Hoog ziekteverzuim, burnout, moeizame innovatie, ontmoedigende signalen over wet-en regelgeving voor ZZP-ers, het zijn allemaal signalen van een versleten arbeidsbestel. Vanuit een nieuwe kijk op vakmanschap inspireert Sennett ons na te denken over waar het in ons arbeidsbestel aan mankeert. Ruimer nog: zijn insteek blijkt het karakter te hebben van een cultuurkritiek, maar wel vanuit een toekomst die inspireert.
Sennett gaat in op de geschiedenis van het vakmanschap en pluist vanuit vele verschillende disciplines (bv. pottery, artsenij, vioolbouw, kookkunst, onderwater tunnelbouw, architectuur, etc.) uit hoe nauw lichaam en geest samenhangen, hoe materiaalkennis en kennis van techniek en gereedschappen, maar ook de context van werkplaatsen bepalend zijn voor de kwaliteit van product en dienst. Vakmanschap verwijst naar een duurzame, basale menselijke drijfveer, namelijk het verlangen om het werk goed uit te voeren omwille van het werk zelf. Dat vereist ook de vaardigheden om goed werk af te kunnen leveren. Kenmerkend voor de vakman is dat hij geleidelijk aan een roeping heeft. Hij wordt als het ware geroepen datgene te doen, waar hij goed in is. Daarnaast is sprake van een geleidelijke groei van kennis en vaardigheden. Beide elementen zijn essentieel in het pleidooi van Sennett voor een herwaardering van vakmanschap in de nieuwe tijd. De roeping komt voort uit een innerlijke obsessie om kwaliteit te leveren en wordt mogelijk door optimaal gebruik te maken van het aanwezige talent. Dit is het vermogen om gebruik te maken van ieders aangeboren superieure middelen, zonder bij de superioriteit ervan stil te blijven staan.
Het proces dat de vakman doorloopt en al zichtbaar wordt in het gildenwezen (van leerling naar gezel naar meesterschap) is te omschrijven als het geleidelijke en reflectieve proces om te lokaliseren (aangeven waar iets belangrijks plaatsvindt), te bevragen (schetsen van de achtergrond) en uit te breiden (de complexiteit te vergroten om anders te leren kijken). Door dit proces ontwikkelt de vakman ervaring, zowel door veelvuldig te oefenen, als ook door steeds stil te staan bij de vraag ‘of het goed voelt’, zowel fysiologisch, technisch als ethisch. Daarmee zijn we aanbeland bij de kern van het boek. De vakman is geen simpele uitvoerder van een vooropgezet plan, maar reflectieve practioner, die tijd neemt, nadenkt en zelfs bereid is om terug te keren op zijn schreden. Als namelijk blijkt dat de bekoringen van het werk tot middel worden verheven om bij te dragen aan een onwenselijk maatschappelijk effect (denk bijvoorbeeld aan de uitvinders van de atoombom). De vakman vaart dus op een ethisch kompas, durft trots te zijn en draagt bij aan een duurzame samenleving, waarin de mens centraal staat.
Wat is nu de relevantie van dit theoretisch-historische boek? In welke traditie staat het boek en voor wie is het relevant om te lezen? De waarde van het boek is vooral gelegen in het besef dat onze huidige liberale marktsamenleving, ons arbeidsbestel en onze arbeidsorganisaties uitgaan van verkeerde aannames. De stille premisse is immers dat de ongelijkheid tussen mensen niet alleen een biologisch feit is, maar ook een culturele waarheid waarmee we iedereen langs de meetlat van de intelligentiequotiënt kunnen leggen en daarmee ‘waardevol’ en ‘niet-waardevol’ denken te kunnen definiëren. Niets is minder waar: alle mensen blijken gemiddeld over ongeveer dezelfde capaciteit te beschikken om goed werk af te leveren. Deze verloopt via het spel – bijna alle kinderen leren spelen, grenzen verkennen, kwaliteiten te ontwikkelen – naar het opsporen en oplossen van problemen op het werk. Als we naar onze beschaving kijken door de bril van vakmanschap dan kunnen we constateren dat we slordig, zo niet onethisch omgaan met mensen die kwaliteit hebben en kunnen (leren) leveren. We herkennen geen kwaliteit en denken bovendien nog dat we voor het goede gaan. Misleiding in de ogen van Sennett. De snelheid van antwoorden (in tests) van handelen (in het werk) en reageren (in een gesprek) staan erkenning, continuïteit en dialoog in de weg en leiden dus tot meer van hetzelfde, maar niet tot de echte vraag, laat staan tot een plausibel antwoord op die vraag.
Het boek staat in de traditie van het pragmatisme, waarin de verbetering van kwaliteit tot stand komt door oefening, disciplinering, herhaling en routinevorming (Bildung). Techniek, expressie, vrije ruimte, spel en werk zijn nauw met elkaar verbonden en moeten dat ook zijn om kwaliteit te bieden, trots te voelen en plezier te beleven. Het zal duidelijk zijn dat Sennetts boek inspiratiebron is voor organisaties en professionals die willen veranderen, zich willen bekwamen, streven naar ‘gemeenschappelijk werkvermogen’ – zelfsturing – en aansluiting zoeken bij andere burgers. Volgens Sennett kan vakmanschap bijdragen aan versterking van de democratie.
Over Paul Misdorp
Paul Misdorp is Directeur van VinNDT (Veranderen in Nieuw Denken Toepassen) en kennispartner van Zeelenberg, adviseurs voor Mens en Organisatie en van House of Coherence.