Projectmanager in transitie bestaat uit losse hoofdstukken en heeft mij wel hier en daar aan het denken gezet over welke opgaven we projecten noemen en de invulling van het werk van de projectmanager.
Al in het eerste hoofdstuk geven de zes hun geloofsbelijdenis af: de huidige visies op het vak dreigen een doodlopende weg in te slaan’. De nieuwe weg is Agile, DevOps, Best Value procurement en Value-Based Project Management. Deze beschrijven ze (erg) compact en dat is zowel een plus als een min. Plus als je al wat ingevoerd bent in deze aanpakken, maar een min is het als je nieuw bent in het vak of in de theorie. Dan word je overspoeld met terminologie. In die zin lijkt het een boek voor ingewijden in het vak. Want enige voorkennis helpt wel.
Zo lees ik dat ‘de echte lessen van het Manhattan-project aan het eind van de jaren zestig uit de literatuur zijn verdwenen’. Maar ik heb geen idee waar het dan over gaat.
Hier en daar zitten er filosofische uitspraken in het boek, zoals dat ‘vooral de positivistische en deterministische benadering van projecten en projectmanagement gedurende de laatste vier decennia het vakgebied nu danig in de weg zit.’
En op een andere pagina wordt gesteld dat in het geval de projectmanager zich in het project meer op de conceptfase richt, dit de mogelijkheid biedt om de aanname te omzeilen dat een project al bij de aanvang helemaal uitgekristalliseerd moet worden. ‘Zo kan worden voorkomen dat onzekerheid en onvoorspelbaarheid ofwel genegeerd, ofwel niet geaccepteerd wordt. Dat betekent ook dat het dominante op controle gerichte projectmanagementmodel wordt losgelaten voor projecten met veel onbekende factoren…’.
Om de verschillen tussen projecten beter te begrijpen helpt het Snowdens Cynefin-raamwerk dat de auteurs bespreken (gebruik makend van het boek van Spaans: hoe richt je een zwerm?). Dit model helpt de projectmanager bij het bepalen van de moeilijkheidsgraad van zijn opgave. Snowden onderkent vier typen opgaven: simpele opgaven, ingewikkelde opgaven, complexe opgaven en chaotische opgaven.
Nu zien de auteurs dat er steeds minder simpele en ingewikkelde opgaven zijn (de opgaven waar routinematig werken en projectmanagement geschikt zijn). De toekomst is volgens hen aan complexe en chaotische opgaven. Complexe opgaven vragen niet om ‘klassiek projectmanagement’. Hier past samen zoeken, experimenten, trial and errror. Het is aan de lezer om te beoordelen of de voorspelling dat er steeds meer sprake is en zal zijn van complexe opgaven, terecht is.
In het hoofdstuk met de titel ‘projectmanagement – ratio en emotie?’ worden een groot aantal theorieën over de interactie met individuele mensen en kleine groepen (teams) erg compact behandeld zoals de actietheorie en weerstand volgens Argyris, situationeel leiderschap volgens Hersey en Blanchard, de teamfasenvolgens Tuckman en de verandercurve van Kübler-Ross. Verder komen onderwerpen zoals persoonseigenschappen, persoonlijkheidsstoornissen, cultuur, gebruiken en gewoonten aan bod. Ook hier wordt van de lezer verwacht dat er voorkennis is, want de onderwerpen worden wel erg compact beschreven.
Mij bekroop bij het lezen dat ik een reader in mijn handen had. Een reader voor vakgenoten. Als dat inderdaad zo bedoeld is, dan is het niet erg dat de lijn in het boek ontbreekt en er veel besproken wordt maar niet echt uitgewerkt.
Over Rudy Kor
Rudy Kor is zelfstandig organisatieadviseur en auteur van diverse managementboeken. Tot voor kort werkte hij (als senior partner) bij Twynstra Gudde. Hij startte zijn werkzame leven bij Philips in Eindhoven. Als adviseur helpt hij (project)managers bij het effectiever inrichten van hun projecten. Als veellezer wordt hij gedreven door nieuwsgierigheid en schrijft regelmatig boekrecensies.