Charlotte Extercatte begint Klimaatwerkers met een pijnlijke observatie: veel mensen doen thuis al ‘iets’ aan het klimaat, maar op het werk niet. Thuis wordt afval gescheiden, maar als er op het werk geen aparte tonnen staan, kaart je dat niet aan. ‘Laat maar’. Thuis eet je biologisch of scharrel, maar in de bedrijfskantine leg je op je bord wat er wordt aangeboden. Natuurlijk komt het omgekeerde ook voor. Hoe mooi zou het zijn als de twee omgevingen elkaar positief zouden beïnvloeden! Als je jouw milieumaatregelen op je werk kon introduceren. En als de milieumaatregelen op het werk het privégedrag van je collega’s zouden veranderen.
Op het werk maak je méér impact, omdat de schaal groter is. En je hoeft geen topfunctie te hebben, je kunt klein beginnen, zo laat een aantal voorbeelden uit dit boek zien.
Interface
De eerste klimaatwerker uit het boek begint bepaald niet klein. Ray Anderson, de CEO van tegelfabrikant Interface, besluit te gaat voor een footprint van nul. Andersons werknemers zijn in verwarring over deze plotselinge ambities en twijfelen aan de haalbaarheid. Niet zo gek, dit speelt in … 1994! Het duurt 20 jaar voor die nul wereldwijd bereikt is. Vanaf dat moment wordt ingezet op regeneratie, op herstel dus.
Extercatte werkte in die periode ruim 2 jaar bij Interface en gebruikt haar ervaring daar en bij andere bedrijven om het ‘4C Veerkrachtmodel’ (verder) vorm te geven. Het hoofdstuk over Anderson, en elk van de volgende hoofdstukken, heeft dan ook tips en lessen die gelinkt zijn aan dit model.
Klimaatwerkers in alle soorten en maten
De tweede klimaatwerker is hoogleraar op een universiteit, en breekt een lans voor rentmeesterschap, met denken vanuit het collectief (i.p.v. louter het bedrijfsbelang), langetermijnfocus, gericht op samenwerking. Als een hechte familie, die het vanzelfsprekend vindt om voor elkaar te zorgen.
De derde klimaatwerker is directeur innovatie bij een cateringbedrijf, en richt zich op minder verspilling en gezonder, plantaardiger eten. Hij gaat op zoek naar klanten (vaak overheid en non-profit) die dit belangrijk vinden, om het hoger op de prioriteitenlijst van zijn werkgever te krijgen.
De vierde klimaatwerker is docent op een hogeschool. Zij ontwikkelde een nieuwe lesmethode om leerlingen te laten wennen aan het oplossen van complexe problemen, zonder boeken en lessen, maar mét internationale netwerken.
De vijfde klimaatwerker werkte bij een provincie en had de leiding over het project energietransitie. Hij is van huis uit ingenieur en werkte bij een adviesbureau, maar baalde van de focus op declarabele uren in plaats van op het effect van zijn werk. De rentmeesterschapsgedachte van de provincie paste beter. Recent stapte hij over naar het Ministerie van EZ en Klimaat, waar hij nog meer impact denkt te kunnen maken.
De laatste klimaatwerker werkt bij een gevelsystemenleverancier (denk aan rolluiken, luifels, e.d.) met een moedermaatschappij in Duitsland. Hij werkt nauw samen met Interface en krijgt het MT van de Nederlandse vestiging vrij makkelijk mee in een cradle-to-cradle aanpak. Dat is anders bij de Duitse moeder en de andere landenorganisaties, door cultuurverschillen kost het heel wat tijd om de ideeën uit te zaaien. Uiteindelijk maakt hij wel stappen.
Het laatste hoofdstuk vat de ‘lessen’ samen en bespreekt het model. Het benadrukt het belang van samenwerken en het hebben van ‘volgers’. Het geeft ook wat hoop: we kunnen best van een anderhalve-meter-samenleving naar een anderhalve-graad-samenleving. En tenslotte wijst het erop dat we álle partijen nodig hebben: multinationals en MKB, overheid en onderwijs. En álle soorten werkers: beleidsmakers, professionals, CEO’s en uitvoerders.
Ieder op eigen wijze
De kracht van dit boek is de variatie van de klimaatwerkers: de CEO van een multinational, een hoogleraar en een docente, een beleidsmedewerker bij de overheid, medewerkers bij relatief kleine bedrijven die bottom-up moeten werken. Een heel mooi, breed palet waarin uiteraard op verschillende manieren wordt gewerkt en waaruit dan ook verschillende lessen te leren zijn.
Wat me raakte is de eerlijkheid van de klimaatwerkers. Eentje zegt dat het benutten van kansen en daarvoor erkenning krijgen voor hem belangrijker is dan ‘het redden van de wereld’. Prima, vanuit verschillende drijfveren bijdragen is nu eenmaal nodig, we hoeven niet allemaal met soep te gooien.
De verhalen van de individueel klimaatwerkers worden vrij gedetailleerd uitgewerkt, niet alleen qua aanpak en hobbels onderweg, maar ook qua persoonlijke omstandigheden, jeugd, carrière, etc. Dat maakt het persoonlijk, maar omdat het (met uitzondering van Anderson) geen ‘goeroes’ zijn, vond ik het toch wat langdradig, ook al zijn de drijfveren belangrijk.
Het model
Het model is duidelijk en niet heel verrassend, de 4 C’s (randvoorwaarden) en succesfactoren zijn, als je de uitleg leest, niet nieuw voor projectmanagement. Ze hebben wat specifieke namen gekregen om het mooi binnen V.E.E.R.K.R.A.C.H.T te laten passen. De bijbehorende instrumenten worden niet of uiterst summier uitgewerkt. Het is net alsof je het model al zou moeten kennen uit een eerder boek.
Klimaatwerkers is een goed geschreven, inspirerend boek met weinig theorie en veel praktijk. Vrij compact en netjes uitgevoerd, lekker leesbaar en geschikt voor een brede doelgroep. Met de tips kun je zeker aan het (klimaat)werk!
Over Elly Stroo Cloeck
Elly Stroo Cloeck is project- en interim-manager op het gebied van Finance, Internal Audit en Risk Management. Daarnaast schrijft ze recensies en samenvattingen van managementboeken.