Interculturele competenties van Patrick Janssen is gebaseerd op relevante theorieën en begrippen. Gelijktijdig is het een heel praktisch boek gericht op het ontwikkelen van vaardigheden.
Waardevol aan dit boek is ook dat Janssen de lezer oproept om te kijken hoe iets in elkaar zit en niet meteen te oordelen. Hij zet aan tot reflecteren vanuit een wetenschappelijk standpunt en nodigt uit tot toepassing in de praktijk. Ieder hoofdstuk sluit af met een samenvatting. Daarna volgen vragen en opdrachten. Pas na het oefenen mag je dan als student komen tot je eigen oordeel over de theorie. In de kantlijn staan in blauwe inkt de termen die op de pagina zijn toegelicht; heel handig.
Het boek is opgedeeld in drie delen. Deel een start met inzichten in wat cultuur is. En wat het niet is. Cultuur blijkt volgens Janssen een veel groter deel van ons leven te bepalen dan we denken, of soms zelfs willen geloven. Veel van wat wij als mens denken en doen is onderdeel van de eeuwenoude cultuur van onze samenleving. Denk maar eens aan de veelgehoorde uitspraak ‘Zo hoort het’. Cultuur is van een groep, aangeleerd, relatief en zorgt voor betekenisgeving.
In deel twee staat op het opdoen van kennis over culturele modellen en theorieën. Janssen legt uit hoe ze zijn ontstaan en hoe ze vervolgens in de praktijk te benutten. Zo worden bijvoorbeeld de modellen van Geert Hofstede (indeling van zes culturele dimensies om culturen te kunnen vergelijken) en dat van Hall (culturele basiswaarden voor communicatie) uitgebreid toegelicht. Ook zet Janssen het model van Kluckhohn (universele dilemma’s) helder uiteen, zodat je als lezer/student inzicht krijgt in de keuzes die een cultuur maakt ten aanzien van bijvoorbeeld gerichtheid op het verleden, het heden of de toekomst. Daarnaast besteedt hij aandacht aan het model van Richard Lewis, dat uitgaat van drie cultuurtypen. Lewis heeft daarvoor vijftien communicatiestijlen gedefinieerd die in elke cultuur, in elk land en bij iedereen op de wereld kunnen worden waargenomen. Ook is er een link naar een persoonlijke test waar je toe wordt uitgenodigd. Bij de vragen en opdrachten aan het eind van een hoofdstuk word je uitgenodigd om de modellen toe te passen op de casuïstiek die in het boek is opgenomen. Van daaruit is de stap naar je eigen situatie gemakkelijk te maken.
In deel drie staat het leren in de praktijk centraal: culturele competenties kan iedereen ontwikkelen. Janssen legt het model van interculturele sensitiviteit van Bennett uit en de stadia van een culture shock. Ook bespreekt hij de vier stadia van leren uit het model van Burch [(on)bewust (on)bekwaam], omdat het kan helpen om te begrijpen hoe onze culturele sensitiviteit kan groeien; en waarom dat soms onaangenaam voelt. De opdracht erbij gaat over het koppelen aan een casus. En met hulp van het aanstippen van het 4A-model van Jongepier: afwenden, analyseren, afzetten en afstemmen, wordt de student uitgenodigd om een (eigen) casus te kiezen en deze fasen erin te duiden.
Ook het hoofdstuk met uitleg over het innemen van verschillende perspectieven is de moeite waard: ik-perspectief, perspectief van de ander, helikopterperspectief, culturele expert-perspectief. Een belangrijke competentie is om dingen vanuit verschillende perspectieven te bekijken en daardoor beter te begrijpen hoe bijvoorbeeld die ander ‘kijkt’. Alle perspectieven zijn immers waar. En dat geldt niet alleen intercultureel, maar zeker ook in bijvoorbeeld organisaties. Ook daar kijken medewerkers allemaal via de glazen van hun eigen bril naar de werkelijkheid.
Gelukkig blijft ook het model van de ijsberg niet onbesproken. Immers de grootste valkuil in communicatie is de aanname dat als men geen problemen ziet, er ook geen problemen zijn. Ook dit geldt natuurlijk tussen mensen van dezelfde culturele achtergrond.
Tot slot, als antropoloog en gespreksmaker ben ik te spreken over het laatste hoofdstuk waarin Janssen uitleg geeft aan de student over het verschil tussen een dialoog en een discussie. Juist in het ‘samen denken’ dat centraal staat in een dialoog kan er wederzijds begrip worden gecreëerd. De student wordt meegenomen in een uitleg over de vier competenties die nodig zijn om een goede dialoog te kunnen voeren. Vanuit die competenties grijpt Janssen ook weer terug naar de eerder door hem aangehaalde theorie en modellen. Alles bij elkaar is Interculturele competenties een fijn leerboek voor studenten en een prettig naslagwerk voor docenten en andere geïnteresseerden.
Over Anke Tijtsma
Anke Tijtsma is organisatie-antropoloog en gespreksmaker bij Buro AanZet. Door middel van haar systemische blik op organisatievernieuwing stimuleert ze de veranderkracht van haar opdrachtgevers en hun medewerkers. Ze is gefascineerd door ingesleten patronen in organisaties. In haar procesmatige aanpak speelt ze met ‘maken’ en kunst. Ze heeft een voorliefde voor werken in publieke organisaties.