Met 'Schuren, knutselen en schooieren' wil Coenen aantonen dat de begeleidingsvraagstukken in de loop van de tijd complexer zijn geworden en dat daarom een bredere en meeromvattende benadering nodig is dan de huidige manier van coachen, counseling en supervisie. Ook wil Coenen met dit boek mensgerichte beroepsbeoefenaren handreikingen geven om bewuster mensen te kunnen begeleiden. Het boek bestaat uit drie delen namelijk schuren, knutselen en schooieren. Tevens vormen deze drie het raamwerk van de begeleidingskunde als praktijkwetenschap.
In het eerste deel werkt Coenen het begrip 'schuren' uit. Hij gaan in op de diversiteit die er bestaat in denken en handelen van mensen. Ook legt hij de relatie tussen de begeleidingskunde en de levenskunst. De levenskunst is de wijze waarop een mens leeft in de veelvoudigheid en complexiteit van zijn bestaan. Coenen licht de diversiteit in verlangens, gevoelens en handelen van mensen toe met behulp van theorieën van Sigmund Freud de grondlegger van de psychoanalyse, psychoanalyticus Jacques Lacan en de filosoof Alain Badiou. Binnen de context van een organisatie is sprake van een spanning tussen de veelvoudigheid in het denken en handelen van mensen (human behaviour) en de structuur binnen organisaties die gericht is op beheersbaarheid en controleerbaarheid (organizational behaviour). Organisaties proberen op verschillende manieren met deze spanning om te gaan. Hiervoor worden verschillende methoden voor organisatieverandering gehanteerd.
De methoden worden kort door Coenen toegelicht. Deze complexiteit en veelvoudigheid vragen om een breder en kritisch perspectief. De begeleiding dient niet alleen gericht te zijn op het verbeteren van organisatorische prestaties maar op een breder doel, namelijk de levenskunst. Dit in tegenstelling tot de hedendaagse begeleidingsvormen die volgens Coenen te vaak alleen gericht zijn op het commerciële en organisatiebelangen. De nieuwe benadering vraagt van de begeleider niet alleen scholing maar ook vorming (Bildung).
In deel twee van het boek gaat Coenen in op het begrip 'knutselen' en geeft hij aan dat hij een passende methodiek zal beschrijven. Mij is helaas niet duidelijk geworden wat die methode precies inhoudt. Coenen geeft met de uitwerking van de begrippen begeleiden en kunde een aantal denkrichtingen zonder deze tot een concrete methode uit te werken. Begeleiden is 'evidence based' en vooral ook 'practice based evidence'. Kunde kan het best omschreven worden met het begrip Ars waarin ambacht en professie tot één verenigd zijn. Ars vormt de basis voor het professioneel handelen, een vorm 'intellectuele vorm van knutselen' ofwel 'vindingrijk knutselen' met beschikbare kennis, kunde en praktijkervaring. De methodologie van de begeleidingskunde bestaat uit ervarings- en handelingsonderzoek.
Ervaringen zijn de basis van ons bestaan en daarmee ook van invloed op de wetenschappelijke praktijk. Daarom beschouwt Coenen het empirisch fenomenologisch onderzoek als een onderdeel van de methodologie. Deze manier van onderzoek gaat uit van het verkrijgen van kennis op basis van de directe en intuïtieve ervaring. Naast ervaringen vormt ook het handelen van mensen een onderdeel van de methodologie. Dit kan wetenschappelijk benaderd worden met handelingsonderzoek. Het handelingsonderzoek is gericht op het analyseren en verbeteren van het menselijk handelen in de maatschappelijke context.
Het derde deel van het boek staat in het teken van het 'schooieren'. De praktijkwetenschap begeleidingskunde is in ontwikkeling en bevindt zich in de periferie. Dat maakt het mogelijk om te experimenteren, te schuren, te knutselen en te schooieren. Op deze manier kan de begeleidingskunde zich ontwikkelen tot een toekomstbestendige praktijkwetenschap. Eenmaal in het centrum van de macht is dat veel moeilijker. Coenen stelt de bohémiens, avant-gardes, creatieven en slackers als voorbeeld voor een leven in de periferie. In de hoofdstukken 6 tot en met 10 staan hun levensstijl, opvattingen en hun invloed op het heersende discours beschreven.
Tijdens het lezen van deze hoofdstukken rees bij mij de vraag wat de relevantie is van deze uitgebreide beschrijvingen voor de begeleidingskunde. De ontknoping volgt pas in de laatste twee deelparagrafen van het tiende hoofdstuk. De relatie ligt in de steeds verder economiserende periferie en hedendaagse begeleiding waarbij coaches, supervisoren, counselors en andere mensgerichte professionals zich ook steeds meer laten leiden door de commercie. Met als gevolg dat er steeds minder vernieuwing plaatsvindt. Terwijl dat juist nodig is om de begeleidingkunde krachtig en toekomstbestendig te maken. 'Schuren, knutselen en schooieren' is een boeiend betoog om met de begeleidingskunde de verscheidenheid van begeleidingsvormen samen te brengen en toekomstbestendig te maken.
Coenen is er mijn inziens in geslaagd de complexiteit van begeleidingsvraagstukken weer te geven en de begeleidingskundige een aantal overwegingen mee te geven. Wat het betoog boeiend maakt is dat het vakgebied gevormd wordt door filosofische, psychologische, sociologische en kunstwetenschappelijke zienswijzen. Met de kanttekening dat er geen onderbouwing wordt gegeven waarom de keus voor juist deze vakgebieden gemaakt is. Hierdoor blijft onduidelijk wat het praktijkwetenschappelijk kader van de begeleidingskunde precies inhoudt en lijkt Coenens keuze voor de filosofische en andere zienswijzen willekeurig. Of heeft hij hiermee het schuren en het vindingrijk knutselen in praktijk willen brengen? Ook die vraag blijft helaas onbeantwoord. Maar dat alles laat onverlet dat ik het boek van harte kan aanbevelen aan iedereen die mensgericht werkt en op zoek is naar nieuwe inzichten.
Over Rosemarie Mijlhoff
Rosemarie Mijlhoff is eigenaar van OpenPerspectief en gespecialiseerd in regievoering en coaching in veranderingsprocessen. Mijlhoff zorgt ervoor dat organisaties sneller, goedkoper en vooral op een plezierige en duurzame manier veranderingen door te voeren. Resultaatgericht, door het verbinden van organisatorische en persoonlijke doelen en door het talent van mensen in te zetten voor de verandering. Hierdoor is het effect van de verandering maximaal én blijvend. Rosemarie heeft bestuurskunde en kunstgeschiedenis gestudeerd.