Ik ben beroepshalve al jaren bezig met het beantwoorden van die vraag. Als opleider van schoolleiders (in spé) en de laatste jaren als cursusleider voor dezelfde doelgroep. Ik zie mij dus al geruime tijd genoodzaakt over een passend antwoord op die vraag na te denken. Dat bepaalt de bril waardoor ik naar het boek van Staats en Hilgers heb gekeken.
Bagage
De bagage die je een beginnend schoolleider meegeeft, moet in ieder geval gebaseerd zijn op gefundeerde praktijktheorie. Een praktijktheorie wordt gevormd door drie bronnen: beproefde theorieën, eigen ervaringen en de ervaringen c.q. opvattingen van andere professionals. Daan Wienke noemt daarvoor in zijn boek Leiding geven & leiding nemen. Hoe word en blijf je een goede leidinggevende? (2022) twee belangrijke criteria: de praktijktheorie moet verantwoord zijn met actuele inzichten die getoetst zijn en onderbouwd met hoe en waarom je aan de hand van de praktijktheorie, via leidinggevend handelen, specifieke doelen bereikt. Een goede praktijktheorie zorgt ervoor dat je plannen of oplossingen die je hebt bedacht, getoetst kunnen worden. Dat is voor een beginnend leidinggevende bij uitstek belangrijk, aangezien hij (of zij) nog geen relevant referentiekader heeft om te kunnen bepalen of hij de goede dingen doet en of hij dat op de juiste manier doet.
Zo’n praktijktheorie is in het boek van Staats en Hilgers niet te herkennen. Weliswaar belooft de tekst op de achterflap dat de lezer onder meer kennismaakt met ‘alle modellen en theorieën die je nodig hebt om een goede start te kunnen maken’, maar dat blijken er uiteindelijk niet meer dan vijf te zijn: Lencioni’s teammodel, Hersey en Blanchards theorie over Situationeel leidinggeven, het SCARF-model van David Rock en Dwecks growth en fixed mindset. Dat is voor de hoeveelheid onderwerpen die de auteurs aansnijden, te weinig. Over bijvoorbeeld teams en teameffectiviteit, toch een van de kerntaken van een leidinggevende, is waarachtig meer te melden dan nu gebeurt, zeker ook met een evidence based karakter. Bovendien is Lencioni’s model niet opgebouwd uit ontwikkelfasen, zoals de auteurs beweren. Het geeft de succesfactoren van sterk teamwork weer en de belangrijkste bedreigingen daarvan. Geen deugdelijke praktijktheorie als basis dus, maar vooral veel beschrijving van wat een beginnend leidinggevende allemaal kan tegenkomen en wat hij in zulke gevallen het beste kan doen.
Duidelijkheid
De auteurs doen dat aan de hand van een zelfbedacht 5S-groeimodel, dat bestaat uit vijf onderdelen: Starten, Scannen, Sturen, Stretchen en Succes oogsten. ‘Met deze onderdelen van het 5S-groeimodel in je achterhoofd kun je een stevige koers bepalen,’ schrijven ze, ‘en je eigen leiderschapsstijl onderzoeken en verbeteren.’ Het model zou eventueel ook gebruikt kunnen worden op een hoger ervaringsniveau.
Tot de bagage die je een beginnend leidinggevende meegeeft, behoort ook een stevige reflectie op de voorgenomen carrièrestap. Het is met name Manon Ruijters die daar in haar boek Je Binnenste Buiten aandacht aan schenkt. Zij wijst erop dat de ontwikkeling van ‘gewoon’ medewerker naar een leidinggevende functie nogal wat betekent voor je professioneel frame. Anders gezegd: je bent dan ineens ‘van het mt’; niet alleen in je eigen ogen, maar ook in die van je collega’s. Dat vergt een serieuze reflectie op wat je drijft, op je waarden en normen, je competenties. Die vormen immers de basis voor je effectiviteit en helpen je overeind te blijven in ‘lastige’ situaties. In het eerste hoofdstuk van Beginnen met leidinggeven, dat gaat over de start in een leidinggevende functie, komt dit aspect wel ter sprake, maar vrij oppervlakkig. Het zijn vooral de eerdergenoemde aandachtspunten die hier voor het belangrijkste leereffect moeten zorgen. Wat ik wel in dit hoofdstuk overigens wel waardeer, is het advies als beginnend leidinggevende expliciet duidelijkheid te vragen over je opdracht. Dat gebeurt in de praktijk namelijk veel te weinig, wat voor nogal wat onnodige frustraties en teleurstellingen leidt.
Conceptualiseren
Het zal duidelijk zijn dat ik het lastig vind de toegevoegde waarde van dit boek te duiden ten opzichte van alles wat in de loop der jaren voor deze doelgroep gepubliceerd is. Dat is het 5S-groeimodel in ieder geval niet. Het is best een aardige vondst om de lezer in vijf loopbaanstappen van advies te voorzien, maar nieuwe inzichten kwam ik niet tegen.
Bovendien mag je het leereffect van die aanpak gerust in twijfel trekken. Een van de belangrijkste fasen in een leerproces is conceptualiseren. De reflectie die eraan voorgaat, wordt dan in een breder verband geplaatst en verbonden met de literatuur en de kennis van alle betrokkenen. Conceptualiseren helpt instant-oplossingen te voorkomen. Tot serieus conceptualiseren wordt de lezer van Beginnen met leidinggeven echter niet uitgenodigd. Leren is hier vooral de goedbedoelde tips en adviezen van beide auteurs opvolgen. Dan is het heel lastig om een eigen praktijktheorie te ontwikkelen en dreigt het gevaar dat je vroeg of laat in de praktijk met lege handen komt te staan.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.