Waarom dacht jij: dit boek moet er komen?
Naast het feit dat ik tijdens trainingen vaak vragen over grenzen stellen krijg, is het idee ook door mijn eigen ervaringen ontstaan. Ik begin het boek bijvoorbeeld met mijn tatoeageverhaal van zo’n vijftien jaar geleden. Als de tattoo artist een voorbeeld van het hartje maakt dat ik op mijn pols wil laten zetten, durf ik niet te zeggen dat dit niet is wat ik bedoel. Ook de afgelopen jaren heb ik vaak genoeg gemerkt dat het lastig was om nee te zeggen en te vragen of het anders kan. Ondanks dat ik inmiddels expert was en wist wat wel en niet te doen. Door dit alles dacht ik: hier moet een boek over komen.
Welke veelvoorkomende problemen op de werkvloer kom je op dit gebied tegen?
Het zit ‘m vaak in kleine dingen: die collega naast je die tegen zichzelf zit te praten, of te fluiten. De collega die jou onderbreekt tijdens de vergadering. Of die late meeting die eigenlijk niet uitkomt. Je wilt er misschien best wat van zeggen, maar straks vindt die collega je een aansteller of gaat-ie zeuren dat het erbij hoort. Tegelijkertijd denk je ook bij jezelf: ‘maar het ís toch zo?!’
Door dit soort gedachtes maak je er vooraf in je hoofd al een strijd van. Waardoor je het gesprek zelf al negatief insteekt op het moment dat je dit eindelijk aan durft te gaan. Met als gevolg dat het door de ander ook als aanval wordt ervaren. En dan gebeurt dus precies waar we vooraf eigenlijk juist bang voor zijn. Al komen we vaak genoeg niet eens tot dit punt, omdat veel mensen niets durven te zeggen als iemand een grens over gaat.
Waardoor zeggen we niets?
Veel mensen stellen dat ze ergens heus wel tegen kunnen. Maar dat je het kunt volhouden, wil nog niet zeggen dat het prettig is. Zo hoor ik bij wat stoerdere bedrijfsculturen vaak voorbeelden als: ‘Kan ik heus wel hebben hoor zo’n grap, dan lach ik gewoon mee.’ Terwijl de hele tijd zo’n verkapte rotopmerking of mini-kwetsing een optelsom wordt. Dit soort microagressies zijn zelfs net zo schadelijk voor je gezondheid als een pakje sigaretten per dag, blijkt uit onderzoek. Ondertussen doet het ook iets met de relatie, want ook al zeg je dat je het kan hebben, toch neem je het de ander een beetje kwalijk en ga je bijvoorbeeld steeds sarcastischer reageren.
Een andere reden waardoor mensen niets durven zeggen, is doordat het iemand is met meer macht, status of aanzien, zoals je baas of manager. Wat ook uit diverse onderzoeken blijkt, is dat de manager zich tegelijkertijd meer onoorbaar gedrag permitteert én van zichzelf vindt dat hij of zij juist wel makkelijk aanspreekbaar is.
Hoe zit dit precies?
Als je meer aanzien, macht en/of status krijgt, ga je daar een beetje in geloven. Zo van: logisch dat ik af en toe even uit mijn slof schiet door alle verantwoordelijkheid en grootse dingen die ik doe. Ook blijkt dat je van macht of roem automatisch een beetje asocialer wordt en bijvoorbeeld meer gaat schelden, smakken, jezelf meer toe-eigenen.
Daarbij onderschatten managers vaak hoe moeilijk het is om hen daarop aan te spreken. Ook bij heftige verzoeken denken ze: ik vraag het gewoon, want ik hoor het toch wel als ‘t niet kan. Terwijl ik in alle groepen die ik training heb gegeven, heb gemerkt dat mensen dit juist heel moeilijk vinden. Met de uitspraak – ‘Je kan het toch gewoon zeggen’ - heb ik altijd moeite gehad. Ik pleit er dan ook voor te normaliseren dat een manager aanspreken nou eenmaal lastig is.
Wat is de oplossing?
Zolang we blijven verwachten van onszelf en anderen dat iedereen zich maar gewoon uitspreekt - want dat doe je toch gewoon?! – komen we niet verder. Er komt juist ruimte als je denkt: oké het is heel lastig, wat nu? Houd als manager dus ook rekening met het feit dat het echt moeilijker is om jou aan te spreken. Ook al zijn je intenties nog zo goed. Dus je moet daar iets in faciliteren: de drempel zo laag mogelijk maken, speciale momenten inbouwen.
Wat is een goede manier om aan te geven dat iemand over jouw grens is gegaan?
Besef dat je een gezamenlijk probleem hebt, namelijk een verstoring in de relatie en daar wil je samen uitkomen. Met die intentie ga je neutraal het gesprek in. Vervolgens moet duidelijk zijn wat het gedrag of de situatie was waar jij niet blij mee bent, zodat je dit objectief kunt brengen. Vermijd daarbij triggerwoordjes als ‘continu’ en ‘meteen’. Zeg dus niet: ‘Je reageert steeds meteen op...’ Beter is: ‘Joh, toen ik begon over strategie, zei jij: nou dat ligt wel even iets anders. Weet je nog?’ Zodat je daar een soort akkoord op krijgt. Vervolgens kom je met wat dit met jou deed, zoals de praktische effecten en je gevoel daarbij. Liefst kort en niet dramatisch. Dus: ‘Ik vond het niet fijn, want ik kreeg daardoor het idee dat…’
Wat moet je verder vooral wel en niet doen als iemand je steeds onderbreekt?
De truc is om laag in je energie te blijven, je stem laag te houden, en te zeggen: ‘Ik wil mijn punt even afmaken.’ In plaats van met hoge stem: ‘Als ik even mag?!’ En fel reageren zoals VVD-lijsttrekker Dilan Yeşilgöz tijdens een van haar tv-debatten deed, doordat ze continu werd onderbroken. Logisch, want het is ook heel irritant.
Je kunt er ook een lolletje van maken en iets zeggen als: ‘Wacht even, ik heb echt een heel briljant punt hier’ of, ‘Laat me even mijn spotlight of podium pakken.’ Dan voelt de ander zich aangesproken en niet aangevallen.
Je tipt ook het egosparende tikje, vertel…
Dit is een korte opmerking waardoor je laat merken dat het niet oké is, zonder dat het ten koste gaat van de goede sfeer. Bijvoorbeeld: Om ervoor te zorgen dat een CEO zich op zijn gemak voelt voor de camera, zegt de fotograaf: ‘Denk maar aan iets leuks.’ Waarop hij antwoordt: ‘Dan denk ik wel aan jou.’ Of je dit nu kunt hebben of niet: het is een verandering van de sfeer. Je kunt laten blijken dat je dat niet oké vindt met een egosparend tikje, bijvoorbeeld door met je hoofd kort nee te schudden en daarbij iets te zeggen als: ‘Uhm, 2023 hè…’ Ondanks de knipoog, is duidelijk: je gaat te ver, kappen. Doe dit bijvoorbeeld op de spinazie-toon: naar voren buigen en hardop fluisterend. De toon die je ook gebruikt om aan te geven als iemand spinazie tussen zijn tanden heeft. Hierdoor geef je de ander het gevoel dat het even iets tussen jullie twee is, alsof jullie bondgenoten zijn, waardoor hij zich niet aangevallen voelt, maar aangesproken.
Hoe kom je er eigenlijk überhaupt achter wat je grenzen zijn?
Vaak ontdek je het pas als iemand er tegenaan loopt. Of achteraf, omdat in ‘t moment opmerken ook superlastig kan zijn. Je kunt het bijvoorbeeld aan je lichaam merken, die geeft vaak een soort spoiler alerts als hoog in je adem zitten of rode vlekken. Zo ben ik erachter gekomen dat ik meestal met gebalde vuist zit als ik iets niet oké vind. Verder weet je vaak welke dingen je niet leuk vindt of wat je liever niet wilt. In veel interviews werd ik bijvoorbeeld voorgesteld als coach, terwijl ik trainer ben. Inmiddels weet ik: mensen die niet in trainersland zitten, zien geen verschil. Daarom zeg ik vooraf: ‘Kun je me aanduiden als trainer, niet als coach?’ Al moet je op voorhand grenzen aangeven voorzichtig aanpakken, zodat je iemand niet de verdediging induwt terwijl er nog helemaal niks is voorgevallen. Dat zit ‘m ook in je toon en woordgebruik. Dus niet: ‘Ik ben trainer, géén coach, oké?!’
Verder komen in jouw boek verschillende onderzoeken en diverse deskundigen aan bod. Wat is je daarbij opgevallen?
Dat live een verzoek weigeren zelfs 34 keer zo moeilijk is dan via mail; ook echt iets om rekening mee te houden. Een ander interessant feit is dat je hart luchten vaak averechts werkt. Stel dat ik net een afschuwelijke meeting met mijn manager had, en vervolgens bij een collega mijn hart ga luchten. Die vindt het ook belachelijk, wat tussen ons weer verbindend werkt. Maar in het contact met mijn manager wordt het juist nog moeilijker om hem hierop aan te spreken. De professor in de psychologie die ik daarover interviewde – Brad Bushman van de Ohio State University - zei: ‘Ventileren van je woede is alsof je vuur wilt doven met benzine.’ Je wordt alleen maar bozer en gefrustreerder, gaat afstandelijker doen en lost er niks mee op. Wat wel kan helpen, is er met gelijkgestemden over sparren en actief om andere perspectieven vragen.
En de derde opvallende is de sorry-reflex: we zeggen heel snel sorry om ongemak op te heffen. Daarbij blijkt uit onderzoek dat ‘sorry’ iets doet met de mogelijkheid van de ander om zich uit te spreken, om het rot te vinden. Stel nou dat ik dit interview lastminute had afgezegd, en ik vervolgens duizendmaal excuses aanbied, waardoor jij niet anders kan dan antwoorden dat je het begrijpt. Daardoor voel ik me beter, terwijl jij je juist rotter voelt omdat je jouw gevoel nergens kwijt kan. Ik kan daarom beter zeggen: ‘Sorry, ik vind het hartstikke lullig dat ik moet afzeggen, je had er natuurlijk al op gerekend.’ Waardoor jij kan reageren met: ‘Ik heb er inderdaad tijd voor vrijgemaakt, dus dat is jammer.’ Vaak denk je met duizendmaal excuses het juiste te doen, maar dat is het juiste voor jezelf – niet voor de ander.
Tot slot: om je grenzen vol te houden, tip je o.a. als-dan-scenario’s...
Als-dannetjes werken heel goed, omdat je hiermee een soort paadjes in je hoofd maakt. Dat is nodig, want vaak neem je jezelf iets voor dat te algemeen is, zoals: ik ga niet meer zoveel overwerken. Lastig voor je brein om te herkennen en jezelf op het moment aan te houden.
Bedenk liever wat precies de momenten zijn waarop je in de verleiding komt. Je bent bijvoorbeeld te vol voor de kerst om nog extra opdrachten aan te nemen. Dan kun je jezelf voornemen: áls iemand vraagt: ‘Kan je dit nog even doen voor de kerst?’ Dan zeg jij: ‘Leuke klus, december gaat alleen niet meer lukken, het wordt januari.’ Door de situatie heel concreet te maken in je hoofd, kan jouw brein er meteen op teruggrijpen en weet je niet alleen waar je grens ligt, je geeft het ook direct duidelijk aan.
Over Kim Buitenhuis
Kim Buitenhuis is freelance journalist voor diverse (online) magazines en mediabureaus, waaronder Grazia, Marie Claire en Ouders van Nu.