Het is de vraag of de kleurenmetafoor die Jan Moen en Paul Ansems voor hun boek Kleur bekennen gebruiken handig is gekozen. We kennen al de gekleurde hoedjes van De Bono en de kleuren van De Caluwé. In ‘Kleur Bekennen’ moeten we het doen met drie basiskleuren: rood, groen en blauw. Maar die kleuren corresponderen dan weer niet met de bekendere (kleur)modellen. In dit boek doen de auteurs er voor de nuance ook nog eens zwart en wit bij waardoor je bijkans kleurenblind wordt in de caleidoscoop van kleurmetaforen.
Rood gedrag staat volgens de auteurs voor extreme besluitvaardigheid. Louis van Gaal is erg rood bijvoorbeeld, met name in zijn relatie naar de pers. Groene leiders mijden juist beslissingen. Makkelijk voorbeeld misschien, maar Balkenende oogt vrij groen. Het ideaalbeeld van de goede leider van de 21ste eeuw is volgens de auteurs een blauw leider. Dat is iemand die zelf spaarzaam besluiten neemt maar juist anderen autonoom de beslissingen laat nemen. Job Cohen is volgens Jan Moen bijvoorbeeld erg blauw. En Wouter Bos was blauw, maar wordt steeds roder. De auteurs idealiseren blauw in hun boek nadrukkelijk. Situationeel leidinggeven (af en toe rood en groen) wordt toegestaan, maar het draait om blauw. Op zich allemaal helder uitgewerkt, maar het worden wel veel kleuren in de literatuur op deze manier.
Een ander pijnpunt in het boek, naast de kleurenpotpourri, geven de auteurs zelf aan: er zijn al duizenden boeken over leiderschap geschreven, waarom nog maar eentje? Het antwoord van de auteurs op die vraag luidt: zelfreflectie op eigen gedrag. Dat was in hun ogen nog te weinig beschreven. Waarom schieten mensen in een standaardreflex van vechten of duiken als het ingewikkeld wordt. En hoe kun je dat voorkomen? Door kleedkamergesprekken kun je daar bijvoorbeeld achterkomen, schrijven de auteurs. In de kleedkamer, onttrokken aan het oog van de buitenwereld, kun je je als leider kwetsbaar opstellen (blauw gedrag) waardoor er reflectie is.
Slagen de auteurs in hun opzet om nieuwe inzichten te bieden? Ten dele. Het is een helder geschreven en ‘to the point’ boek, maar het mist toch nieuwe inzichten. De twee auteurs hebben hun tentakels in de ziekenhuiswereld, maar het boek gaat ook daar niet echt over. We moeten het doen met veel oude bekenden. Het gaat over leiderschap in de breedte. En in de literatuurlijst kom je dan toch net even te veel bekende namen tegen.
Is het daarmee een slecht boek? Nee, zeker niet. Er staan veel relevante zaken in voor iemand die niet zo heel vaak nadenkt over zijn eigen gedrag. Dit boek is een mooi beginpunt voor iemand die aan zelfreflectie wil doen, het staat boordevol nuttige informatie. Maar voor iemand die al veel over dit thema heeft gelezen, zal het weinig nieuws brengen. Waarmee natuurlijk niet gezegd is dat de centrale boodschap, dus het nut van zelfreflectie, ook voor deze managers niet dezelfde blijft. Rinnooy Kan zegt in het voorwoord dat de tijd dringt. Of de tijd dringt om dit boek te lezen, hangt vooral van de lezer af. Als u van mening bent dat er inderdaad nieuw leiderschap wordt gevraagd en dat u daar niet aan voldoet, lees dan vooral dit boek. Wie al wat verder is in dat proces kan het boek altijd nog lezen, maar voor hen is de tijd minder dringend om er aan te beginnen.
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.