapt nu steeds meer op. Hij kreeg ook een andere, meer doorgewinterde bedrijfsarts die het volledig snapt en hem uitstekend ondersteunt. De eerste bedrijfsarts wist niet wat ze er mee aan moest, raakte in paniek en koos voor het strikt volgen van de geldende protocollen. Daarmee maakte ze het hele traject voor deze man, die het al zo zwaar had, echt loodzwaar.
GV: Het vervelende is dat er voor vrijwel alle klachten een standaardprotocol bestaat en daar houden hulpverleners zich aan. Ze vergeten om zich als mens in te leven en tonen, zoals hiervoor al gezegd, vaak weinig belangstelling voor de levenssituatie van hun patiënt. In het geval van deze man koos de eerste bedrijfsarts voor een rigide toepassing van de heersende regels en protocollen. Ze miste de ervaring, levenswijsheid, durf en creativiteit om daar soepeler mee om te gaan. Gelukkig voor deze zwaar getroffen man was de tweede bedrijfsarts een mens met gevoel en ervaring en daartoe dus wél in staat.
Ieder talent of kwaliteit heeft helaas ook een valkuil. Hoe ga je daar het beste mee om?
AJ: Kijk je naar veerkracht dan is dat een goede kwaliteit, maar de keerzijde ervan kan grenzeloosheid zijn. Ik ben zelf heel veerkrachtig en schiet soms wat te ver door. Dan denk ik: ‘oh, daar gaan we weer’ en weet mezelf op tijd te herpakken in het besef dat ik mijn veerkracht dan misbruik. Op het moment dat je het door hebt, is het een bewuste keuze. En dan hindert het je niet meer, want je hebt veel beter in de gaten wat je zelf doet. Mensen met een burn-out hebben vaak onbewust hun veerkracht veel te veel gebruikt. Ze beleven een burn-out meestal als een ‘falen’ en zien zichzelf vaak als een ‘loser’. Wat niet helpt is dat hun omgeving dit onterechte, negatieve zelfbeeld vaak onbedoeld bevestigt door een burn-out te associëren met zwakte en kwetsbaarheid en te wijzen op de noodzaak van rust en voorzichtigheid. Terwijl het hier gewoon gaat om een kracht die ze te veel hebben ingezet.
GV: We krijgen regelmatig cliënten in onze praktijk met burn-out klachten die het advies hebben gekregen zich te focussen en het rustig aan te doen. Maar heel veel mensen vinden het juist fijn om een groot aantal dingen tegelijk te doen en krijgen daar energie van. Voor hen is het dan belangrijk dat van zichzelf te weten en te beseffen dat het een kwaliteit betreft. Wees dus jezelf, want dat geeft je kracht en ga niet heel sterk je grenzen bewaken. Je hebt nu eenmaal die veerkracht dus je gaat daar zeker nog wel een keer overheen. Sterker nog, je mag die grenzen best uitproberen. Dat is ook uitdagend, ga er alleen geen tien kilometer overheen. Train jezelf om dat niet te doen en op tijd een stap terug te zetten.
Moeilijkheden in je leven kun je gebruiken om ervan te groeien. Overgave is daartoe wel een noodzakelijke voorwaarde. Wat heb je daarvoor nodig?
AJ: Je moet zoals eerder gezegd bloedeerlijk naar jezelf zijn. Als er verdriet of pijn is, erken dat dan en neem de tijd om te rouwen en verdrietig of boos te zijn. Het is er nu eenmaal, je kunt verdriet wel wegproppen, maar dan blijft het onverwacht opduiken – als steeds weer oplaaiende veenbrandjes. Als je kiest voor erkenning, blijf je ook minder hangen in boosheid en verdriet. Je bent dan bijvoorbeeld op een dag twintig keer vijf minuten boos en kunt gewoon je leven verder leiden. Natuurlijk is overgave een pittig en intensief proces, maar je leert hierdoor meer in het nu te blijven en hebt minder last van weggestopte negatieve emoties die plotseling de kop opsteken.
GV: Een angst die je weigert te erkennen en te aanvaarden, blijft eng en onbekend. Op het moment dat je een angst bestudeert, wordt deze al minder eng. Greet had een spinnenfobie maar is daar nu van verlost door deze fobie onder ogen te zien. Ze kan nu zelfs een glaasje zetten op een ronddwalende spin, deze naar buiten doen en daar met galgenhumor om grinniken. Door je over te geven aan het onderwerp van je angst, kun je het dus al iets beter hanteren.
Over Peter Spijker
Peter Spijker is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.nl