Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Recensie

Innoveren - begrippen, praktijk, perspectieven

In een tijd waarin zo'n beetje elke manager, bestuurder en wetenschapper het over 'innovatie' heeft, verwacht je een reeks aan Nederlandstalige handboeken over dit onderwerp. Niets is minder waar. Wie recente literatuur over innovatie zoekt, vindt ofwel glossy boekjes met ronkende woorden, ofwel gortdroge werken vol theorieën. 'Innoveren: begrippen, praktijk, perspectieven' is degelijk zonder saai te zijn en biedt relevante informatie over het wat, hoe en waarom van innovatie in bedrijf en beleid.

Gert-Jan Hospers | 10 april 2006 | 3-4 minuten leestijd

Innovatie lijkt een modieus verschijnsel, maar is in feite hèt wezenskenmerk van de economie. Zonder innovatie zou het bedrijfsleven zich in een status quo bevinden en zou economische ontwikkeling onmogelijk zijn, aldus de bekende econoom Joseph Alois Schumpeter (1883-1950). Hij was het die in 1940 zo mooi schreef: 'Zet zo veel postkoetsen naast elkaar als je wilt, het levert nooit een spoorweg op'. Volgens Schumpeter zorgden innovatieve bedrijven juist voor 'creatieve destructie', dynamiek en economische groei.

Wie over innovatie schrijft, kan eigenlijk om het werk van Schumpeter niet heen. Bij een nieuw boek over innovatie doe ik dan ook altijd even de 'Schumpi-test': staat hij erin en hoe wordt zijn werk behandeld? Het boek 'Innoveren' doorstaat die test glansrijk: er is een apart hoofdstuk aan Schumpeter gewijd en zijn ideeën worden veel beter uitgelegd dan in menig theoretisch handboek. Terecht stellen Groen, Vasbinder en Van de Linde dat innovatie volgens Schumpeter niet het uitvinden van 'nieuwe combinaties' is, maar juist het te gelde maken ervan. Innoveren is het succesvol in de markt zetten van vernieuwingen - en daarmee gewoon een variant op ondernemerschap.

In Deel I van hun boek laten de auteurs zien dat het bedrijfsleven niet de enige relevante 'arena' in het innovatiesysteem is. Ook de wetenschap en de overheid spelen als kennisverschaffer respectievelijk voorwaardenschepper een grote rol. Het punt is alleen dat de drie arena's hun eigen belangen, afrekenmechanismen en cycli hebben, waardoor een land vaak niet zo innovatief is als het zou kunnen zijn. Deel II van het boek is encyclopedisch van aard en verklaart in 70 pagina's en in alfabetische volgorde een groot aantal innovatie-gerelateerde vaktermen (van aanbodsturing tot wetenschapsbeleid), organisaties (van de AWT tot de ZonMW) en instrumenten (van Advanced Chemical Technologies for Sustainability tot de WBSO). Bij mijn weten biedt deze lijst het meest actuele en volledige overzicht van begrippen op het terrein van innovatie dat ons land op dit moment kent. Het is een handige vraagbaak voor bedrijven en instanties die op zoek zijn naar subsidiemogelijkheden voor hun innovatietrajecten. Tegelijkertijd maakt de begrippenlijst duidelijk hoe onoverzichtelijk het Nederlandse en Europese landschap van organisaties en programma's op het gebied van innovatie nog altijd is. Het blijft gissen waarom de auteurs de innovatie-encyclopedie (Deel II) vooraf hebben laten gaan aan de hoofdtekst van Deel III. Dit laatste deel pakt namelijk de draad van Deel I weer op en behandelt hoofdstuksgewijs een tiental actuele innovatiethema's. Zo komen behalve de complexiteit van het innovatiesysteem en innoveren à la Schumpeter populaire begrippen als 'disruptive technologies' (invloedrijke nieuwe technologieën) en 'open innovation' (innovatie als flexibele combinatie van interne en externe kennisbronnen) aan de orde. Ook gaan de schrijvers in op het slim overnemen van buitenlandse concepten, netwerken, intermediairs, regionale clusters en de wijze waarop organisaties hun innovatiecyclus kunnen versnellen. Deze hoofdstukken zijn stuk voor stuk inzichtelijk. Wel vind ik het pleidooi van de auteurs voor het slim kopiëren van buitenlandse concepten (hoofdstuk 6) moeilijk te rijmen met hun - naar mijn idee veel zinvollere - advies aan regio's om uit te gaan van hun unieke, plaatsgebonden kenmerken (hoofdstuk 9). En hoewel Groen, Vasbinder en Van de Linde even lijken te suggereren dat innovatie simpelweg neerkomt op toepassing van de zogenaamde Systematic Inventive Thinking-methode (hoofdstuk 10), keren ze in het slothoofdstuk gelukkig weer tot Schumpeter terug: innoveren is - alle tips en trucs ten spijt - uiteindelijk een kwestie van ondernemerschap.

Over Gert-Jan Hospers

Gert-Jan Hospers is docent en onderzoeker Economische Geografie aan de Universiteit Twente en bijzonder hoogleraar City- en Regiomarketing aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is hij voorzitter van Stichting Jane, die het gedachtegoed van de Amerikaanse stadsactiviste Jane Jacobs propageert, en maakt hij deel uit van het wetenschappelijk comité van Cittaslow International.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Theo Groen, Jan Wouter Vasbinder, Erik van de Linde
Innoveren - begrippen, praktijk, perspectieven

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden