Hoe meer ik de boeken van Jeffrey Sachs lees, hoe meer ik het idee krijg dat ik met een enorme gelijkhebber te maken heb. Eén die maar blijft roepen dat de wereld maakbaar is. In zijn vorige boek, ‘The end of poverty’, maakte hij bijvoorbeeld een einde aan het armoedeprobleem. Hij oogstte daarvoor veel bewondering. Terecht, want het zat knap in elkaar en appelleerde sterk aan ons aller rechtvaardigheidsgevoel.
Sachs gaf ons het recept, compleet met berekening waarom het jaarlijks 150 miljard moest kosten en waar we dat vandaan kunnen halen (het is minder dan de 0,7 procent van het BNP van de rijke landen, waar de internationale gemeenschap zich ooit op heeft vastgelegd, maar die nooit is gehaald). En vervolgens zei hij: ‘Als we nu wereldwijd in harmonieuze samenwerking aan de slag gaan, dan is het zo rond 2025 gepiept.’
Het was de krachtigste oproep op papier om serieus werk te maken van de Millenniumdoelen van de Verenigde Naties. Hij had het plan zo doorgerekend en uitgewerkt dat er voor een niet-econoom als ik geen speld tussen te krijgen was.
Maar juist dat laatste – het feit dat er op het eerste gezicht geen speld tussen te krijgen is - irriteert. Want als dat echt zo is, waarom gebeurt het dan allemaal niet? Als íets vaststaat, is het dat de wereld nu al hopeloos achter loopt op die millenniumplannen. De tussendoelstellingen voor 2015 zijn hopeloos uit zicht en de gezamenlijke ontwikkelingshulp van de 22 landen die lid zijn van het OESO-comité voor ontwikkelingshulp zakte in 2007 naar 0,28 procent van de gezamenlijke BNP’s. Blijkbaar is het allemaal niet zo simpel als het in dat razend knappe, geordende brein van macro-econoom Sachs lijkt.
Dit jaar heeft Sachs een nieuw boek gepubliceerd: ‘Commonwealth. Economics for a crowded planet’. Het is nog maar pas in het Nederlands vertaald onder de titel Welvaart voor de wereld. En deze keer gaat het Sachs niet alleen om de oplossing van het armoedeprobleem maar van alle problemen die de mensheid deze eeuw nog te wachten staan. Klimaatverandering, olietekort, watervoorziening, ontbossing, overbevolking en natuurlijk weer de armoede komen allemaal uitvoerig aan bod in een totaalvisie die ervoor moet zorgen dat onze kleinkinderen en hun kinderen straks in het jaar 2100 nog steeds heelhuids met z’n allen op deze planeet kunnen zitten. Wil het zover komen op een vreedzame manier, dan moet er nog heel wat gebeuren, zo weet Sachs ons in ieder geval duidelijk te maken. En het sleutelwoord is duurzaamheid.
Weer komt hij met alomvattende plannen. Weliswaar minder gedetailleerd dan in z’n vorige boek, maar in hun reikwijdte nog veel ambitieuzer. Zo moeten er zeven wereldomvattende investeringsfondsen komen waarmee de financiering van bewezen oplossingen groot, maar ook gericht, kan worden toegepast. Eén voor ziektebestrijding, één voor een groene revolutie in Afrika, één voor het milieu, één voor het temmen van de overbevolking, één voor infrastructuur, één voor onderwijs en één voor ontwikkeling op gemeenschapsniveau, om alle plannen op lokaal op een verantwoorde manier tot ontwikkeling te brengen. En weer heeft hij berekend wat ervoor nodig is: 2,4 procent van het BNP van de donorlanden van deze wereld, ofwel ergens tussen de 650 en 700 miljard dollar op jaarbasis. Veel geld, maar niet meer dan de helft van het defensiebudget van de VS alleen, rekent Sachs voor. Dus wat let ons?
Sachs is een meester in het cijfermatig illustreren hoe uitvoerbaar zijn plannen wel niet zijn, zodanig dat je als lezer niet anders kan dan onderschrijven dat het inderdaad moet kunnen. Sterker nog: dat het belachelijk is dat we het niet allang doen. Wat hij doet met de rijkenlijst van Forbes Magazine is in dat licht geniaal. 950 Miljardairs telde de wereld in 2007, die samen een vermogen bezaten van 3 tot 5 biljoen (11 nullen). Als die mensen dat vermogen samen zouden brengen en daaruit jaarlijks 5 procent (een bescheiden beleggingsrendement) beschikbaar stelden, zouden ze met 175 miljard dollar het totale ontwikkelingsbudget van de donorlanden (105 miljard) ruim verslaan. Het zet je aan het denken...
Toch blijft de irritatie. Sachs’ plannen kunnen alleen tot een succesvol einde komen als de wereld gebroederlijk samenwerkt om ze te realiseren. Dat weet hij als geen ander en hij besteedt dan ook zijn hele laatste hoofdstuk aan het smeden van die wereldcoalitie.
En juist dat laatste hoofdstuk is niet zijn sterkste. Het is vooral een morele oproep aan ons, lezers, terwijl er heel wat vragen te beantwoorden zijn over de vorming van die wereldcoalitie. Dat is namelijk geen sinecure op een moment dat de donorlanden waar hij het van moet hebben honderden miljarden investeren in het overeind houden van hun eigen financiële systeem, terwijl de VS als leider van dat systeem voor meer dan 37.000 dollar per hoofd van de bevolking in de schulden zitten. Van de eindeloze corruptie in landen waar de armoede het ergst is, lijkt Sachs nooit te hebben gehoord en aan de gevestigde belangen (bijvoorbeeld van de oliemaatschappijen, maar ook van landen als Rusland, China of zijn eigen VS) waar zijn grand design ongetwijfeld hard mee zou botsen, besteedt hij geen woord.
Is dat naief? Ik denk het niet. Want Sachs is niet gek. Hij wenst zich gewoon niet met de meer duistere kanten van de menselijke natuur bezig te houden en al helemaal niet met zoiets banaals als macht. En dat is – hoewel ik veel aan deze auteur bewonder - wat me maar blijft dwars zitten: het maakt hem namelijk niet alleen een idealist, maar ook een drammer; een arrogante wel te verstaan.