Parker heeft jarenlang lesgegeven aan verschillende business schools en weet daardoor precies wat er allemaal gebeurt. Zijn verhaal laat een donkere wereld zien, waarin studenten enorme bedragen uitgeven aan een opleiding waar ze, volgens Parker, niets aan hebben zodra ze het bedrijfsleven in gaan.
In de eerste zes hoofdstukken laat Parker zien hoe business schools zijn ontstaan. Wat ik niet wist, en hier van leerde, is dat het niet de Amerikanen maar de Europeanen waren die met het concept kwamen. De Amerikanen volgden wel snel en hebben nu de meeste business schools. Uiteindelijk vind je overal, in elk land een aantal business schools, waar studenten worden opgeleid tot managers. Inmiddels kun je in allerlei domeinen een MBA halen, voor enorme bedragen. De business schools krijgen het er vooral van langs om hun ouderwetse wijze van doceren. Er wordt les gegeven door mensen die ouder zijn, die nog weinig hebben met de digitale hulpmiddelen, en die boeken gebruiken die ouder zijn dan tien jaar. En dat terwijl de wereld om de business schools heen in een enorme vaart bezig is om zichzelf te innoveren. Ook zien studenten weinig terug van de zo graag geziene link met het bedrijfsleven.
Parker verontschuldigt zich (een beetje) voor zijn donker relaas. Er zijn vast uitzonderingen op de regel. Maar hij heeft, en daar schrijft hij al langer over, in dit boek geprobeerd een lans te breken voor het ontwikkelen van schools of organizing.
Wat het onderwijs aan de universiteit mist, volgens Parker, is inclusiviteit. Hij doelt hier op het toespitsen dat we nu doen. We onderzoeken wel dit, maar niet dat. Scopen of kaderen noemen we dat. Maar hierbij gaan we voorbij aan het kunnen leren van andere domeinen. Vroeger (en af en toe nu ook nog) spraken kwantitatieve en kwalitatieve onderzoekers niet met elkaar. Nu is er actie onderzoek. Heel voorzichtig worden nieuwe terreinen onderzocht waarbij methoden worden gemixt en de onderzochte mee mag doen en co-researcher wordt.
Parker breekt een lans voor het stellen van andere vragen. Van: ‘hoe kunnen we zorgen dat we nog meer groeien', naar ‘hoe komen mensen en dingen samen om iets te maken'. Bij zulke vragen zijn sociologie, geschiedenis, en antropologie net zo belangrijk als economie (maar dan wel die nieuwe vorm) en natuurkunde. Eigenlijk net als een kookboek waarin je in de traditionele wijze precies leest hoeveel je nodig hebt van een ingrediënt, terwijl je in een innovatief kookboek wel leest wat je zou kunnen gebruiken, maar de hoeveelheid kun je zelf kiezen. Of je krijgt een aantal tips aan het eind van het recept waarmee je je eigen draai aan het gerecht kunt geven.
Want hoe kunnen, nieuwe en innovatieve bedrijven nog werken met mensen die van traditionele business schools af komen? Stel dat je zo'n innovatief bedrijf bent en je hebt zelfsturende teams. Mensen hebben geen functiebeschrijving meer, want ze werken nooit 5 dagen op dezelfde afdeling. Ze doen allerlei dingen, in samenwerkende teams. Hoe moet je dat managen als je op de business school nog leerde over transactioneel leidinggeven? Gelukkig zal dat wel mee vallen (dat is wel heel oud), maar er zijn nog steeds business schools die op traditionele wijze economie doceren.
Wat willen de studenten? Een lastige vraag om te beantwoorden, want een eerste vraag zou moeten zijn: ‘hebben de studenten keuze'? Vaak hebben ze geen keuze. Vaak moeten ze een business school kiezen, omdat ze geen toegang hebben tot universitair onderwijs. De diversiteit of eigenlijk de inclusiviteit waar Parker eerder over sprak heeft ook betrekking op de vraag wat studenten willen. Als ze niet weten wat andere mogelijkheden zijn, zullen zij blijven kiezen voor business schools. Wat belangrijk is om je te realiseren is dat studenten niet dom zijn. Ze weten al heel veel. Ze weten dat de aarde opwarmt, ze weten dat leven op hamburgers bij McDonalds niet gezond is. Ze weten dat de oceanen vol met plastic zitten. Wat ze vaak niet weten is hoe organisaties in elkaar zitten. Hoe het netwerk van mensen er uit ziet. Wat van invloed is op het goed functioneren. Als je studenten een toekomst beeld laat zien van mogelijkheden, dan kan een business school van toegevoegde waarde zijn.
Parker beschrijft twee mogelijke toekomstige business schools. De eerste is makkelijk te realiseren: de business school zit midden in de universiteit, dus niet meer in zo'n clean wit gebouw dat is betaald door een groot bedrijf. Er wordt lesgegeven in van alles en nog wat en er wordt gekeken naar hoe het MKB en NGO's werken, naast wat grotere bedrijven.
Zijn volgende beschrijving gaat wat verder. Hier praat hij over een soort van open-source oneindige leeromgeving, waarin van alles mogelijk is, waarin domeinen bij elkaar zitten, en waar mensen met elkaar in co-creatie tot mooie nieuwe dingen komen.
Dr. José W. Otte MBA werkt als waarderend onderzoeker met een bedrijfskundige gedragswetenschappelijke achtergrond. Zij faciliteert sociale innovatie door het introduceren van dialoog groepen waarin gewerkt wordt met bijzondere vragen. Ze is verbonden aan Mizu.
Over José Otte
Dr. José W. Otte MBA werkte als waarderend onderzoeker met een bedrijfskundige gedragswetenschappelijke achtergrond. Zij faciliteerde sociale innovatie door het introduceren van dialooggroepen waarin gewerkt werd met bijzondere vragen. Ze was verbonden aan Mizu. José geniet inmiddels van een welverdiend pensioen, en recenseert geen boeken meer.