Natuurlijk heeft politiek altijd iets van theater. ‘Sinterklaas bestaat, hij zit dáár!” voegde Hans Wiegel Joop den Uyl ooit toe. Henk Vredeling gooide een asbak door een ruit. Er was wel eens een staatssecretaris die een verkeerspaaltje uit de grond reed. Dries van Agt ging wielrennen op het moment dat hij bij belangrijke slotonderhandelingen verwacht werd. Ruding had iets met tante Truus, Marcel van Dam vond het werkwoord belubberen uit en Balkenende ging op een skateboard staan. Maar op de achtergrond bleven oude structuren intact: arbeiders waren vakbondslid en stemden op Joop. Wie des zondags ter kerke ging, zocht zijn heil in de christelijke politiek. Wie het breed kon laten hangen was van Wiegel. En ter linker- en ter rechterzijde was er een vaststaand palet aan kleine principiëlen. En je had D66.
Geloofwaardigheid
‘Hier scheiden onze wegen,’ voegde Sigrid Kaag in het functie-eldersdebat Mark Rutte toe - en vervolgens ging ze weer met hem in een coalitie zitten. De geloofwaardigheid van de politiek werd verder ondermijnd door het toeslagenschandaal en het Groningse gas. De kiezer, verveeld, verwend en geïrriteerd, hobbelde achter elke hype aan. Waarom stemden bij de Provinciale Statenverkiezingen mensen in de stad op een nieuwe partij die de belangen van de boer boven alles stelde? Waarom keken we ervan op dat diezelfde BBB in de provincies vervolgens lastig tot coalitievorming kwam en beginnersfouten maakte? Waarom ging vervolgens een onafhankelijk kamerlid sky high in de peilingen, zo high dat hij wel een partij moest beginnen en momentum verloor doordat hij duidelijke uitspraken – wilt u premier worden? – vermeed. Hoe zorgde de nieuwe VVD-leider er ten slotte voor dat de deur naar radicaal rechts onverwacht wijd open kwam te staan? Vullings en Van der Wulp vertellen het in even helder als vermakelijk proza.
Ooggetuigenverslag
Ze vertellen, maar trekken geen keiharde conclusies, noch geven ze de lezer een duidelijke verklaring voor alle veranderingen en verwarring. Dat was ook niet het doel, denk ik. Het boek is meer een ooggetuigenverslag (zoals bijvoorbeeld Ed van Thijns ‘Dagboek van een onderhandelaar’ of Jan Terlouws ‘Naar zeventien zetels en terug’). En dit soort ooggetuigenverslagen is van groot belang voor de latere politiek-historicus of socioloog, die sluitend zal proberen te verklaren waarom een arbeider tegenwoordig De Telegraaf leest, waarom een welopgevoede en hoogopgeleide man van 42 die in een uiterst wit dorp woont PVV stemt of waarom een laagbetaalde conciërge op Facebook laat weten dat hij gewoon keurig VVD gestemd heeft. Oftewel: hoe heeft het zo ver kunnen komen? Voor het antwoord op die vraag leveren Vullings en Van der Wulp alle relevante feiten aan. Maar verwarrende tijden zijn het. En totaaltheater.
Over Bert Thiel
Bert Thiel (1961) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden. Hij gaf ruim dertig jaar les in het voortgezet onderwijs. Nu leest, dicht en schrijft hij.