Bij die creatieve industrie valt te denken aan podiumkunsten, gaming, festivals, mediaproducties en de muziekindustrie. Nu werk ik niet in of voor de creatieve industrie en dat maakt het lastig een verantwoorde recensie te schrijven over hun boek c.q. aanpak. Daarbij kom ik uit een heel andere school van projectmanagement.
Soms lijkt het erop dat de auteurs hier en daar gebruik maken op de principes uit het ‘klassieke’ projectmanagement, waaraan ze eigen elementen en nieuwe taal/concepten toevoegen. Naast bouwstenen uit projectmanagement gebruiken ze in het boek bouwstenen uit Design Thinking en Scrum. Eigenlijk bouwt Mulder in haar voorgaande boeken, en ook weer met deze, nu samen met Kolsteeg, aan een eigen school van het managen van unieke opgaven, die ze het label project geeft: ‘Een project is een unieke en complexe vraag die, met een beperkte hoeveelheid geld en op een bepaald moment, beantwoord wordt door een multidisciplinair team’.
De geoefende projectleider en opdrachtgever zal even fronsen, want hier staat de vraag centraal, bij de meeste andere aanpakken staat het resultaat (samen met het doel) centraal. Om de vraag te beantwoorden welke aanpak past bij projecten in de creatieve industrie, kun je deze opgaven ordenen aan de hand van vijf karakteristieken: complexiteit, onzekerheid, vaagheid, tijdsdruk en originaliteit.
Dit boek is een handleiding hoe te opereren in een complexe omgeving. Deze omgeving zal bij tijd en wijle de kenmerken van chaos hebben. Maar chaos hoort bij een project, zo wordt gesteld. Chaos wordt gedefinieerd als de onvermijdelijke toestand die nodig is voor groei en innovatie. De definitie die ze gebruiken voor chaordisch projectmanagement is vervolgens dat het een aanpak is voor projecten die gebruikmaakt van de orde die er van nature in complexiteit heerst. Bij chaos moet je eigenlijk niks doen, je moet er al in de periode voor, in de rustige periode, op geanticipeerd hebben. Daarbij kun je gebruik maken van elf interventies die Mulder ook al in haar voorgaande boeken heeft beschreven, de zogenaamde project’s eleven.
Deze elf interventies zijn een handige leidraad voor de betrokkenen die zo weten welke interventies wanneer toegepast kunnen worden. Ze worden in verschillende hoofdstukken behandeld en het gaat daarbij om interventies zoals: Richt je aandacht voortdurend op het hogere projectdoel, Werk op basis van vertrouwen, Houd de dialoog met belanghebbenden gaande, Hanteer een ontwikkelingsbenadering met erkenning voor vaagheid, Bewerkstellig de voorwaarden voor zelfsturing, Werk resultaatgericht, alleen daar waar het past.
Er blijft een rol bestaan voor de (transformationele) projectleider, die in vier verschillende rollen kan opereren: de sense-maker, de web-weaver, de game-master, de flow-balancer. Ongeacht de rol, moet de projectleider zorg dragen voor het doorlopen van drie focussen. ‘Voor chaordische projecten onderscheiden we drie focussen: scoping, creating en completing. Het idee is dat je gedurende een periode werkt met een bepaalde focus, totdat de situatie vraagt om een wending naar een andere focus’.
Ik ben nog niet overtuigd van het nut van de aanpak van Mulder en Kolsteeg. Het is een moedige poging om de theorieën uit chaos en orde (samengevoegd tot chaordisch), handen en voeten te geven. Het lijkt erop dat ze bouwen aan een eigen ‘school’ voor het managen van een bepaald type unieke opgaven, die ze het label ‘project’ geven. Het doorgronden wat nu precies de waarde van hun aanpak is, met een eigen taal en eigen spelregels, was voor deze lezer niet echt duidelijk. Laat staan wat de voordelen van deze ‘school’ zijn.
Over Rudy Kor
Rudy Kor is zelfstandig organisatieadviseur en auteur van diverse managementboeken. Tot voor kort werkte hij (als senior partner) bij Twynstra Gudde. Hij startte zijn werkzame leven bij Philips in Eindhoven. Als adviseur helpt hij (project)managers bij het effectiever inrichten van hun projecten. Als veellezer wordt hij gedreven door nieuwsgierigheid en schrijft regelmatig boekrecensies.