Er is weer een boek verschenen over het designprincipe Cradle to Cradle – de duurzaamheidsvisie van de Duitse chemicus Michael Braungart en de Amerikaanse architect William McDonough die sinds een jaar of twee Nederland aan het veroveren is. Eerst was er het boek van de heren zelf, en vervolgens publiceerde onderneemster Annemarie Rakhorst het boek ‘De winst van duurzaam bouwen’ waarin het Cradle-gedachtegoed uitgebreid aan bod kwam.
Nu publiceert duurzaamheidsadviseur Marieke van der Werf het boek Cradle to cradle in bedrijf, waarin ze ons wil laten zien wat voor activiteiten er ondertussen in ons land plaatsvinden onder de Cradle-vlag. Geen slechte gedachte, want voor veel mensen blijft het maar een abstracte wereld, dat gepraat over afval is voedsel, een economie als een kersenboom en dingen goed doen in plaats van minder slecht. Toekomstbespiegelingen zijn mooi, maar met ondubbelzinnige producten en resultaten kweek je geloofwaardigheid. Doe je dat niet, dan word je na een paar jaar op de vuilnishoop van de geschiedenis geveegd als de zoveelste hype.
En dat zou in het geval van Cradle to Cradle zonde zijn. Geen duurzaamheidsfilosofie heeft zoveel positieve energie weten te genereren, juist ook buiten milieukringen. Braungart en McDonough zijn in status hun respectievelijke vakgebieden dan ook allang ontstegen, maar luchtfietsers zijn het niet.
Onder al die enthousiasmerende C2C-retoriek gaat namelijk een razend streng protocol schuil waaraan producten, gebouwen of gebieden moeten voldoen, willen ze het C2C-keurmerk dragen. De materialen moeten bijvoorbeeld 100 procent onschadelijk voor het milieu en recyclebaar zijn en gebouwen moeten minimaal in hun eigen energiebehoefte kunnen voorzien. De ontwikkeling van een C2C bureaustoel of tapijt duurt zomaar vijf jaar en in de gebiedsontwikkeling van het ‘werklandschap’ Klavertje 4 bij Venlo zal straks in 2012 – als het gebied met de Floriade die er dan gehouden wordt, geopend gaat worden – minimaal zes jaar ontwikkeltijd zitten.
In dit boek laat Van der Werf ons kennismaken met ondernemers, architecten, projectontwikkelaars en importeurs die allemaal op een of andere manier met de ontwikkeling van Cradle to Cradle producten, gebieden of gebouwen bezig zijn. Inspirerende verhalen over de Amerikaanse kantoormeubelfabrikant Herman Miller, die tussen 1991 en 2004 zijn hoeveelheid afval verminderde van 22 naar 2 miljoen kilo en in de tussentijd zijn omzet verdubbelde. Of de visie van architect Alex van Oost, die bij de ontwikkeling van 60.000 nieuwe woningen in Almere tot 2030 volgens het C2C-protocol te werk gaat. Of het project bij DSM, dat bezig is kunststof te fabriceren uit CO2.
Helaas lezen we nog altijd niets over de plannen van Akzo en Philips, die allebei hard bezig zijn een C2C-product uit de grond te stampen, maar vooralsnog met een doodse mediastilte inderdaad aantonen dat het ze nog niet meevalt.
Maar het blijft de moeite waard om te lezen, en aardig is ook dat Van der Werf alle geïnterviewden aan het eind vraagt wat ze vinden van de rol van de overheid in het proces. Hoewel de Nederlandse overheid grote woorden heeft gesproken over ‘de eerste C2C-economie ter wereld’ en er vooral op lokaal niveau heel aardige projecten zijn opgestart, zijn de meeste geïnterviewden uiterst kritisch over de wijze waarop diezelfde overheid de daad bij het woord voegt. Jammer dat Van der Werf in het slotinterview met minister Cramer van VROM – met al die kritiek achter de hand – niet wat steviger heeft doorgedrukt.
Cradle to Cradle verovert de wereld, maar vooral Nederland. Het inspirerende verhaal van de bedenkers, Michael Braungart en William McDonough, vormt daarbij een belangrijke motor. Op tal van plaatsen en in diverse bedrijven gaat men enthousiast met het concept aan de slag.